15

Devi koos die avond voor een eenvoudige katoenen sari in een dieproze tint.‘O, wat een mooie kleur!’ riep een van de tantes. Devi glimlachte.

‘Iemand heeft ooit tegen me gezegd,’ zei ze zachtjes,‘dat die hem deed denken aan de wilde rozen die in de heuvels groeien.’

Machu verstijfde en maakte een klein, geschokt handgebaar toen ze dat zei. ‘Net een roos,’ had hij ooit tegen haar gezegd. ‘Met deze kleur lijk je net een bergroos.’ Met zijn lippen stijf op elkaar trok hij beheerst zijn bord naar zich toe en at hij zwijgend verder.

De twee dagen daarna was hij er niet. Op de avond van zijn terugkeer zag Devi kans om bij het opscheppen saus van de lamscurry op zijn mouw te morsen. ‘Kijk nou wat ik doe!’ riep ze. Haar handen schoten naar haar wangen van ergernis.‘Hier, laat mij maar even.’ Met bonzend hart nam ze zijn hand en ze sloot haar vingers stevig om de zijne terwijl ze water op de vlek goot.

Machu trok snel zijn hand terug. ‘Bespaar je de moeite,’ zei hij. Zijn stem klonk vlak, maar er trilde een spiertje in zijn kaak. ‘Het gaat er makkelijk uit in de was.’

Tijdens de weken daarna zette Devi haar verleidingscampagne voort. De somberheid die haar zo had bedrukt verdween en maakte plaats voor een obsessieve doelgerichtheid: Machu.

Als ze haar haar had gewassen, ging ze op de binnenplaats zitten om het te laten drogen, precies onder het raam van de kamer waar Machu sliep. De zon glansde in de loshangende zijde en weefde er een schittering in. Waar ze eerder nauwelijks had nagedacht over wat ze bij het avondeten droeg, stond ze nu te wikken en te wegen voor haar kledingkast. Ze begon weer bloemen in haar haar te dragen; haar slanke enkels versierde ze met zilver. Steeds als Devanna naar haar keek, stokte zijn adem in zijn keel, net als bij de andere mannen van de familie als ze schuchtere blikken op haar wierpen. Het verstrakken van Machu’s lippen was echter de enige aanwijzing dat hij haar aanwezigheid had opgemerkt.

Devi had geen idee wat ze tegen hem moest zeggen, hoe ze hem moest overtuigen, of zelfs waarvan ze hem moest overtuigen. Misschien was de kiem voor wat zou volgen al wel aanwezig, diep binnen in haar, maar Devi gaf niet veel om dergelijke introspectie. In haar koortsachtige gedrevenheid telde maar één ding: het nu. Dit moment, elke minuut dat ze gescheiden waren, elk verloren uur, elke dag dat Machu en zij bij elkaar hadden kunnen, hadden móéten zijn.

Of Machu in de war, geschokt of zelfs geïrriteerd was door haar avances wist ze niet. Zijn enige reactie was zich nog meer terug te trekken en nog langer achtereen uit het Kambeymadahuis te verdwijnen. En als hij terug was, bleef Devi als ze ’s ochtends vroeg de vloeren veegde altijd stilstaan voor de kamer van de vrijgezellen. Ze drukte haar handen tegen de dichte deuren, haar gedachten, haar hele wezen uitsluitend op hem gericht, door het hout heen. ‘Van jou. Ik ben van jou.’

Een paar weken later riep Machu’s verschijning grote opwinding op bij de vrouwen van het huis. Hij was de afgelopen dagen in Mysore geweest en toen hij midden op de dag terugkwam was de achterkant van zijn tuniek gescheurd en bemodderd; er zaten donkere vlekken op de stof die eruitzagen als bloed.

‘Niets aan de hand, het is niets,’ verzekerde hij hun,‘ik ben uitgegleden in een greppel, dat is alles.’

