35

1936

Devi beet op haar lip en keek zenuwachtig toe terwijl Baby bananenjam op haar toast smeerde. Er lag een starre uitdrukking op Devi’s gezicht, en lijnen rimpelden dat ooit zo gladde, perfect gebogen voorhoofd.

‘Hij is deze keer goed gelukt, de jam,’ zei Devi in een poging om Baby af te leiden. ‘Dat hangt natuurlijk helemaal af van de bananen. De rode neindra-soort, die zijn alleen goed om te stomen. Middelgrote mara-bananen moet je eigenlijk hebben; maar zelfs dan moeten ze niet te zoet zijn, anders is de jam niets dan suiker; te rijp en de jam wordt te dun. Deze waren precies goed, met stevig vruchtvlees en precies zoet genoeg. Ze kwamen uit het bosje achter in de plantage.’ Ze zweeg even, wachtend op een reactie, maar Baby had haar aandacht op de trap gericht.

‘Baby!’ riep Devi, en ze maakte haar schoondochter zo aan het schrikken dat die haar mes kletterend liet vallen. Devanna wierp haar over de tafel een blik toe; Devi voelde de afkeuring in zijn ogen en dwong zichzelf een zachtere toon aan te slaan, maar ze klonk nog altijd hoog en bezorgd. ‘Wat doe je, kunyi, maak je broodpudding? Kijk eens naar je toast!’

Baby sloeg haar onthutste ogen neer op haar toast, waar ze zo veel heerlijke jam op had opgehoopt dat hij uit elkaar begon te vallen. Ze bloosde.‘Ik had niet in de gaten...’

Kunyi, eet je ontbijt op,’ kwam Devanna vriendelijk tussenbeide. ‘Appu komt snel genoeg naar beneden, je weet dat hij uitslaapt als hij laat is thuisgekomen.’

‘Laat? Hoe laat?’ vroeg Devi onheilspellend. ‘Hoe vaak moet ik hem nog zeggen dat het genoeg is met dat late uitgaan? Baby, je moet...’ Ze zweeg even en vocht om haar stem kalm te houden. Toen nam ze over de tafel heen Baby’s hand in de hare.‘Verlies hem niet uit het oog, heb ik je dat niet gezegd? Hoe vaak moet ik het je nog vertellen, kunyi? Hij is een getrouwd man, zorg dat hij dat niet vergeet.’

Baby staarde ongelukkig naar haar bord.

‘Tukra,’ zei Devi,‘ga Appu eens wakker maken.’

Tukra kwam geschrokken overeind. ‘Aiyo! Appu anna wordt kwaad als ik hem wakker maak; hij zegt dat hij me de nek omdraait. Niet dat hij dat doet, maar dat zegt hij wel. Tukra, zegt hij, ik zweer je dat ik je nek...’

‘O, in hemelsn... Appu! Appu!’ Devi wachtte en luisterde of ze een beweging hoorde, misschien een voetstap of een kreet terug, maar het bleef hardnekkig stil op de bovenverdieping.

‘Die jongen! Nog geen twee druppels alcohol in zijn mik en hij zou door alle overstromingen heen slapen.’ Ze wendde zich tot Baby, zichtbaar van streek.‘Waarom laat je hem ook zonder jou gaan? Je moet hem vergezellen, altijd aan zijn zijde zijn.’

‘Zijn vrienden...’

‘Ja, hij heeft flitsende vrienden en vriendinnen. Nou en? Jij bent veel knapper. Maar...’ Devi wees naar de waslijn waar de was van die ochtend aan hing. ‘Die bloezen van jou! Eerder geschikt voor een olifant dan voor een vrouw!’ De gewraakte kledingstukken zwaaiden beschaafd aan de lijn met hun lange mouwen en hoge halslijnen.

Baby wierp een diepbeschaamde blik in Devanna’s richting. Hij had zich teruggetrokken achter zijn krant en deed galant alsof hij geen woord van dit laatste gespreksonderwerp hoorde.

