30
Nanju zag er een beetje tegen op om naar Duitsland te gaan. Om te beginnen was hij nooit verder van huis geweest dan Bangalore. En, belangrijker, hij wilde per se dat alles tijdens het bezoek precies volgens plan zou verlopen. Na het debacle met de ondergelopen opslagplaats wilde hij zijn moeder koste wat kost eer aandoen.
De reis naar Duitsland hield allereerst een treinreis van Ban-galore naar Madras in, daarna een overtocht per stoomboot naar Europa, gevolgd door een trein- of busrit naar Berlijn. Hij was naar de missiebibliotheek geweest en had daar een oud, bijna uit elkaar vallend leerboek Duits-Engels gevonden.‘Guten Morgen, guten Tag, guten Abend, gute Nacht,’ mompelde hij in zichzelf terwijl hij in bad zat. ‘Wie heissen sie? Ich heisse Nanjappa, ich komme aus Indien.’ Hij tuurde naar de posters die in Hans’ winkel hingen, met advertenties waarop de geneugten van de Seine en het Rijnland geroemd werden. Hij kocht zelfs een nieuwe hoed voor de reis, een grijze gleufhoed in precies dezelfde stijl als de heren op de posters zich zo keurig aangemeten hadden.
Hij was zo ingespannen bezig alles goed te doen dat het niet eens bij hem opkwam dat Devi voor Appu zou kunnen kiezen in plaats van voor hem.
De schemer was over Tiger Hills gevallen. Hagedissen schoten met onyxen ogen over de muren en de plafonds, achter de motten aan die om de lampen heen fladderden. De familie was verzameld voor de avondgebeden. Devi luidde het koperen belletje om eventueel rondcirkelende kwade geesten te verjagen en haalde haar handpalmen over de vlam van de gebedslamp heen. Ze stak haar vinger in de kristallen pot vibhuti en zette er een stip mee op Appu’s voorhoofd. ‘Swami kapad,’ mompelde ze toen Appu zich bukte om haar voeten aan te raken. ‘God zegene je. Vergeet de foto’s niet, kunyi,’ voegde ze er direct aan toe terwijl hij overeind kwam. ‘Je moet ze morgen laten maken, de advocaten zeggen dat ze die absoluut no-dig hebben voor de reispapieren.’
Nanju dacht dat hij het verkeerd verstaan had. ‘Reispapieren?’ vroeg hij, en zijn ogen gingen tussen Appu en Devi heen en weer. ‘Welke reispapieren?’
‘Swami kapad,’ zei zijn moeder terwijl ze hem zegende. Met een zucht deed ze het deksel op de pot die ze weer op de plank zette. ‘Alle documenten moeten perfect in orde zijn. Er is zo veel papierwerk voor deze jongen naar Berlijn kan.’
Nanju’s stem klonk zelfs in zijn eigen oren hoog.‘Appu gaat naar Berlijn? Appu?’
‘Ja, iemand moet je vader vertegenwoordigen bij de bank, weet je nog?’
‘Jullie hebben Appu gekozen? Maar ik dan?’ vroeg hij geschokt. ‘Waarom ik niet?’
Devi keek naar hem, half glimlachend, half verbaasd.‘Het is beter dat Appu gaat,’ zei ze. ‘Je weet dat hij beter met de blanken kan omgaan dan wij allemaal.’
‘Ik hoor te gaan. Ik ben toch de oudste zoon? Ik moet de familie vertegenwoordigen,’ zei Nanju strak.
‘Nan-ju. Kom, wat is dit?’ Ze spreidde haar handen voor zich uit. ‘Jij wilt nog niet eens naar Bangalore, laat staan alleen op zo’n lange reis. Het is niet eens bij me opgekomen dat jij naar Berlijn zou willen gaan. Waarom heb je dat niet eerder gezegd?’
‘Het maakt niet uit, Avvaiah,’ onderbrak Appu hen luchtig. ‘Waarom gaan we niet samen?’
‘Ja, heel leuk, maar waar moet het geld voor het ticket vandaan komen? Het is me maar net gelukt om genoeg bij elkaar te schrapen voor het jouwe, waar haal ik geld vandaan voor nog een? Zolang de bank het geld in Duitsland nog niet vrijgegeven heeft...’ Devi schudde haar hoofd.‘Nee, deze keer kan er maar een van jullie gaan.’
‘Hij is míjn vader,’ zei Nanju toen. Hij draaide zich om naar Devanna met een stilzwijgende smeekbede in zijn ogen. ‘Appaiah is míjn vader.’
‘O, kom op nou, Nanjappa,’ viel Devi uit, die haar geduld verloor. ‘Hou op. Als je zo graag wilt zal ik je ook naar het buitenland sturen, waar je maar heen wilt, zodra het geld er is. Maar deze keer is het je broer die gaat reizen.’
Devi keerde hem de rug toe, haalde haar hand over de gebedslamp heen en doofde de vlam.
Devanna vond hem bij de lotusvijver. Nanju zat met zijn nieuwe hoed in zijn handen en liet de rand mechanisch tussen zijn vingers ronddraaien.
‘Nanju,’ begon hij aarzelend. ‘Monae...’
Nanju keek naar zijn hoed. Hij haalde een duim over de voering en streelde de olijfachtig zachte zijde. ‘De overstroming,’ zei hij tegen zijn vader,‘de bedorven koffie. Ik weet dat ze nog steeds boos op me is. Het is het enige wat ze me heeft gevraagd, nietwaar? Op de oogst passen. En zelfs dat kon ik niet. Hoe kan ze me toevertrouwen om helemaal naar Berlijn te gaan?’
‘Nee, zo zit het niet. Je moeder is...’
