6

‘Kinine,’ antwoordde Gundert op Devanna’s vraag. ‘Het was kininepoeder. Een alkaloïde-extract van de kinaboom. Cinchona Succirubra.’ Hij pakte een tijdschrift uit de kast naast zijn bureau en sloeg het open bij een pagina die in de kantlijn vol aantekeningen stond in zijn kleine, keurige handschrift. ‘Hier staat het,’ zei Gundert met een zacht tikje op het vergeelde papier. ‘Eff ectief kinine onttrekken aan de kinabast. Voor het eerst gepubliceerd, dankzij de edelmoedigheid van de overheidskinoloog in Bengalen. Hier, lees maar hardop.’

‘De Calcutta Gazette.’ Gundert had hier en daar stukjes neembladeren tegen de zilvervisjes in het tijdschrift gelegd; naftaleen zou door het dunne papier heen gebrand zijn. ‘Een smeltprocédé voor de vervaardiging van... sul... sulfaat van ki... kinine, sulfaat van kinine, door C.H. Woods, Kin... Kino... Kinoloog van de Bengaalse overheid.’ Devanna begon het artikel moeizaam hardop te lezen. Hij struikelde over de onbekende woorden en de aaneenschakeling van ingewikkelde vergelijkingen. Het was een voorrecht, schreef Woods, om – voor zover bekend voor het eerst in de geschiedenis – een praktische methode te kunnen beschrijven om kinine te winnen met gebruik van een oplosmiddel op basis van foezelolie en aardolie. De alkaloïden worden in veel zuiverder staat aan de stukken schors onttrokken, zodat de laatste handelingen om zuivere en gebruiksklare producten te krijgen sterk vereenvoudigd zijn. Het gehele extractieproces kan worden uitgevoerd bij normale temperaturen en de apparatuur en benodigde hulpmiddelen zijn gemakkelijk verkrijgbaar...

Devanna stopte midden in de zin, onverklaarbaar woedend. ‘Ik begrijp dit niet,’ riep hij. ‘Ik kan er geen touw aan vastknopen. Ik... ik...’ Hij zweeg gefrustreerd en tikte met zijn vinger op de pagina’s.

Gundert zei niets. Hij sloeg zijn armen over elkaar en keek hem aan. Devanna keek uitdagend terug, maar wendde toen met rode wangen zijn blik af.

‘Het was jouw schuld niet,’ zei Gundert rustig. Devanna’s gezicht vertrok, maar hij zei niets. ‘Luister naar me Dev,’ vervolgde Gundert.‘Er is niets wat je had kunnen doen. Misschien als dokter Jameson haar had kunnen zien of als ik er eerder geweest was... maar zelfs dan, wie weet of de kinine zou hebben gewerkt? Ze was al ver heen.’

Devanna slikte en keek de priester nog steeds niet aan.‘De mensen zeggen dat de vaidya haar vervloekt heeft nadat u geweest was,’ zei hij met een dun stemmetje.

De priester schudde zuchtend zijn hoofd.‘Dit was niet het werk van duivels of van vervloekingen. Het was een mug, een minuscule mug met dodelijk vergif in zich. Malaria, Dev, het was een ziekte die malaria genoemd wordt.’

Hij liep om het bureau heen en pakte het tijdschrift uit Devanna’s handen.‘Kinine... kijk eens hier. Op deze bladzijde, een geneesmiddel voor miljoenen. We hoeven er alleen maar voor te zorgen dat mensen hiervan op de hoogte zijn en ze leren hoe ze het medicijn moeten gebruiken. Ze moeten alles weten over moderne geneeskunde.’

De stilte strekte zich tussen hen uit. Gundert leunde tegen de schrijftafel en keek naar zijn jongen. ‘Alles wat nodig is,’ herhaalde hij,‘is dat iemand het leert.’

‘Ik wil het leren,’ zei Devanna. Hij struikelde over zijn woorden. ‘Leer mij kinine te maken, leer mij alles over geneesmiddelen, wat u weet. Alstublieft, Eerwaarde, ik zal alles doen wat u vraagt en zo hard studeren als ik maar kan, maar ik móét het leren.’