Devi zette haar tirade voort. ‘Alle jonge meiden dragen van die piepkleine bloesjes, en jij blijft maar dingen dragen die Tayi gewaardeerd zou hebben! Ik wil niet zeggen dat je er onfatsoenlijk bij moet lopen, maar werkelijk, kunyi!’ Ze drukte een hand tegen haar pijnlijke hoofd. ‘Dit gaan we doen. Ik laat de kleermaker komen. Laat hem een paar bloezen voor je naaien, van het moderne soort.’ Ze liet een keurende blik over het figuur van haar schoondochter gaan. ‘Je bent nog zo jong, op jouw leeftijd moet een vrouw haar charmes gebruiken.’

Baby, nog te gegeneerd om op te kijken, knikte zwijgend.

Appu maakte eerst ook altijd grapjes over haar bloesjes en de hemden die ze er graag onder droeg.‘Wat is dit?’ zei hij, ze ongelovig omhooghoudend.‘Heb je het niet warm onder al die lagen stof?’

‘Ik ben nu toch een getrouwde vrouw? Ik moet mijn fatsoen bewaren. Of had je soms liever dat ik mijn blote huid liet zien aan alle mannen in mijn buurt?’

Hij had haar lachend op schoot getrokken. ‘Niet aan alle mannen, nee. Maar wat dacht je ervan om zo nu en dan iets opwindenders te dragen voor je echtgenoot?’

Ze had het geprobeerd. Had de jurken gedragen die hij voor haar kocht, ging met hem mee naar de feestjes en probeerde een gesprek op gang te houden met de onmogelijk glamoureuze echtgenotes van zijn vrienden. Ze hadden allemaal veel drukte over haar gemaakt, over hoe knap ze was. Dags blozende roos, noemden ze haar. Een paar van hen hadden geprobeerd haar in hun kring te betrekken, maar ze spraken zo snel dat ze de gesprekken moeilijk kon volgen. Ze kende natuurlijk Engels, had het op school geleerd. Desalniettemin kostte het haar tijd om Engels te spreken omdat ze de woorden in haar hoofd moest vertalen voor ze ze voorzichtig van haar tong duwde.

De Kodavavrouwen... die waren het ergst van allemaal. Ze had zich juist bij hen willen aansluiten omdat ze dezelfde achtergrond deelden, maar als ze hen in hun eigen taal aansprak, antwoordden ze altijd in Engels met kloosteraccent – een subtiele afwijzing die haar deed blozen.

‘Moeten we echt gaan?’ had ze op een dag pruilend tegen Appu gezegd.‘Waarom blijven we niet gewoon thuis? Laat mij koken, dan maak ik een lamsstoofpot met zilveruitjes voor je en boterzachte warme otti’s.’

Appu schudde zijn hoofd en lachte. ‘Geen otti’s vanavond, mijn lieveling. Gepaneerde koteletjes en caramelcustard, volgens de secretaris van de Club dan.’ Hij petste haar vrolijk op haar achterwerk.‘Kom, schiet op, anders komen we nog te laat.’

Ze deed die avond oprecht haar best en sprak dapper de zinnen uit die ze in het geheim had geoefend. ‘Hoe gaat het met je, Ethel? O, wat zie je er vandaag mooi uit, Daisy.’

Daisy Bopanna lachte.‘Er gaat niets boven een potje rampetampen om een beetje kleur op je wangen te brengen. Timmy was behoorlijk in de stemming vanmiddag. Wat is dat met die mannen in Kodagu, je hoeft als vrouw maar een elleboog aan te raken, of een teennagel, en beng! Ze zijn al op weg.’

Baby was vuurrood geworden. ‘Kom, lieverd!’ riep Daisy uit. ‘Kijk niet zo gechoqueerd, anders ga ik me nog stout voelen!’

Appu kwam naar ze toe slenteren met een karaf in de hand. ‘Stout? Baby, wat heb je in hemelsnaam tegen mijn lieve Daisy gezegd dat ze zich zo voelt?’

‘Appu... dat ze...’

Daisy had haar onderbroken met een geamuseerde zwaai van haar sigaret. ‘We vergeleken onze aantekeningen over hengsten uit Kodagu, dat is alles.’ Ze legde een hand op Appu’s borst en streek licht over de revers van zijn jasje.‘En aan haar rooskleurige wangen te zien, gok ik dat je bruid met een echte dekhengst te maken heeft.’