‘Het maakt niet uit, Appaiah,’ onderbrak Nanju hem. Hij probeerde te glimlachen.‘Zoals ze al zei zullen er wel meer reizen volgen.’ Hij stond abrupt op en gooide met een klein, onverstaanbaar geluidje de nieuwe hoed van zich af. Die rees eerst hoog in de lucht, een grijze veeg tegen de avondlucht, en viel toen recht in de vijver. Hij bleef een minuut of twee op de oppervlakte drijven alsof hij deze abrupte verandering van omstandigheden nog moest verwerken en zonk toen borrelend weg in het water.
Devi maakte zich geen illusies over Appu. Als hij eenmaal in Europa zat, wist ze dat het lang kon duren voor hij terugkwam als ze hem daar geen heel goede reden voor gaf. Ze begreep haar zoon zo goed dat ze precies wist met welke lokaas ze hem kon vangen.
Chengappa’s dochter, Baby, was uitgegroeid tot een spectaculair mooie jonge vrouw. Het moest wel in de familie Nachimanda zit-ten, speculeerden de mensen, want was Baby’s tante Devi niet een van de mooiste vrouwen van haar tijd geweest?
Ondanks veelvuldige bezoekjes aan de Nachimanda’s had Devi niet veel tijd met haar nichtje doorgebracht. Toen Baby elf was, had haar grootmoeder van moederskant een slopende beroerte gehad. Changappa’s vrouw was naar haar dorp teruggegaan om voor haar zwakke moeder te zorgen en had de vier jongste kinderen, onder wie Baby, meegenomen. Eenmaal daar had ze beseft dat de school daar veel beter was dan die in het dorp van de Pallada’s, met een fulltime schoolmeester die vloeiend, zij het zangerig, Engels sprak. Ze hadden besloten de jongste kinderen daar naar school te laten gaan en dus had Chengappa’s vrouw het schooljaar grotendeels weg van huis doorgebracht.
Pas toen Baby haar opleiding had afgerond maakte haar tante opnieuw kennis met haar. Devi was op een middag bij Tayi op bezoek toen Baby met een beker koffie naar buiten kwam. Zelfs de normaal gesproken kritische Devi stond er versteld van hoe knap het meisje was.‘Wat is ze gegroeid!’ riep ze uit nadat Baby verlegen was geknield om haar voeten aan te raken en daarna weer in het huis was verdwenen.‘Ik herinner me haar nog van Appaiahs crematie; toen was ze nog maar een klein meisje.’
Tayi hoestte terwijl ze de dekens dichter om zich heen trok. ‘Je vergeet hoe snel kinderen groeien. Het lijkt pas gisteren dat jij over de binnenplaats rondrende, onder het vuil en streken uithalend.’
Devi lachte. Ze pakte haar grootmoeders hand.‘En u bent niets veranderd. U praat nog altijd tegen me alsof ik een kind ben. Vertel me,Tayi,’ ging ze verder,‘wat zou u denken van Baby voor Appu?’
‘Appu? Bedoel je Nanju niet? Hij is toch ouder, hij moet eerst trouwen.’
Devi zuchtte. ‘Nanju toont weinig geestdrift als ik het onderwerp trouwen aansnijd, maar het is tijd dat ik een vrouw voor hem vind, ik weet het. Maar Appu is toch mijn eerste zorg. Ik wil dat hij zich verlooft voor hij naar Europa gaat – we kunnen de bruiloft vieren als hij terugkomt. Dat geeft me meer dan genoeg tijd om een leuke vrouw voor Nanju te vinden.’
Appu had haar ongelovig aangekeken, precies zoals ze verwacht had. ‘Verloofd? Kom nou, Avvaiah, heb medelijden,’ riep hij uit.‘Ik ben pas vierentwintig.’
‘Dat is allemaal goed en wel,’ zei Devi, ‘maar mijn broer en ik hebben de verbintenis al vastgelegd.’
‘Wat? Avvaiah! Nee, ik wil hier niets mee te maken hebben, je kunt niet zomaar...’
Ze wilde niet luisteren. ‘Kunyi, wacht maar tot je haar ziet’, was het enige wat ze wilde zeggen.
Zijn hart stond stil. Appu wist zeker dat zijn hart werkelijk even stopte met kloppen toen hij Baby voor het eerst zag. Nooit, niet op de Club, niet in Madras, niet in Bangalore en nergens in heel Kodagu hadden zijn ogen ooit iemand aanschouwd die zo beeldschoon was, met een ivoorkleurige huid zo doorschijnend dat hij het water haast door haar keel kon zien glijden als ze haar glas aan haar lippen zette om te drinken.
Naast hem zat Nanju te staren; beiden waren even overdonderd. Baby zat voor hen in een heel lichtblauwe sari met een koraalrode twijg wilde roosjes in haar vlecht.‘Net zoals een wolk,’ dacht Nanju als in een waas,‘of een parel, gewikkeld in een lichtblauwe zee.’
Ze zaten haar als versteend aan te gapen. ‘Wacht maar tot de jongens op de Club haar zien!’
‘Wat een puurheid, een smetteloze onschuld; zelfs de bloemen in haar haar lijken ordinair vergeleken met haar.’
‘Slank ook, ik kan niet wachten tot ik haar in een jurk zie.’
‘Die ogen, Iguthappa Swami, die ogen.’
‘Wij zullen een fraai stel vormen.’
‘Als een parel, een onvergelijkelijke parel.’
‘Zo, kunyi,’ vroeg Devi met een uitgestreken gezicht aan Appu, ‘ga je akkoord met mijn keuze?’
Baby bloosde en keek naar haar voeten, maar er trilde een glimlach op de volle cupidoboog van haar lippen.
‘Kunyi?’ vroeg Devi nogmaals op ernstige toon, terwijl haar ogen dansten.‘Is er iets? Je gáát toch akkoord?’
‘Ja,’ zeiden ze toen allebei, Nanju en Appu samen, terwijl ze Baby nog altijd aanstaarden.
Het was Appu die verder sprak.‘Ja. Ja. Já!’