‘Dat was zo te zien een flinke valpartij,’ zei een van de oudere vrouwen bezorgd. ‘Laten we Devanna halen, hij zal wel weten wat we moeten doen.’

‘Nee!’

‘Nee,’ herhaalde Machu, dit keer wat kalmer. ‘We hebben niemand nodig. Is er kurkuma in de keuken? Meer heb ik niet nodig, het is maar een schram.’

‘Kurkuma? Nee, nee, je hebt iets beters nodig, kijk, je bloedt nog...’ Een van de vrouwen holde naar Devi’s kamer, waar zij net Nanju naar bed bracht.‘Devi! Devi! Waar is je man? Machu anna is er en hij is gewond...’

Devi haastte zich met een wit gezicht naar de keuken. Hij werd nog steeds omringd door de vrouwen die hij manmoedig probeerde te kalmeren. Ze keek ongerust naar hem; na een korte blik op haar keek hij onmiddellijk weer de andere kant op. ‘Alsjeblieft allemaal, er is geen reden voor bezorgdheid... geen medicijnen, geen dokters, geef me gewoon een beetje kurkuma en ik ben weer weg.’

‘Je hebt meer nodig dan kurkuma.’ Devi was zelf verbaasd hoe kalm ze klonk. ‘Ik ben het met je eens, zo te zien is het niet nodig om...’ Ze aarzelde heel even, maar hij merkte direct dat ze Devanna’s naam niet wilde uitspreken.

‘... een dokter te laten komen,’ vervolgde ze effen, ‘maar ik weet wat je hiervoor nodig hebt; het ligt in mijn kamer.’

‘Doe geen moeite,’ zei Machu kort toen ze terugkwam met jodium en een rol verband. ‘Geef mij de fles, dan doe ik de jodium er zelf wel op.’

‘Foei!’ berispte een van zijn tantes hem.‘Doe eens niet zo koppig. Ze is je schoonzuster, geen ongetrouwde, blozende jongejuff rouw. Hier, geef me je kupya maar en sta stil terwijl ze je schoonmaakt.’

Machu wist wanneer hij verslagen was. Met een strak gezicht begon hij langzaam zijn tuniek los te maken. Hij kromp ineen toen hij de stof lostrok van zijn rug. Devi keek beschaafd de andere kant op toen hij zich uitkleedde. Ze stond zogenaamd met het flesje te prutsen, maar haar hart bonsde toen hij zich tot zijn middel uitkleedde.

‘Ga zitten,’ zei ze alleen en ze verwonderde zich er weer over dat ze zo beheerst klonk. Haar hart ging zo snel tekeer dat ze er haast duizelig van werd. Hij ging met zijn rug naar haar toe op een kruk zitten. Zijn spieren waren zichtbaar gespannen. De vrouwen kwamen om hem heen staan.

‘Dat dacht ik al, de wonden zijn niet diep,’ mompelde Devi opgelucht.

Machu’s lippen trokken samen.‘Dat zei ik meteen al.’

Ze antwoordde niet, maar schepte een beetje water uit de pan die op het fornuis stond te borrelen. Ze dompelde er een doek in en wrong die uit. Machu bleef zwijgend rechtop zitten, met zijn handen op zijn knieën gebald. In zijn verhoogde staat van bewustzijn vielen hem de kleinste dingen op. De vallende waterdruppels, draaiend en glanzend in het licht van het vuur; de stoom uit de doek die ze weer in het water dompelde; het getinkel van glas toen haar armbanden over haar polsen heen en weer schoven.