Appu grijnsde, nam Daisy’s hand in de zijne en had haar vingertoppen gekust. Baby had onmachtig staan toekijken, zich er pijnlijk van bewust hoe ver ze afstond van deze kringen met hun luchtige scherts en seksuele toespelingen.

‘Appu!’ riep Devi nu, en Baby schrok.‘Appu!’

‘Oké, oké, oké. Avvaiah, je bent nog erger dan die verdomde haan buiten. Ik draai hem vandaag of morgen nog eens de nek om, ik zweer het. Ik was nog maar net in slaap gevallen of...’ Appu kwam met tegenzin de trap af.

‘Wanneer ben je een keer klaar met al dat gefeest?’ vroeg Devi gefrustreerd.‘Het zou prettig zijn als je zo nu en dan eens thuis was bij het eten.’

‘Feestvieren met reden, Avvaiah. De verkiezingen...’

‘Waarom neem je Baby dan niet mee?’ Devi dwong haar stem redelijk te klinken.‘Kom,Appu, je hebt nu een vrouw. Kijk eens naar haar, het arme ding heeft nauwelijks een hap gegeten, ze zit alleen maar op jou te wachten.’

Appu zei niets. Hij stak zijn hand uit naar de koffiepot, maar Baby was sneller. Ze vulde zijn kopje in één vloeiende beweging.

‘Baby...’ Licht geïrriteerd, maar zonder te weten waarom, besloot Appu het te laten rusten.

Hij voelde zich alsof hij met doeken omwikkeld was. Zoals die keer dat hij als kind in een van Avvaiahs verdomde hutkoffers met sari’s die ze nooit droeg was gekropen. De ene na de andere laag stof; toen hij probeerde de koffer uit te kruipen leken ze wel te bewegen, zich om zijn armen en benen te wikkelen en hem in hun plooien te trekken, tot hij het in paniek had uitgeschreeuwd. Natuurlijk was hij toen nog heel jong geweest. Appu fronste zijn wenkbrauwen bij de herinnering.

Soms voelde dit ook zo. Als Baby hem smeekte om niet naar zijn vrienden te gaan, thuis te blijven: ‘Alleen wij, alleen wij tweeën.’

Hun huwelijk had de rusteloosheid in hem een tijdlang gestild. De eerste paar maanden had hij nog geleden onder de nachtmerries die begonnen waren nadat... nadat die schoft van een Stassler... Dan schrok Appu wakker, doorweekt van zijn eigen zweet, te zeer overstuur om de vragen in Baby’s ogen te beantwoorden. Ze nam hem dan in haar armen en neuriede liedjes in zijn oor alsof hij een kind was. Langzaam trokken die afschuwelijke beelden weg en werd de kamer weer wat hij hoorde te zijn.

En als hij de volgende ochtend wakker werd, lag Appu haar zwijgend te bewonderen, zijn prachtige roos van een vrouw. Haar lip-pen iets uiteen, de wimpers lang en dik tegen een porseleinen wang. Daar lag hij, terwijl die verdomde haan luid genoeg kraaide om de doden te wekken, en genoot van de vrede in zijn hart.

‘Het duurt niet lang, weet je,’ hadden zijn maten in de Club tegen hem gezegd. ‘Ze veranderen na het huwelijk. Alles verandert. De seks gaat er als eerste uit. Na een tijdje is het nieuwtje ervan af, hup, gewoon even doen en opschieten, en wees snel, lieverd, want we krijgen gasten te eten. En als de seks minder wordt, begint het zeuren. Moet je je haar zo plat kammen? Moet je zo hard lachen? Moet je dit wel doen, ga liever dat doen.’

Appu had ongelovig gelachen. Hij wist dat ze jaloers waren, het hele stel, hij zag hun gezichten wel als ze naar Baby keken.

Maar toch staken de woorden die avond als mieren in een neergeschoten fazant. Zouden ze echt genoeg van elkaar krijgen, zoals zijn vrienden voorspelden? Nee toch zeker? Hij had haar die avond praktisch haar bloes van haar schouders gescheurd en met zijn mond de blauwe plekken op haar huid gevolgd, als een dolle knabbelend en zuigend aan die roomblanke huid. Ze had op dezelfde manier gereageerd; ze klauwde in zijn rug, beet in zijn oor en zoog aan zijn onderlip tot ze het uiteindelijk samen uitschreeuwden en in een huiverende, doorzwete hoop in elkaar zakten. En Appu’s hart was opgetogen geweest.