‘De oude orde zal plaatsmaken voor de nieuwe; God maakt zich waar op vele manieren,’ citeerde Gundert zacht voor zich uit. ‘De Heer heeft me jou gezonden met een doel, Devanna. Hij heeft jou uitgekozen om de missie en onze doelen de volgende eeuw binnen te leiden. Ik beloof dat ik je alles zal leren wat ik weet. En als jij meer weet dan ik, en dat zal gebeuren, zal ik jouw kennis aanwenden ten dienste van jouw volk.’

Een paar dagen later riep Gundert Devanna bij zich in zijn werkkamer. ‘Ik wil je graag iets laten zien,’ zei hij. ‘Het is erg waardevol voor mij en ik denk dat jij het ook zult waarderen.’ Nieuwsgierig keek Devanna toe hoe de priester een sleutel pakte die om zijn hals hing en daarmee een la van zijn bureau openmaakte.

‘Weet je nog dat we spraken over de moeilijkheden bij het classificeren van de verschillende soorten bamboe?’

Devanna knikte. Het probleem was dat alle bamboevariëteiten er in wezen hetzelfde uitzagen, tot ze bloeiden. En ze bloeiden gekmakend zelden: gemiddeld hadden ze maar eens in de dertig jaar een vruchtbare periode, en sommige weerbarstiger soorten zelfs maar eens in de vijftig of zestig jaar. Waarschijnlijk stonden er nog tientallen variëteiten in de bossen van India, Java en Sumatra op ontdekking te wachten.

Gundert haalde een in witte zijde gebonden bundeltje uit de la en legde het voorzichtig op het bureau. Toen hij net in Kodagu was aangekomen, legde hij uit, had hij hoge verwachtingen gekoesterd één van die nog ongeclassificeerde soorten te ontdekken, bloeiend in het wild. De Kodava’s hadden hun hoofd geschud toen hij hen ernaar vroeg. Ze zeiden dat de bamboebossen twee jaar daarvoor zaad hadden gevormd en kort na een massale bloei waren doodgegaan, zoals dat altijd ging. Het zou minstens vijftig jaar duren voor de zaailingen die ze hadden achtergelaten volgroeid zouden zijn. Toch had Gundert de hoop niet opgegeven. Er moesten toch planten zijn die de gebruikelijke cyclus niet volgden. Ergens in de bossen of misschien in de heuvels moest toch een klein kluitje bamboe te vinden zijn dat binnenkort in bloei zou staan. Maar de maanden waren verstreken zonder dat hij iets had gehoord of gezien dat op het bestaan daarvan wees. Met tegenzin had Gundert zich erbij neergelegd dat het waarschijnlijk toch vijftig of zestig jaar zou duren voordat met zekerheid een nieuwe soort kon worden geïdentificeerd en vastgesteld.

Toen werd op een vroege ochtend een man voor de poorten van de missiepost aangetroffen. Hij was in elkaar gezakt en gloeide van de koorts. Toen Gundert hem snel onderzocht, zag hij aan de dierenhuid om de taille en de halsketting van vogelbotjes dat de vreemdeling tot de Koramastam behoorde. Hij had wel eens gehoord van de teruggetrokken stam, die diep in het oerwoud leefde en een afkeer van de beschaving had, heel anders dan de onderdanige Poleya’s.

Devanna knikte aandachtig. Hij had de Korama’s ook wel eens gezien. Ze doken af en toe op in de dorpen om uitgeholde kalebassen te verkopen, die gevuld waren met tijgerbloed of pauwenvet. De kinderen werden gewaarschuwd bij hen uit de buurt te blijven: al hadden de Korama’s geen indrukwekkende gestalte, ze waren opvliegend en hadden pijlenkokers vol giftige pijlen. Als de maan hoog stond, hoorde je soms de vage weerklank van hun trommels, diep in de bossen.