Ze begon zijn rug schoon te maken en voelde nog voor ze het hoorde zijn snelle, ondiepe ademhaling terwijl ze haar vingertoppen zachtjes over zijn huid liet gaan. Hij opende en sloot zijn vuisten aan een stuk door. Langzaam verwijderde ze het grind en de modder uit zijn wonden, terwijl de vrouwen om hen heen af en toe aanwezen waar ze iets overgeslagen had.‘Daar, nee, daar, o, nu heb je het.’ Het leek Devi alsof hun stemmen van heel ver weg kwamen, als stemmen zonder lichaam uit een poel. Haar blikveld leek ineens vernauwd; alsof haar perceptie en bewustzijn tot een halve meter beperkt waren zodat ze zich alleen nog maar bewust was van de man die voor haar zat. De warmte van zijn lichaam terwijl ze achter hem stond, op nog geen vingerlengte afstand. Elk plukje haar achter in zijn nek. Ze haalde de doek over Machu’s huid, over de achterkant van zijn nek, over zijn schouders en onderrug, waarbij ze subtiel haar nagels over zijn ruggengraat liet gaan.

‘O, moet je zien, het zweet druipt van je af,’ zei iemand. Machu trok een grimas en wreef afwezig met zijn arm over zijn voorhoofd.

Devi goot jodium op een watje. ‘Dit prikt even,’ mompelde ze terwijl ze zijn wonden ermee depte. Er schoot een zonnestraal door de dubbele ruiten van het dakraam; stofdeeltjes dansten door de lucht. Ze boog haar hoofd dicht naar hem toe, zo dicht dat haar vlecht zijn arm raakte, zo dicht dat ze elke porie van zijn huid kon zien. De haartjes op Machu’s arm gingen overeind staan en er vertrok een spier in zijn kaak. Devi raakte zachtjes zijn schouder aan alsof ze zichzelf in evenwicht wilde houden. Ze boog nog verder voorover en blies met getuite lippen zachtjes over zijn huid.

‘Genoeg.’ Machu sprong op van de kruk. ‘Zo is het goed,’ zei hij hees. Hij kneep zijn lippen samen tot een dunne strakke streep, griste de kapotte kupya van de grond en beende naar buiten.

Achter hem lagen de vrouwen slap van het lachen.‘Mannen!’ riepen ze liefkozend, zich vergissend in de oorzaak van zijn ongemak. ‘Wat een rare wezens toch. Nemen het probleemloos op tegen de wildste beesten, maar rennen weg voor het kleinste prikje!’

Devi zei niets. Ze ademde snel terwijl ze de dop op het flesje draaide.

Machu ontliep haar daarna zo vastberaden dat ze hem de eerstvolgende maand nauwelijks zag. Maar net toen ze wanhopig begon te worden bood hij aan om wapenbloemen te plukken. Het wapenfestival stond voor de deur en de helderoranje bloemen waren nodig om alle geweren, zwaarden en messen in het huis te versieren.

Hij zou de volgende ochtend vroeg vertrekken, zei Machu bij het avondeten tegen Kambeymada Nayak. In het begin van die week waren de bloemen in de rimboe tot volle bloei gekomen en hij wist precies waar hij de mooiste exemplaren kon vinden. Nee, er hoefde niemand met hem mee te gaan; hoe moeilijk kon het zijn om een paar bloemen te plukken?

Het was nog heel vroeg toen hij vertrok; er hing een kille mist over de binnenplaats. De waterige maan die de afgelopen nacht was opgekomen dreef in en uit de wolken; er knipperden sterren wispelturig door de mist heen. Machu stapte flink door, over de stenen treden die aan een kant van de binnenplaats uitgehouwen waren, toen over het pad dat eerst naar de velden leidde en daarna naar het woud. Hij was al een aardig eind op weg toen hij abrupt halt hield.

‘Devi?’ zei hij geschrokken.‘Dévi?’

Ze was voor hem het huis uit geglipt en stond nu half onzichtbaar in de mist. In blinde woede ontstoken bewoog hij zich nog sneller voort en binnen een paar seconden stond hij al naast haar. Zelfs in het zwakke licht was de razernij op zijn gezicht goed te zien.‘Ben je gek geworden?’

Als reactie op zijn stem vloog er ergens tussen de rijstvelden een vogel op, en daarna nog een, met vleugels als bleke vegen in het donker.

‘Waarom ben jij hier, op dit uur van de dag?’