Het was een genot geweest om thuis etentjes te geven in de officiële eetkamer en haar vanuit zijn ooghoeken te bekijken, fraai gekleed in een van de jurken die hij voor haar had besteld en met de groen-gouden kevervleugeloorbellen uit Berlijn in haar oren.

Van alle juwelen die hij haar had gegeven leek ze het meest van deze oorbellen te houden. Ze had er verwonderd naar gekeken toen hij ze haar gaf. ‘Van vléúgels? Echt waar?’ Ze streek met haar vinger over de randen.‘Wat teer...’ Ze had ze in het licht gehouden en de groene en gouden vonken bewonderd die erdoorheen schoten.‘Sprookjesvleugels voor een sprookjesprinses.’

‘Wat?’ had Appu geschrokken gevraagd. Hij dacht dat hij het verkeerd verstaan moest hebben. Had de eigenaresse van de winkel niet precies hetzelfde gezegd toen hij ze kocht? ‘Wat zei je daar?’

‘Sprookjes...’ Ze hief haar blik verward naar hem op. ‘Ik weet het niet, die woorden schoten gewoon door mijn hoofd. Ze zijn zó mooi, Appu. Van echte vleugels, moet je je voorstellen!’

Ze droeg ze bij elke geschikte gelegenheid, hoewel hij veel duurdere sieraden voor haar had gekocht. De oorbellen hingen glanzend tegen haar haar als ze zich tussen de gasten door bewoog, vingen het licht als ze sprak, alsof ze meedeinden met Baby’s aarzelende, zangerige Engels dat hij zo onweerstaanbaar vond.

Waar waren die dagen gebleven? Nu weigerde ze mee te gaan naar de Club. ‘Ik begrijp niet wat ze zeggen, die andere vrouwen. Al die vieze grapjes die ze maken, al dat man-vrouwgepraat. Het is niet fatsoenlijk. En die Daisy...’

Eerst had het hem geamuseerd; hij dacht dat ze een van haar buien had, dat het misschien de tijd van de maand was. ‘Kom, wat heeft Daisy dan gezegd? De kunst is om haar niet serieus te nemen. En ze mag je eigenlijk heel graag. Heeft ze je geen mand uit Hans’ winkel gestuurd toen je ziek was?’

Baby zei niets. De mand was tot de rand gevuld geweest met blikjes sardientjes. De vorige avond in de Club hadden de vrouwen de prijzen bij Hans nog staan bespreken. Hoe belachelijk ze het vonden dat zelfs een klein blikje sardientjes een hele roepie kostte. ‘Ik ga elke zondag naar de vismarkt,’ had Baby behulpzaam gezegd. ‘Verse vis – mathi, katla, alle soorten. Jullie zouden eens met mijn visverkoper moeten praten, hij geeft mij altijd een goede prijs.’

De vrouwen staarden haar ongelovig aan en barstten toen in lachen uit.‘De vismarkt? De vísmarkt!’ had Daisy gesputterd, terwijl ze de tranen uit haar ogen veegde. ‘O, Baby, dierbaar rozenknopje, wat zeg je toch allemaal voor dingen? Verwacht je echt dat we daarheen zullen gaan? En na afloop misschien jouw visverkoper thuis uitnodigen voor de thee?’

De hele week daarna had Baby gezegd dat ze koorts had en ging ze niet mee naar de Club. Daisy had de beterschapsmand gestuurd, gevuld met blikjes sardientjes.

Ze had niet eens geprobeerd om aan Appu uit te leggen hoe beledigend dat gebaar was; hij zou er niets van begrijpen.

‘Monae,’ probeerde Devi opnieuw op kalmerende toon. ‘Waarom moet je toch steeds zo laat uitgaan? Wanneer ga je iets over de plantage leren, er moet zo veel gebeuren...’

‘Later. Alsjeblieft, Avvaiah, we kunnen dit alles en nog veel meer bespreken, maar pas als mijn hoofd niet meer bonst.’

‘Nánju zou...’ begon Devi, en toen veranderde ze van gedachten en brak ze haar zin halverwege af.