Gundert had de zwartgepunte pijlen voorzichtig uit de pijlenkoker van de Korama verwijderd en het missiepersoneel geroepen om hem naar de ziekenzaal te laten brengen. Hij had de Korama behandeld voor zijn koorts. Het lichaam van de man reageerde opmerkelijk snel op de eenvoudigste medische interventie. Gundert pauzeerde even en keek naar Devanna. ‘Ik heb hem de koorts uit laten zweten,’ legde hij uit. ‘Ik liet het personeel zout op zijn voetzolen wrijven en hem toedekken met alle dekens die we konden missen. Als dat niet had gewerkt, had ik hem laten aderlaten, maar we bleken geen bloedzuigers nodig te hebben.’

Toen Gundert de volgende ochtend te horen kreeg dat de Korama wakker was, had hij hem zijn gebruikelijke vraag gesteld: Kende de Korama bijzondere planten die interessant voor hem konden zijn?

De man had Gundert met doffe ogen aangestaard. Ja, had hij tenslotte geantwoord, zo’n plant was er. Het was veruit de meest bijzondere plant in de bossen en hij bloeide maar één keer in een mensenleven. De plant bloeide nu bij bosjes, en hij zou een van de planten voor Gundert halen. Diezelfde middag was hij bij de missiepost vertrokken, volledig genezen.

Gundert had niet veel hoop gevestigd op zijn terugkeer. Hij wist niet zeker of de Korama begrepen had waarnaar hij had gevraagd. Sterker nog, hij was hem al bijna vergeten toen een van de novices hem op een ochtend aarzelend een pakje kwam brengen. Het was apenhuid, zei ze, met haar neus opgetrokken van afkeer. Het was die ochtend voor de deur van de missiepost achtergelaten.

De Korama! Gundert vouwde het vel open en vond een koker van ruw gevlochten bladeren. En daarin... Gundert keek naar Devanna’s opgetogen gezicht.‘Het was groot, de omtrek van mijn twee handen samen, en de bladeren waren een beetje wasachtig. Het was een volmaakt specimen; de dauwdruppels glinsterden nog op de stamper en dan die geur! Zoeter dan een roos, voller dan jasmijn, met het muskusachtige van een orchidee. In de gangen van de missiepost heeft dagenlang een heerlijke geur gehangen.’

‘De bamboebloem,’ riep Devanna triomfantelijk uit.

‘Ja, de bamboebloem, zoals de Korama had beloofd.’ Gundert zuchtte en begon de witte zijde los te maken. ‘Jammer genoeg was de Korama zelf nergens meer te zien. Uiteindelijk verwelkte de bloem. Zonder de moederplant was er geen exemplaar om te prepareren, geen specimen om naar de botanische tuinen in Bangalore of zelfs Engeland te sturen.’

Devanna staarde gefascineerd naar de gedroogde bloem die de priester had uitgepakt. Hij was zo groot als een boek. Hij verbeeldde zich dat hij nog steeds een vleugje kon ruiken van de geur die Gundert beschreven had, een bedwelmende geur die zijn neus prikkelde.

Hij had nog steeds hoop, zei Gundert. Ergens daarbuiten stond een bloeiende bamboe te wachten tot hij ontdekt werd.‘Misschien ben jij, Devanna, wel degene die me zal helpen hem te vinden,’ zei hij. Devanna knikte langzaam.‘Hoe gaat u hem noemen, Eerwaarde?’ vroeg hij.

Gundert lachte terwijl hij de bloem voorzichtig weer inpakte. ‘Bambusea Indica Olafsen,’ zei hij eenvoudig.

Naar zijn vriend op de talbotypie. Devanna bleef even stil en vroeg toen:‘Maar als ik hem het eerst vind?’

De priester gaf hem lachend een schouderklopje.‘Nou, als goede leerling breng je hem dan naar mij, toch?’ Hij vouwde het zijden pakketje dicht en legde het, nog grinnikend, in de la.

Ik zal hem vinden, beloofde Devanna zichzelf in stilte, met zijn kin vastberaden vooruitgestoken. En als ik hem vind, noem ik hem naar haar, en naar haar alleen. Bambusea Indica Devi.