Ze schudde nerveus haar hoofd. ‘Je ziet er een stuk beter uit in het maanlicht.’ Precies hetzelfde had hij lang geleden tegen haar gezegd, toen hij haar gevraagd had hem te ontmoeten op de weg bij het huis van de Nachimanda’s.

‘Ga terug,’ zei hij bars.‘Onmiddellijk. De vrouwen in deze familie, schóónzus, staan niet op ongetrouwde mannen te wachten.’

Devi verstrakte, haalde diep adem en deed een stap naar hem toe.

‘Niet doen,’ waarschuwde hij. Ze kwam nog een stap naar voren, maar hij stak zijn arm uit. Het foedraal van zijn geweer viel door de plotselinge beweging van zijn schouder.‘Níét doen! Ik weet niet welk spelletje jij aan het spelen bent, maar als je denkt dat ik jouw pion ben heb je het goed mis.’

‘Machu,’ zei ze trillend. ‘Wat er gebeurd is... Het enige wat ik weet is dat ik zonder jou...’ Ze spreidde haar handen hulpeloos voor zich uit.‘Het is allemaal zinloos, Machu. Zonder jou is er niets.’

Heel nadrukkelijk zette ze nog een stap naar hem toe terwijl ze hem bleef aankijken. In zijn hals begon een ader te kloppen.

‘Wat wil je?’ Zijn stem klonk wild, bijna wanhopig.‘Ayappa Swami, wat wíl je toch van me?’

Haar ogen waren groot, haar pupillen verwijd.‘Jou,’ fluisterde ze.

Hij werd heel stil. Om hen heen werd het lichter. Een minieme verandering, een tipje van de dageraad kwam laagje voor laagje een einde maken aan de nacht. Ze kwam nog dichterbij, zo dichtbij dat hij haar adem kon voelen. Ze rekte zich uit en drukte toen langzaam en weloverwogen haar lippen in zijn hals. Haar geur, fris en niet te zoet, als pasgemaaid gras. Hij beefde onwillekeurig toen ze haar handen over zijn borst liet gaan. Ze kuste zijn hals. Als vanzelf sloten zijn ogen zich; haar zachte lippen, zo zacht als een veertje, Ayappa Swami, waarom had ze zo veel macht over hem...

‘Nee.’ Hij duwde haar ruw van zich af en even stond ze als een dronkenman op haar benen te zwaaien, alsof ze ging omvallen.

Hij schouderde zijn geweer en keek haar met zo veel haat aan dat Devi stond te sidderen.‘Ga, ga weg voordat ik... Ga weg!’

Er welden tranen op in haar ogen; haar eerdere bravoure was weg.‘Machu, alsjeblieft...’

‘Ga!’ Zonder haar nog een blik te gunnen beende Machu met een onverzettelijk gezicht in de richting van het bos.

Hij was zo kwaad dat hij bijna niet na kon denken. Hij wist dat ze hem daar nog steeds geschokt stond na te kijken. Hij zou haar nek omdraaien als ze... Ze begon te huilen. Hij aarzelde even, maar liep toen stug door.

Devi ging strompelend, met tranen die over haar gezicht stroomden, op weg naar huis. Wat een dwaas was ze, wat een ongelooflijke dwaas. De wanhoop van het afgelopen anderhalf jaar overviel haar weer en ze moest zo hard huilen dat ze nauwelijks iets kon zien. Hij háátte haar. Hij zou haar wat gebeurd was nooit vergeven.

En toen stond Machu plotseling stil. Zijn gezicht stond hard. Hij haatte de macht die ze over hem had, haatte zichzelf nog erger. Hij sprong als een kat terug over het pad en haalde haar met een paar grote stappen in. Hij pakte haar arm en draaide haar ruw om.

‘Ik kan het niet,’ zei ze huilend,‘ik kan het... niet meer...’