‘Ja?’ vroeg Appu met koude stem.‘Ga verder, Avvaiah, wat wilde je zeggen?’

‘Zo is het genoeg, Appu,’ zei Devanna zacht.

Appu haalde zijn schouders op en begon boter op zijn toast te smeren. Devi weigerde echter op te geven en prutste aan het tafelkleed terwijl ze wachtte tot Appu zijn eieren op had. ‘De weeklonen. Kom vanochtend bij me zitten, dan doen we de uitbetalingen samen.’

‘Gód, Avvaiah. Probeer je met opzet mijn hoofdpijn nog erger te maken? Later. Misschien.’

Devi’s gezicht betrok.‘Nanju was altijd zo goed in...’

‘Ja, ja, we weten het,’ zei Appu sardonisch.‘Nanju dit, Nanju dat, de perfecte Nanju, prins van een zoon. Als hij hier nog was, zou hij er niet van dromen om zo laat thuis te komen. Als hij hier nog was, zou hij de leiding van de plantage allang overgenomen hebben. Maar hij is hier niet, of wel soms?’

‘Ik zei: zo is het genóég, Appu,’ viel Devanna uit. De woede in zijn stem was zo ongewoon dat ze allemaal versteenden.

Appu keek heel even beschaamd. Hij deed zijn mond open alsof hij zijn excuses wilde maken, maar toen verhardde zijn gezicht. Hij gooide zijn servet met een bitter gebaar op tafel, stond op en liep weg.

Devi beet op haar lippen, vervaarlijk dicht bij een huilbui. Ze had Nanju niet zo moeten prijzen, dat wist ze, maar ze had zichzelf niet in de hand. Met elk jaar dat verstreek leek ze meer over hem te willen praten; hij was in haar herinnering groter geworden dan hij in het echt ooit was geweest. Liefhebbender, gewetensvoller, door het verdriet omgevormd tot een onbestaanbaar foutloos kind. Het kwetste Appu als Devi zo over Nanju praatte. Hij vatte haar lofredes ten onrechte op als een onuitgesproken teleurstelling in hem.

Hij kon niet achter de woorden kijken, herkende het schuldgevoel niet dat aan haar tong kleefde. Het schuldgevoel van een moeder die haar kind heeft overleefd, die een verpletterende last met zich meesleept. En, erger nog dan dat schuldgevoel, een afschuwelijke waarheid. Een waarheid zo gruwelijk dat Devi hem zelf niet eens onder ogen wilde zien: de wetenschap dat ze ondanks alles meer van de overgebleven zoon hield dan van de zoon die er niet meer was.

Het verlies leek haar geheugen om te ploegen en er kwamen incidenten van jaren geleden naar boven.‘Perfecte prins van een zoon...’ Had Appu dat niet zojuist gezegd? De verkleedwedstrijd georganiseerd door de missieschool. Ze woonden nog in Madikeri; het was vóór Appu geweest, zelfs vóór Tiger Hills. Ze had over een stuk kant gebogen gezeten, vechtend tegen de klok om het de volgende ochtend klaar te hebben. Nanju bleef maar vragen stellen over de wedstrijd. ‘Maar, Avvaiah, wat moet ik aan? Het is een verkleedwedstrijd, ik heb een kostuum nodig.’

‘Wat dacht je ervan om als een prins te gaan?’ had ze verstrooid gezegd.

‘Wat dragen die dan? En wanneer is het dan klaar?’

‘Strakjes,’ had ze hem beloofd.‘Avvaiah heeft het nu druk, ze zal straks je kostuum maken.’ Hij was die avond steeds opnieuw naar haar toegegaan. Haar rug deed pijn, haar ogen prikten en nog altijd was het kant nog lang niet klaar.‘Strakjes.’

‘Ik zei: niet nu.’

Tot hij in tranen was uitgebarsten, waardoor zij van schrik al-weer met de naald in haar duim prikte. Ze was van haar krukje opgestaan en had woedend naar een schaar gegrepen.

‘Je wilt een kostuum?’ Ze had de schaar op haar bruidssari losgelaten en de rode zijde doormidden gescheurd, de gouden lovertjes eraf gerukt.‘Hier!’

‘Devi!’ had Tayi geschokt gezegd.‘Je tróúwsari!’