Appu en Baby verloofden zich officieel; Nanju keek zwijgend toe terwijl de dorpspriester zijn almanak raadpleegde en 12 november voorstelde als trouwdatum. Devi haalde de gouden oorbellen uit haar oren, eenvoudige knopjes, de enige sieraden die ze nog droeg op de tijgerbroche na. Ze legde de oorbellen in handen van haar nichtje. ‘Hier, kunyi. Ze waren vroeger van mijn moeder. Je grootmoeder van vaderskant. Op dit moment heb ik niet veel meer om je te geven, maar...’ ze trok aan Appu’s oor alsof hij een kleine jongen was,‘als die verloofde van je terug is uit Europa, is er meer. Veel meer.’
Toen Appu’s vertrekdatum naderde probeerde Devanna namens Nanju met Devi te praten. Misschien zou het toch beter zijn als Nanju ging in plaats van Appu...
Devi kon haar oren niet geloven. ‘Wil je dan niet dat dit soepel verloopt? Je wéét dat Appu veel beter kan omgaan met advocaten en al die blanken.’
Devanna probeerde toen Appu om te praten. Friemelend aan de knop van zijn wandelstok vroeg hij Appu te overwegen ten gunste van Nanju van de reis af te zien. Maar hoewel hij betoverd was door zijn verloofde, de liefde – of de lust – was Appu’s oordeel niet vertroebeld.‘Niet gaan! En de Olympische Spelen missen?’
Hij grijnsde.‘Het spijt me,Appaiah, maar niets, en dan ook niets kan me ervan weerhouden om ons team in Amsterdam aan te gaan moedigen. Kom nou, Appaiah. Dit is het Indiase hóckeyteam. Bij de Olympische Spelen, voor de allereerste keer! Ik móét gewoon gaan.’
Appu vertrok in april naar Madras. Bij het vooruitzicht van zijn vertrek stortte Baby in zo’n zwarte depressie dat ze met koorts naar bed ging, maar pas nadat ze hem 333 holigés had gestuurd, stuk voor stuk perfect gefrituurd en zorgvuldig in bananenbladeren verpakt, als mondvoorraad voor de reis. Devi stond erop dat Appu ze samen met de rest van zijn bagage inpakte. Hij deed wat hem gezegd werd en gaf het zware pakket weg aan de eerste bedelaar die hij in Bangalore zag. Hoe konden ze in hemelsnaam verwachten dat hij holigés meenam op de stoomboot? Hij zag zich zijn medepassagiers al aanspreken.‘Zin in een holigé bij die sigaar, beste kerel?’
Desondanks, geroerd door Baby’s bedoelingen en zelfs met enig ontzag voor de kennelijke intensiteit van haar gevoelens voor hem, reserveerde Appu in Madras een beeldschoon, belachelijk duur paar oorbellen van saffier en zwarte parels voor haar. ‘Deze,’ zei hij luchtig tegen de eigenaar. ‘Houd ze voor me apart, ik stuur u geld uit Europa.’
Hij scheepte zich in op de Arcot, een stoomboot met eindbestemming Keulen via Colombo, Karachi, Suez, Djibouti en Port Saïd. Het was bijna dezelfde reis die Gundert meer dan zestig jaar geleden in tegenovergestelde richting had gemaakt. ‘Djie-boe-tie, Ka-ra-tjsi,’ had hij hardop voorgelezen uit de lijst met havensteden terwijl Olaf grijnzend stond mee te lezen over zijn schouder.
Bij elke haven had Olaf een pfennig in het water gegooid.‘Zodat we hier ooit nog eens terugkomen, Hermann.’ Ze waren natuurlijk nooit teruggekomen. Zonder dat Appu het wist lagen de meeste muntjes nog altijd op de plek waar ze tientallen jaren eerder waren neergegooid, onverschillig wegroestend tussen de modder en het zout terwijl de schaduw van de Arcot hoog over hen heengleed.
Hij arriveerde in Berlijn op 18 mei 1928. De Berlijnse zomer voelde als een zwoele novemberochtend in Kodagu. De stad was op zijn best, met brede lanen met bomen erlangs, bloeiende parken en grote, elegante gebouwen die er op hun voordeligst uitzagen in het zachte licht. Het was het tijdperk van de jazz en het variété was op zijn hoogtepunt, de laatste uitbundige vreugdekreten van de Weimarrepubliek voor Hitler aan de macht zou komen. Olaf had al die jaren geleden in India de spanning willen opzoeken, maar als hij het Berlijn van Weimar had beleefd, zou hij het land misschien nooit verlaten hebben. Het was een stad van kunstenaars en intellectuelen, van filosofen, dwalers en gelukszoekers, die uit alle hoeken van de bevoorrechte wereld slimme, beschadigde en mooie mensen aantrok.
Pierewaaiers hingen op elke straathoek uit de cafés, rokend en lachend, en gooiden munten naar de muzikanten die stonden te spelen onder de open ramen. Appu staarde met open mond naar de broekdragende vrouwen met monocle die arm in arm over straat slenterden en hun affectie voor elkaar niet onder stoelen of banken staken. Aanplakbiljetten lonkten vanaf de muren, schuttingen en lantaarnpalen. Hij kon steeds opnieuw het woord Kaberette ontcijferen, de rest van de woorden begreep hij niet, maar de illustraties vertelden hem alles wat hij moest weten. Paren van onbepaald geslacht lagen verstrengeld op parkbankjes en stonden in steegjes tegen de muur gedrukt. Appu kleurde toen een vrouw hem betrapte op zijn starende blik en hem over de schouder van haar begeleider een knipoog toewierp. Hij keek haastig de andere kant uit en lachte hardop. Alles kon in Berlijn, zo leek het, alles was acceptabel.
‘In der Luft,’ zeiden de mensen verwonderd over Weimar-Berlijn, het hing in de lucht, en Appu werd direct opgenomen in de wervelstorm.