Het kind was de betekenis van wat ze gedaan had natuurlijk volledig ontgaan. Hij had daar gestaan, zo kléín nog, en had bewonderend naar de verknipte sari gestaard.‘Mijn prinsenpak...’

‘Nanju won de tweede prijs, weet je,’ zei Devi nu tegen Baby.‘Bij de verkleedwedstrijd op school. Hij zag er echt uit als een prins...’ Haar woorden stierven weg.

De Olympische Spelen van 1936 kwamen en gingen.‘Wat dacht je ervan om een reisje naar Berlijn te organiseren, Dags?’ hadden zijn makkers op de Club voorgesteld.‘Om Dhyan en zijn jongens aan te moedigen, ze een beetje steun te geven?’

Ze zagen de flits van paniek niet die de naam van de stad in Appu’s gezicht opriep, na al die jaren nog.‘Ik geloof niet dat Dhyan Chand onze aanmoedigingen nodig heeft om zijn toverkunsten uit te halen,’ zei Appu en hij veranderde van onderwerp.

En opnieuw behaalde het Indiase team, nu onder aanvoering van Chand, in de finale een 8-1 overwinning tegen de Duitsers. Hitler was zo onder de indruk van deze prestatie dat hij tijdens het diner na afloop aanbood om Chand, op dat moment een bescheiden Lance Naik in het Indiase leger, te bevorderen tot kolonel als hij naar Duitsland emigreerde. Dhyan had het aanbod beleefd afgeslagen.

Appu’s huwelijk liep steeds verder stuk, een geleidelijke ontsporing die hij begreep noch kon corrigeren. Bij elke verstreken maand en elke mislukte poging om zwanger te raken leek Baby zich nog wanhopiger aan hem vast te klampen. ‘Blijf hier, Appu.’ Hoe meer ze dat deed, hoe verder hij zich terugtrok, vol afkeer van haar behoefte aan hem en heimelijk wanhopig om de pijn die hij elke maand op haar gezicht las, om de vragen die opkwamen over zijn eigen potentie. Rusteloosheid stak opnieuw de kop op, een scherpgenagelde meesteres die zich niet liet negeren. ‘Ga niet,’ smeekte Baby als hij zich aankleedde om naar de Club te gaan. ‘Alsjeblieft, blijf bij me.’

‘Ga dan mee,’ zei hij hulpeloos tegen haar.‘Het is een welkomstdiner voor het nieuwe hoofd van de missie – je moet eigenlijk mee.’

‘Ik kan niet. Het is me te veel.’

Ze huilde nog toen hij geïrriteerd de kamer verliet en met lichte tred de trap af ging.

‘Vanwaar dat lange gezicht, mooie jongen?’ vroeg Daisy die avond.

‘Niets... het is niets.’

Ze keek hem even aan en boog zich toen dichter naar hem toe. De nieuwe priester sprak. Hij bedankte de clubleden voor hun genereuze welkom en bezong de deugden van het christendom.‘Zeg...’ zei ze zacht.‘Weet jij waarom Jezus nooit in Kodagu geboren had kunnen worden?’

Hij schudde zijn hoofd.

‘Waar zou je hier ooit drie wijze mannen en een maagd kunnen vinden?’

Hij begon te lachen en ze boog zich nog dichter naar hem toe om iets in zijn oor te fluisteren. Een korte pauze, een schuldbewuste blik in Timmy’s richting en toen fluisterde Appu met dansende ogen iets terug.

Na Daisy waren er anderen, zo nu en dan. Het doorbrak de monotonie.

De Indiase onafhankelijkheidsbeweging bleef maar groeien en werd bediscussieerd in het hele land, in salons met Perzische tapijten en in clubs waar bordjes aan de deur hingen met: ALLEEN VOOR BLANKEN, GEEN HONDEN OF INDIËRS TOEGESTAAN. ‘Deze onzin,’ zeiden de Britten ongemakkelijk tegen elkaar,‘zal toch zeker op niets uitlopen?’

Zijn vroegere bedenkingen vergetend had Appu zich met over-gave in de politieke zaak gestort.‘Eerste Minister!’ zei Timmy.‘Met jouw familieachtergrond en geld, Dags, zou je de Eerste Minister van een onafhankelijk Kodagu kunnen worden!’