Hij checkte in bij het hotel dat de advocaat hem had aanbevolen, een eenvoudige, degelijke tent, maar zelfs het bescheiden voorschot dat aan de balie werd gevraagd putte Appu’s geldvoorraad bijna geheel uit. Hij haastte zich de volgende ochtend vroeg naar de bank, waar na een vermoeiende, geestdodende dag van formulieren invullen, documenten tekenen en attesten tonen de opbrengsten van het landgoed van de priester eindelijk in zijn beheer werden vrijgegeven. Hij maakte het geld direct over naar huis, maar hield duizend Reichsmarks apart om zelf van te genieten. En toen rende Appu, zijn hakken tikkend op de marmeren trappen, de bank uit om de stad te gaan verkennen. ‘Iets drinken,’ gebaarde hij tegen de hotelcongiërge,‘waar kan ik iets drinken?’ De goede man wees hem direct in de richting van het variété.
Appu zat in een hoekje van de rokerige club, gehypnotiseerd door een lange rij danseressen die in een shimmy over het podium dansten. Hij trommelde met zijn vingers op de tafel, op de maat, terwijl de muziek tot een crescendo rees. De meisjes bewogen zich steeds sneller en rondwervelend deden ze stukje bij beetje hun kleding uit. Een keurslijfje hier, een jarretelgordel daar, hun piepkleine rokjes opwaaiend boven hun dijen. Appu keek ademloos toe terwijl het bloed in zijn oren bonsde. Het orkest rondde af met een laatste triomfantelijk gekletter van de cimbalen en hij sprong overeind.
‘Bravo,’ brulde hij, tegelijk met de rest van het publiek. ‘bravo!’ De meisjes kwamen twee keer terug om nog eens te buigen en toen ze eindelijk het podium verlieten, viel Appu grinnikend achterover in zijn stoel. Hij knipte met zijn vingers naar de serveerster en bestelde nog iets te drinken.
‘Spreekt u Engels?’
De vrouw die in zijn oor sprak had de korte rust tussen twee acts door gekozen om hem aan te spreken. Appu draaide zich vrolijk naar haar toe.
‘Ja, zeker.’
Ze wilde actrice worden.‘De film, darling,’ legde ze uit terwijl ze rookkringen in zijn gezicht blies. ‘Daar zit veel geld. Ik heb alleen een grote doorbraak nodig, en dan...’
Hij lachte en bestelde nog een rondje drankjes. ‘De film! Nou, als je beroemd wordt, darling, kom ik zeker kijken.’
Ellen Antonia Hicks, zei ze dat ze heette, Lady Ellen Antonia Hicks, en ze keek hem plagerig aan, alsof ze hem uitdaagde haar bewering in twijfel te trekken. Appu maakte een plechtige buiging voor haar.‘Lady Hicks. Het is mij een genoegen.’
‘Uit Londen,’ zei ze tegen hem. ‘Vijf jaar geleden.’ Ze gebaarde om zich heen.‘Kun je het me kwalijk nemen dat ik gebleven ben?’
Appu keek naar het fraai uitgedoste publiek dat volkomen zorgeloos dronk, rookte, lachte en aan elkaar zat. Hij grijnsde. ‘In der Luft, zeggen ze dat niet?’
Hij hief zijn glas naar zijn lippen en keek weer naar het publiek. Een bijzonder knap gezicht trok zijn aandacht, met een ovale vorm die hem, met een plotselinge steek, aan Baby deed denken.
‘O, ik zou me de moeite besparen,’ schreeuwde Ellen in zijn oor. ‘Dat is geen dame, mijn vriend, maar baron Ludwig. Dol op mooie jongens en zijden lingerie.’
Appu knipperde geschokt met zijn ogen terwijl hij besefte dat ze gelijk had; de knappe deerne was helemaal geen deerne.‘Zij allemaal,’ legde Ellen behulpzaam uit.‘Neem hem daar. Hoofd van een van de grootste banken in Berlijn. En hij. Beambte bij de Reichstag. Ja, allemaal mannen.’ Ze tikte met een lange, gelakte nagel tegen haar keel.‘De adamsappel, lieverd, je moet naar de adamsappel kijken. Hoeveel make-up je ook gebruikt, die kun je nooit maskeren bij een man. Daar, zie je die man? Híj is eigenlijk een zij.’
Ze nam een trek van haar sigaret.‘Wie is de haan, wie is de hen? Waar zijn de vrouwen, wie zijn de mannen? Wat is taboe, wat is een zonde? Het maakt niemand iets uit. Welkom in Berlijn.’
‘Seks.’ Het woord stroomde, gedragen door de lucht, haar mond uit. Appu wierp een blik op haar lippen, op de vuurrode vlek, en keek toen de andere kant uit. ‘Anita Berber danste vroeger niet ver van hier, weet je, helemaal poedelnaakt, op wijsjes van Debussy, Strauss en Delibes. Snoof cocaïne en morfine en had zeer openlijk affaires met mannen én vrouwen. Seks,’ herhaalde ze terwijl ze die zachte, volle lippen tuitte. ‘Geld noch sociaal aanzien vereist, vrijelijk gegeven of om gewin. Het maakt in Berlijn allemaal niks uit. Kijk,’ ze gebaarde om zich heen. ‘De rijksten en meest invloedrijken mengen zich hier onder de kunstenaars, homoseksuelen en travestieten.Vrouwen in mannenkleding, mannen die in dameskleding clubs en bokswedstrijden aflopen, zo perfect opgemaakt dat als ze geen adamsappel hadden...’
Appu begon zich licht in zijn hoofd te voelen. Hij wist niet precies of het nu van de alcohol, de vermoeidheid van de reis of alle nieuwigheid kwam. Er viel hem plotseling iets in en hij keek twijfelend naar Ellens keel, maar nee: onmiskenbaar een vrouw. Ze boog zich dichter naar hem toe en Appu schrok toen de ketting om haar hals zijn schouder raakte.
Er hing een doordringende stank in de lucht. Iemand had een stickie opgestoken. In der Luft, inderdaad, dacht Appu. De geur van seks en marihuanarook, dat hangt er in de Berlijnse lucht.
Plotseling voelde hij zich heel erg alleen, losgeslagen en op drift in deze veranderlijke stad. Kodagu, Avvaiah, Baby... ze leken allemaal zo ver weg. Dit was een andere wereld. Hij dronk zijn glas in één teug leeg en draaide zich naar Ellen toe. ‘Ik vertrek over twee dagen naar Amsterdam,’ zei hij. ‘Naar de Olympische Spelen. Ga mee.’
Ellen streek de kranten op haar schoot glad en weerstond de neiging zich ermee koelte toe te wuiven en de ochtend een frisse bries te ontlokken. Het Olympisch Stadion zat bomvol. Het stadion was speciaal voor de Spelen gebouwd en had een ongeëvenaarde capaciteit van 34.000 zitplaatsen. Voor de hockeyfinale die op het punt stond te beginnen was er geen enkele plek meer vrij.
Dagen achter elkaar hadden de kranten vol gestaan over de verbijsterende vaardigheden van het Indiase hockeyteam en zijn verbluffende spits, Dhyan Chand.
De Indiërs dragen hemelsblauwe truien met witte mouwen, witte Byron-kragen. Van bovenaf lijken het revuemeisjes, maar eronder zit-ten mannen van staal. Als ze spelen is hun stick beurtelings hun lepel, hun vork en hun mes. Soms wordt hij ook hun dienblad. De Indiase bal lijkt onbekend met de wetten van zwaartekracht. Omhoog giert de bal, en ze vangen hem met de buitenkant van hun stick waar hij blijft liggen als in de werkmand van een dame, en dan rennen ze er in sneltreinvaart mee vandoor. Omhoog giert de bal; ze knipogen ernaar en hij verlaat zijn rechte koers, verandert van baan of wordt door een bovenaardse invloed naar links of rechts getrokken; daar ligt hij dan op een stick als een kanarie op zijn rug, want ergens op het veld wacht áltijd wel een Indiase stick.
Appu schoof ongeduldig heen en weer op zijn zitplaats en trommelde op zijn knieën. Ellen grijnsde. Hij was de hele dag net een kind geweest, overlopend van opwinding voor de wedstrijd.
Hij had haar steeds opnieuw de verhalen verteld: hoe het Indiase team had moeten vechten voor toestemming om te spelen. De Britse overheid had zich eerst aarzelend opgesteld, maar zich toen gerealiseerd dat het een pr-stunt zou zijn als een kolonie aan de Spelen zou mogen deelnemen. Een bewijs van welwillendheid van het Britse gezag. Het team had het jaar daarvoor al op het London Folkstone Festival gespeeld, waar het alle tien de wedstrijden had gewonnen.‘Tweeënzeventig goals hebben ze gescoord,’ vertelde Appu haar. ‘En Dyan Chand!’ De slanke Chand leek wel lijm aan zijn hockeystick te hebben, zo’n precieze beheersing had hij over de bal. Hij had niet minder dan 36 van India’s 72 goals gescoord.
Het team had zijn onberispelijke vertoning de hele Olympische Spelen weten door te zetten. Ellen kende zelfs hun scores tot nu toe, zo grondig had Appu haar ingelicht: 4 gespeeld, 4 gewonnen, 26 goals gescoord, 0 goals tegen.
‘Waar wachten ze nog op?’ klaagde Appu; ze haalde glimlachend haar schouders op en stak haar hand door zijn arm. Hij hield zijn drankje in de zon; het licht veranderde de vloeistof in een donker, zacht schuimend rood. Hij nam een slokje en boerde toen de bubbels in zijn neus prikten.‘Sorry. Vreemd drankje, dit,’ mijmerde hij. ‘Ik kan maar niet besluiten of ik het lekker vind of niet. Maar de naam heeft wel ritme, vind je niet? Co-ca Co-la.’ Hij hield het flesje weer omhoog tegen de zon en bekeek het van alle kanten; toen sprong hij met een plotselinge brul overeind en goot hij bijna zijn drankje in Ellens schoot.
De poorten van het veld gingen open en de twee teams, Nederland en India, kwamen in een rij naar buiten gelopen.‘Hup India!’
Een luid gejuich steeg op in het stadion, gevolgd door een donderend applaus. ‘Hup India!’ brulde Appu nogmaals. ‘Dhyan Chand, kom óp, Dhyan Chand!’
Zelfs Ellen kon het meesterschap ontwaren in Chands spel. Hij scoorde twee van de drie goals voor India en voerde het team naar een elegante overwinning met 3-0. Appu sprong aan het einde van de wedstrijd een gat in de lucht. Hij sprong, hij gilde en hij tilde Ellen omhoog, nam haar in een stevige omhelzing en drukte haar bijna plat tegen zijn borst.
Ze brachten een paar dagen door in Amsterdam en keerden toen weer terug naar Berlijn. Het eerste wat Appu deed was een kamer voor hen boeken in een hotel op de Dormendstrasse. Ze stonden midden op het plein, Ellen met een hand tegen haar hoed tegen de wind, terwijl ze lachend probeerden het aantrekkelijkste hotel uit te kiezen. ‘Die,’ wees Appu. ‘Die met die blauwe luifel. Der...’ Hij kneep zijn ogen een stukje dicht en probeerde de naam te lezen. ‘Der Blauwe Bast. De blauwe...’
‘Fluweel,’ viel Ellen in, terwijl ze het haar van zijn voorhoofd streek.‘Der Blauwe Bast, Het Blauw Fluweel.’
Ze liet hem kennismaken met Berlijn; al snel waren ze vaste bezoekers van alle hotspots in de stad. Zij had overal vrienden, losbandige kunstenaars, ambitieuze revuemeisjes, ambtenaren bij de Reichstag, Poolse emigranten en steenrijke bankiers. Velen van hen waren altijd wel bereid om naar bokswedstrijden en fietswedstrijden, vernissages en losbandige feestjes te gaan en brachten dronken, ruige uren door in de Spiegeltent en het Eldorado.