Dat had plotseling volkomen redelijk geleken. Ik ben de zoon van de tijgerdoder.

Hij begon veel met zijn politieke kliekje rond te reizen, naar overheidsburelen aan de corridor Mysore-Bangalore-Madras om de zaak van een onafhankelijk Kodagu te bepleiten.‘Een acceptabel compromis,’ boden ze aan.‘We kunnen er samen wel uitkomen, als heren.’

Hij nam Baby niet met zich mee; hij verwachtte zelfs niet meer dat Baby hem naar de Club zou vergezellen. Baby van haar kant weigerde koppig om waar dan ook heen te gaan; zelfs bij de gala’s die Appu op Tiger Hills gaf mengde ze zich niet meer onder de gasten. Ze organiseerde de feesten en bleef dan, ondanks Devi’s bezorgde adviezen, boven en keek toe hoe de koplampen van de auto’s patronen over het gazon wierpen.

‘Een kind,’ zei Devi van streek tegen zichzelf.‘Wat we nodig hebben is het geluid van jonge stemmetjes om onze harten wat te verlichten.’ Een baby zou de dingen weer goedmaken tussen Appu en Baby, dacht ze, en ze legde haar vingers op de tijgerbroche alsof ze zichzelf wilde geruststellen.

‘Je moet véchten voor je geluk,’ spoorde ze Baby aan. ‘Als Appu vader wordt... probeer het, kunyi, je moet het nog harder proberen.’

Baby probeerde het ook, o, wat probeerde ze het. Het gebeurde niet meer zo vaak als daarvoor, maar elke keer dat ze samen lagen spande Baby haar spieren om de sappen in haar zo lang mogelijk vast te houden.‘Een baby, alsjeblieft, laat er een baby komen.’ Maar zonder uitzondering begonnen een paar weken later de krampen opnieuw.

Devi hing een oude kalender achter de deur van haar kamer. ‘Zie je die,’ zei ze tegen Baby. ‘Hier, we moeten je maandstonden beter bijhouden. Als je ongesteld wordt, moet je de datum aanstrepen.’

Maand na maand stond Baby zwijgend voor de kalender. Ze las het gebed dat op de bladzijden gedrukt stond. Moge je altijd de wind in je gezicht hebben, de zon altijd in je rug. Maand na maand, soms een week te laat, één keer bijna drie, maar uiteindelijk toch altijd weer maakte Baby de langzame, mismoedige gang naar Devi’s kamer en omcirkelde ze weer een datum.

Toen niets anders leek te werken consulteerde Devi een tantrische genezer uit Kerala. Hij mat een wit poeder af in een reepje krantenpapier.‘Laat de echtgenoot dit op de twintigste dag na de volle maan eten. Ik beloof je dat het kind dat volgt een jongen zal zijn.’

Baby en zij mengden het poeder stiekem door Appu’s rijst, en die nacht kreeg Baby maar heel weinig slaap.

De volgende ochtend werd ze wakker. Haar lichaam was sloom en een heel klein beetje pijnlijk. Het was als vroeger geweest, de vorige nacht. Ze wreef over haar buik, keek naar de slapende Appu en glimlachte.

Die hele dag leek wel betoverd. Appu was ook in een lome bui; hij kwam uit de badkamer en sloeg zijn armen om haar heen. ‘Echtgenote.’

‘Alles wordt anders, Appu,’ zei ze zacht terwijl ze het haar uit zijn gezicht streek. ‘Je zult het zien.’ Zelfs het licht leek anders, de stofdeeltjes in de zonnestralen veranderden in dansende schichten van goud.

De familie ontbeet op haar gemak terwijl de grammofoon op de achtergrond aan stond. Later plukte Baby armenvol rozen, lelies en lotussen en ze vulde porselein en kristal, overal in het huis. Zo nu en dan raakte ze haar buik aan, glimlachend. Hun kind.

Ze lagen na de lunch weer samen; een langzame, ontspannen vrijpartij. Appu keek in haar ogen tot ze dacht dat haar hart zou barsten. Zo vielen ze in slaap, hij boven op haar, en toen ze wakker werd, was het al vijf uur ’s avonds geweest. Ze glimlachte bij het valse gefluit dat uit de badkamer klonk.