Appu werd met open armen in hun kring verwelkomd. De jaren twintig hadden een hernieuwde interesse op laten vlammen naar alles wat oosters was. De dagbladen stonden vol met columns van expats uit steden van Calcutta tot Penang, die hun mening gaven over alles, van de Kamasutra tot Boeddha. Hermann Hesse had zijn magnum opus Siddhartha gepubliceerd, onder algemene bijval. Het publiek verdrong zich in de Wintergarten om hotdogs en koud bier te nuttigen en zich te vergapen aan de Indiase ‘heilige mannen’ die op bedden van zilveren spijkers rustten. Ellens vrienden hadden Appu met oprechte interesse bekeken en hem ondervraagd over het leven in India.
‘Ik slaap in een boomhut,’ vertelde Appu hun op ernstige toon, ‘en mijn butler slingert me mijn maaltijden toe op een schommel. Als ik naar buiten moet, hoef ik maar te fluiten en mijn tamme olifant komt onder mijn boom staan. Heel gemakkelijk.’
Ellen gaf hem een schop onder de tafel, maar Appu ging zonder blikken of blozen door. ‘Slangen? Natuurlijk zijn er slangen. Ik slaap altijd met een mes naast me. En er is een slangenbezweerder die elke nacht de wacht houdt onder onze boom.’
De opbrengsten van het testament arriveerden op de bankrekening in Madikeri en Devi begon haar schulden af te lossen. Devanna stelde haar voor de twee verkochte plantages terug te kopen, maar in plaats daarvan investeerde ze tweederde van het kapitaal in een verzekeringsmaatschappij in Bombay en in een textiel- en theeconglomeraat in Calcutta.‘Die plantages hebben ons ongeluk gebracht. Ik wil ze niet in de familie hebben. Ik zal nog één landgoed kopen, een goed stuk land om aan Nanju na te laten. Maar behalve dat en Tiger Hills heb ik mijn lesje geleerd. We zullen ons niet meer zo kwetsbaar maken. Geen koffie meer.’
De arbeiders werden naar Tiger Hills teruggehaald en de paden werden vrijgemaakt van het onkruid dat er in de tussenliggende maanden was opgeschoten. Devi kocht een paar gouden armbanden en een dunne gouden ketting voor Tukra’s vrouw. Voor Tukra kocht ze een broek en donkerbruine leren sandalen uit Mysore. Tukra was diep geroerd door de cadeaus, vooral het schoeisel. Hij hield de sandalen bij zijn neus en snoof de geur van nieuw leer op. Hij wreef met zijn duim over de dikke zolen, verwonderde zich hoe soepel die waren en bestudeerde genoeglijk de stalen gespen. Maar de volgende ochtend zag Devi hem opnieuw barrevoets over de binnenplaats sjokken.‘Ayy,Tukra,’ riep ze,‘waar zijn je nieuwe schoenen?’
Tukra keek schaapachtig, maar voor hij iets kon zeggen viel zijn vrouw hem in de rede. ‘Waar denkt u, Devi akka? Naast ons bed, daar wil hij ze bewaren. Hij weigert ze uit de doos te halen, zegt dat ze te mooi zijn voor zijn voeten.’
Hoe ze er ook om lachten en hoe Devi hem ook probeerde over te halen om ze te dragen – ‘Ik zal een nieuw paar voor je kopen als deze verslijten’ – Tukra was niet op andere gedachten te brengen. De sandalen lagen ongedragen in hun doos, vlak naast zijn matras waar hij ze elke ochtend kon zien.
Ter voorbereiding op de bruiloft en als verrassing voor Appu als hij terugkwam, besloot Devi tot een grootse opknapbeurt van de bungalow op Tiger Hills. Die zou helemaal veranderd worden, met een nieuwe voorgevel op de bestaande fundering; het zou het grootste en modernste huis in heel Kodagu zijn.
De renovatie was een bron van eindeloze roddels, zowel op de Club als onder de Kodava’s. Er was een architect uit Bangalore overgekomen om het twee verdiepingen tellende gebouw te ontwerpen. Het zou geheel worden opgetrokken uit materiaal dat op het landgoed gevonden werd. Er was een enorme oven gebouwd om bakstenen van klei te vervaardigen. Metselaars uit Kerala waren aangetrokken om een speciale afwerkingslaag voor het huis te bereiden uit kalk en de dooiers van niet minder dan achtentwintigduizend eieren.
‘Snel, snel,’ maande Devi de arbeiders aan.‘Mijn kunyi komt binnenkort naar huis, dit moet af zijn voor hij terug is.’
Ze begon in alle ernst naar een bruid voor Nanju te zoeken. ‘Vind iemand voor me,’ spoorde ze haar familie en kennissen aan. ‘Het knapste meisje dat je kunt vinden, het liefste en begaafdste, niemand minder dan de beste voor mijn oudste zoon.’
Devi begon weer te neuriën terwijl ze in huis rondliep, hopeloos vals, zoals altijd. Devanna hoorde haar door het open raam terwijl hij zijn bonsai stond te snoeien en glimlachte.
Baby leunde tegen het raam en liet de nachtwind haar voorhoofd koelen. Er was maar een klein flintertje maan, maar de regen was even opgehouden en de lucht was zo helder dat ze in het licht van de sterren helemaal tot aan de rijstvelden kon zien.
Ze miste Appu verschrikkelijk. Ze wist dat hij het geld uit Duitsland had overgemaakt; Devi maavi was zo opgelucht geweest toen het geld gearriveerd was dat ze twee geiten had laten slachten en het vlees in het dorp had laten uitdelen, samen met kokosnoten uit de palmbomen van Tiger Hills. Nanju anna had haar verteld dat Appu naar de hockeyfinale was geweest. Hij had een ander land bezocht om de wedstrijd te zien, met een naam die ze steeds maar vergat... Amsta-nogwat. En toen was hij teruggekeerd naar Duitsland. Dat stemde Baby ongelukkig. Miste hij haar niet? Wilde hij niet snel naar huis, om bij haar te zijn?
‘Vroeg hij nog naar mij?’ had ze Nanju willen vragen, maar de woorden bleven steken in haar keel.
‘Hij komt snel terug,’ had Nanju zachtjes gezegd.‘Hij kan onmogelijk... Hij weet wat een schat hij in jou heeft; hij komt terug.’
De wind rukte aan haar hemd.‘Wat een bofkont ben je,’ vertelde iedereen haar steeds.‘Ze is heel rijk, die tante van je. En dat nieuwe huis dat ze laat bouwen... je woont straks in een paleis.’
Het was een slecht voorteken als een vrouw haar echtelijk huis zag voor ze getrouwd was, maar Baby had zo goed naar de verhalen geluisterd dat ze het duidelijk voor zich zag. De bakstenen waren dieprood, elke steen zorgvuldig afgetekend in een witte kalklaag. Het rozenhout van de deuren was van het landgoed afkomstig en boven elke deur hingen panelen gebrandschilderd glas die gekleurde patronen op de vloer wierpen. De veranda lag links van het huis, met een prachtig uitzicht over de tuinen, en ernaast stonden traditionele koperen watervaten waar Baby steeds verse bloemen in zou laten drijven. Kankambara of rajakirita, vroeg ze zich af, wat zou mooier zijn in het water?
Er stond een set rieten stoelen en een salontafel voor blanke bezoekers. De Kodava’s zouden het beneden hun waardigheid beschouwen om daar te gaan zitten en liever de traditionele aimara’s nemen, die uit dikke stukken hout waren uitgesneden en aan de rand van de veranda stonden. Je kwam het huis binnen door een hal; er was een kast onder de trap waar Baby Appu’s wandelschoenen zou opbergen, klaar voor wanneer hij maar naar buiten wilde. De eetkamer lag links. Er waren panelen van geslepen glas in de deuren gezet, die aan de ene kant blauw en aan de andere duifgrijs waren. De zitkamers lagen ertegenover, twee grote kamers die van elkaar gescheiden werden door een klein kamerscherm. De vloeren waren van hout, had Baby gehoord. Ze vroeg zich af hoe haar enkelbanden zouden klinken als ze eroverheen liep. Ze moest oppassen dat ze geen splinters in haar voeten kreeg, vaak lag haar huid bij de kleinste aanraking al open.
En boven... Hoewel ze alleen was, bloosde Baby. Boven lagen de slaapkamers. Maar boven aan de trap kwam eerst de bibliotheek, met grote ramen die over het terrein uitkeken. Zes slaapkamers lagen aan weerszijden. Ze bloosde nogmaals toen ze zich het bed voorstelde, een groot hemelbed dat Devi speciaal voor hen had la-ten bouwen. Appu zou daar elke avond zitten, op smetteloos witte lakens, dacht Baby bij zichzelf, en dan zou zij zijn benen masseren met arnicaolie en hem melk met kardamom geven...
Ze glimlachte en streek haar hemd glad. Hij zou spoedig thuiskomen.
Tiger Hills Estate, Murnad, Kodagu
23 augustus 1928
Mijn beste Appu,
Waar zit je? We hebben je drie telegrammen gestuurd en volgens de advocaat heeft de bank die alle drie doorgestuurd naar je hotel. Maar er komt geen antwoord van jou.
Avvaiah wil weten wanneer je terugkomt. Het is al meer dan vier maanden geleden dat je weggegaan bent. Denk aan Baby. Als je het niet voor ons doet, moet je haar toch enige achting betonen. Je moet terugkomen.
Hier is alles goed. Een van de kokosnotenplukkers is uit een boom gevallen. De domme kerel heeft zijn sleutelbeen gebroken en zijn enkel gescheurd, maar verder is het niets om je zorgen over te maken.
Echt, Appu, dit is niet goed. Denk aan Baby. Elke keer als ik haar zie heeft ze maar één ding aan haar hoofd: Hoe is het met Appu, waar is Appu, wanneer komt Appu terug? Toon je verstand. Kom naar huis.
Je liefhebbende broer,
Nanju
Ellen las de brief hardop voor aan Appu, die met gesloten ogen diagonaal op het bed lag.‘Baby... dat is je verloofde, neem ik aan?’
Hij zei niets.
‘De oorbellen met kevervleugels. Die zijn dus voor haar?’ Ze hadden de oorbellen samen gevonden, ongeveer een maand geleden, in een kleine boetiek. Ze waren aangeschoten terug naar het hotel gewaggeld na een champagnelunch toen Appu’s oog op de winkel was gevallen.‘Iets moois voor mijn dame!’ had hij uitgeroepen, en hij had met een buiging de deur voor haar opengehouden.
Ze hadden de ene na de andere rij sieraden bekeken en toen was Ellens blik op de oorbellen gevallen.‘Wauw, wat bijzonder.’
Ze waren gemaakt van echte kevervleugels, vertelde de eigenares. Ze boog zich voorover en de revers van haar bloes vielen open om een indrukwekkende boezem te onthullen.‘Voor jou,’ fluisterde ze verleidelijk tegen Appu,‘reken ik een mooie prijs.’
Appu had gegrijnsd, maar Ellen had er niet om kunnen lachen. ‘De oorbellen,’ snauwde ze de vrouw toe. ‘Pak een spiegel, ik wil zien hoe ze staan.’
Het was een waterval van iriserende, blauwgroene vleugels, samengebonden met gouden draad.
‘Prachtig... Als iets uit een sprookje, Dags, vind je ook niet?’
‘Ja, ja,’ zei de eigenaresse. ‘Sprookjesoorbellen voor een sprookjesprinses.’