Hij kwam naar buiten en ze keek naar hem. De glimlach viel in een oogwenk van haar gezicht.‘Ga je vanávond uit?’

‘Biljartavond, weet je wel?’ Appu grijnsde. ‘Je gaat nu toch geen stampij maken, hoop ik? Of...’ Hij maakte een buiging en nam haar hand, ‘misschien wil je me verrassen en me het genoegen van je gezelschap gunnen?’

‘Appu,’ begon ze.‘Appu... ga alsjeblieft niet.’

Ze kregen weer ruzie en de magie van de dag verdween in een harde kilte.‘Blijf bij me. Alleen vandaag, ga niet.’

Hij gaf bijna toe, maar toen knapte er iets in hem. ‘Nee,’ zei hij. ‘Nee. Ik kan dit niet nog een keer verdragen. Ik ga. Je mag natuurlijk mee, maar...’ Hij liep de trap af.

Zij schoot haar petticoat aan, haar lichaam nog ongewassen na de middag, nog steeds ruikend naar hem, een schone, aardse geur, als mos na de regen. Ze knoopte haar bloesje dicht, een van het strakke soort waarvoor ze uiteindelijk gecapituleerd was, en drapeerde een sari, een dunne rode van zijde die hij altijd mooi had gevonden. ‘Precies de kleur van je lippen,’ zei hij altijd.‘Mijn mooie Sneeuwwitje.’

‘Sneeuwwitje, Sneeuwwitje,’ mompelde Baby in zichzelf terwijl ze haar haar uit haar gezicht streek, de tranen prikkend in haar ogen.

Ze rende naar het raam toen ze de motor van de auto hoorde. ‘Appu!’ riep ze.‘Appu!’

‘Appu!’ riep ze nog eens, en ze rende naar de grote ramen van de bibliotheek.

De motor van de Austin bromde en de auto begon de oprijlaan af te rijden. ‘Appu!’ schreeuwde Baby, plotseling woedend. ‘Je kunt níét weggaan, blijf bij me!’

De Austin reed nog even door en aarzelde toen, bleef stilstaan.

Hij stapte de auto uit en schermde zijn ogen af terwijl hij omhoogstaarde naar Baby, die hij achter de ramen van de bibliotheek zag staan. Als het nu zo verschrikkelijk belangrijk voor haar is... dacht hij vermoeid.

‘Je kunt niet gaan!’ schreeuwde ze, zonder zich erom te bekommeren wie het zou horen. Ze bonkte met haar vuist tegen het bibliotheekraam.‘Blijf bij me, je moet bij me blijven!’

Hij stond op de oprijlaan en zei geen woord, staarde alleen naar haar op. De zon begon onder te gaan en wierp een roodachtige gloed. Wat was ze mooi, zoals ze daar stond. Een roos, zijn blozende roos. Maar toch...

Plotseling viel Appu ten prooi aan een diepe droefheid. Hij stond daar naar haar te kijken, volkomen bewegingloos. Zij viel ook stil. En in die stilte werd er iets onuitsprekelijks tussen hen gewisseld, man en vrouw. Een besef; nog geen gelaten acceptatie, daarvoor was het nog te vroeg, maar het onvermijdelijke inzicht dat de dingen veranderd waren.

De zon zakte verder. De messenslijperkevers begonnen met hun pootjes tegen de bomen te trommelen en kondigden de schemering aan. Een zoemen, zagen, van vele honderden van hen, op de plantage en in de wouden eromheen. Baby’s lippen bewogen zwijgend, maar zonder haar te horen wist hij wat ze zei.‘Blijf hier.’ Haar ogen liepen vol tranen.

‘Ik kan het niet,’ dacht Appu vermoeid. ‘Ik heb het niet in me, zelfs al zou ik het willen.’

Hij draaide zich om en stapte langzaam in de auto. De motor sloeg aan, zette zich in beweging, en de Austin reed de oprijlaan af. Baby keek toe; de tranen stroomden over haar gezicht. Ze stond daar alleen in de donker wordende bibliotheek met haar armen om haar buik, en ze keek reikhalzend uit het raam tot het laatste licht van de lampen verdween over de weg.