Ellen lachte, al milder gestemd door de vleierij, en viel toen stil. Dags stond naar de oorbellen te staren met een afwezige blik op zijn gezicht.‘Dags? Hallooo, Dags?’
Hij keek haar aan, de uitdrukking was alweer uit zijn ogen verdwenen en wel zo snel dat ze dacht dat ze het zich verbeeld had. Hij stak zijn hand uit naar het prijskaartje en schudde zijn hoofd.‘Lang niet duur genoeg voor iemand zo onbetaalbaar als jij. Kom, lieverd, dat kan beter.’
Ze had geaarzeld en toen de met juwelen bezette hanger geprobeerd die hij naar haar uitstak.
Hij had hem voor haar gekocht, die hanger, maar de oorbellen met kevervleugels had hij ook gekocht. Toen ze hem vragend aankeek, had hij haar licht op haar voorhoofd gekust. ‘Voor iemand thuis,’ had hij losjes gezegd. ‘Maar voor jou...’ Hij haalde de hanger uit het doosje en maakte de ketting vast om haar hals.
‘Hij is prachtig,’ had Ellen gezegd, met haar gedachten nog altijd bij de oorbellen en hun gezichtloze ontvanger. Ze had naar bene-den gekeken en het trillen in haar stem geprobeerd te beheersen, geschokt dat ze zo overstuur was. ‘Prachtig, lieverd, ik vind hem geweldig.’
‘De oorbellen, Dags,’ zei ze nu,‘waren die voor Baby?’
Appu wreef zacht over haar been.‘Mmmhmm...’
‘Ben je... ga je dan weg?’
Hij was een tijdje stil, maar rolde zich toen om en krabde op zijn buik. Hij reikte over haar heen naar een stickie.‘Nog even niet.’
Later die week waren ze aan het stappen met een luidruchtige groep, met Appu zoals altijd als stralend middelpunt, toen Jürgen Stassler hem terzijde nam.‘Jij komt uit een rijk nest, ja?’
Appu trok een wenkbrauw op.
‘Je hoeft me geen antwoord te geven, het blijkt duidelijk genoeg uit wat je zegt. Vertel eens. Heb je gehoord over Adolf Hitler? Interesseert het je om meer horen te over zijn Jeugdpartij?’
Appu ging met Stassler mee naar een van de bijeenkomsten, bij wijze van geintje. De hele weg erheen bleef Stassler maar praten. ‘Ooit was Duitsland een trots land,’ zei hij.‘Een van de beste landen in Europa.’ Hij gebaarde minachtend naar een hoer die naar hem lonkte. ‘Kijk ons nu eens. Een stad van wanhopigen. Berlijn is nu een ouder wordende hoer. Ze heeft haar benen wijd gespreid en haar goedkope charmes beginnen te slijten.’
Appu stond versteld. Stassler parafraseerde iets wat Ellen de vorige avond had gezegd, toen ze zwaaiend met haar sigaret de expert had uitgehangen. ‘Berlijn is een variétédanseres die oud begint te worden,’ had ze gezegd. ‘Een vrouw die al een tikkeltje wanhopig is, maar met haar ordinaire charmes toch nog magie uitstraalt. Ze komen nog in drommen, haar bewonderaars, om naar haar pijpen te dansen en het goudstof van haar dromen op te snuiven.’
‘Nou...’ begon Appu, maar Stassler stond abrupt stil en klopte op een dikke houten deur. Ze werden zonder omhaal naar binnen genood en naar een grote, goedverlichte hal verwezen. Het publiek was uitsluitend mannelijk, jongens van ongeveer veertien jaar en ouder. Een bewaker kwam naar hen toe, wees met zijn rijzweep op Appu en blafte iets in het Duits. Schijnbaar tevreden met Stasslers antwoord knikte hij en hij liep stijfjes weg. Er stapte iemand het podium op en het publiek werd stil. De toespraken begonnen. Appu kon het grootste deel niet volgen, maar zo nu en dan greep een officier de microfoon en schreeuwde: ‘Sieg!’
‘Heil!’ riep het publiek uit één mond.
‘Heil!’ brulde Appu met hen mee.
‘Laten we iets drinken,’ riep Appu tegen Stassler toen de toespraken voorbij waren. ‘Geweldig zeg, die Jeugdpartij. Heil! Ik kon niet helemaal volgen waar ze het over hadden, maar het klonk verrekte spannend.’
Het ging over de Joden, vertaalde Stassler bij een paar biertjes, de Joden en hun hebzuchtige, geldwolverige gedrag. Hij scheen te denken dat de Joden op de een of andere manier verantwoordelijk waren voor het bankroet van Duitsland na de oorlog. ‘Ze hebben ons land gekocht. Het land dat al eeuwen in onze families was. In wanhoop verkocht, voor bijna niets aan die... die... búítenlanders.’ Stassler spuugde het woord uit.
Appu vroeg zich even af hoe Stassler zou reageren als hij wist dat priester Gundert zijn land had verkocht en de opbrengst aan een buitenlander had nagelaten.‘Ik denk...’ begon hij, maar Stassler bleef doorratelen.
Ellen maakte zich zorgen toen Appu haar later over de avond vertelde. ‘Blijf maar bij Stassler uit de buurt,’ zei ze tegen hem. ‘Ik weet niet meer precies wanneer hij deel van onze groep is geworden, maar ik krijg altijd de rillingen van hem, zoals hij naar me staart met die bolle ogen.’
Appu gaapte terwijl hij zijn hemd losknoopte.‘Nou, doe ons dan allemaal een plezier en duik met hem de koffer in,’ zei hij luchtig. Hij grijnsde en het kuiltje groef zich diep in in zijn wang. ‘Seks lost een hoop problemen op. Vergeet Stassler, we zouden jóú eens moeten loslaten op zo’n Jeugdbijeenkomst om je toverkunsten te vertonen.’
Grinnikend draaide hij zich om en gooide zijn overhemd op de bank; de blik van rauwe pijn op Ellens gezicht ontging hem helemaal.