Hij klauwde met zijn handen in haar schouders en schudde haar zo hard heen en weer dat haar haar uit de losse wrong losschoot. Zijn handen grepen verward in haar lange, zijdeachtige haar en hij bleef haar heen en weer schudden met woede, bitterheid en rauwe pijn in zijn ogen. Als een lappenpop schudde hij haar heen en weer, heen en weer, en toen draaide hij haar gezicht ruw naar boven en perste zijn mond op de hare.

Ze spraken af op een verlaten plek bij de rivier, in een verborgen bosje goudenregen dat Machu haar gewezen had. Ze duwde de overhangende takken opzij en kroop door de nauwe opening. Binnenin was een natuurlijk prieel, zo hoog dat een man er makkelijk kon staan. Aan de achterkant werd het begrensd door athibomen en aan de voor- en zijkanten door een baldakijn van bloeiende takken. Massa’s glanzend gele bloemblaadjes lagen op de bemoste bodem; hoog daarboven piepte de zon door het dikgeweven bladerdak. Ongewoon verlegen stonden ze tegenover elkaar. Hij had deze plek als jongen ontdekt toen hij een haas achternazat, vertelde hij haar. Hij dacht niet dat iemand anders wist dat die bestond.

Ze lachte; een vrolijke, gemaakte lach. ‘Je bedoelt niemand be-halve je eerdere veroveringen.’

Hij schudde zijn hoofd en nam haar zonder iets te zeggen in zijn armen.

Het was vloeistof, het was vuur, de holte onder aan zijn ruggengraat, het dierlijke geluid dat hij maakte als ze in zijn oor beet. Tot nu toe hadden ze zich altijd kuis gedragen; Machu’s eergevoel had hem belet verder te gaan dan zijn lippen verlangend op de hare te drukken, om ze dan weer terug te trekken. Nu was het anders; hoewel ze onder één dak woonden waren ze lang gescheiden geweest, en het had pijn gedaan om haar elke nacht in de kamer van een ander te zien verdwijnen. Zijn overweldigende verlangen naar haar, de echtgenote van een familielid, overspoelde hem in een vloedgolf van schuld en verlangen tot hij niet meer wist of hij haar huid voelde of de zijne. Haar hijgende, onstuimige reactie zette hem in vuur en vlam en prikkelde hem nog meer. Hun hartstocht steeg hoger, onverdraaglijk hoog, en hun opgekropte verdriet implodeerde in een onuitwisbare bezitsdaad.

De mijne. Voor altijd.

Zo vaak als ze konden spraken ze daar af, in de rust van de middag. Devi’s ogen glansden weer, er kwam veerkracht in haar stappen en kleur op haar wangen. Maar Machu werd heen en weer geslingerd tussen wilde, heftige opwinding en brandende schaamte. ‘Waar ben ik mee bezig,’ dacht hij als hij ’s nachts slapeloos naar het plafond lag te staren. Dan dacht hij aan haar, aan hoe ze haar hoofd schuin hield als ze naar hem keek, aan de fluwelen zachtheid van haar huid.‘Het is goed,’ zei hij dan in zichzelf,‘dat moet wel; het kan niet verkeerd zijn als het zo goed voelt.’

Devanna interpreteerde het lied op Devi’s lippen als een teken dat ze eindelijk zou ontdooien. Op een dag liet hij een bosje sampigébloemen, in bladeren en linten gewikkeld, voor haar achter op een ladekast in hun kamer, waar hij wist dat ze het zou vinden. Devi keek met een ondoorgrondelijke blik naar de bloemen. De baby kirde blij vanuit zijn wieg toen hij zijn moeder zag. Toen ze naar hem keek, stak hij zijn mollige handjes in de lucht van plezier. Ze glimlachte aarzelend naar haar zoon, maar haar hart was onverklaarbaar zwaar. Ze pakte hem op en de tranen sprongen in haar ogen toen ze zijn warme babylijfje vol vertrouwen in haar armen voelde nestelen.

Toen Devanna bij het avondeten zag dat ze zijn bloemen in haar vlecht droeg, sprong zijn hart op van vreugde. Hij ging naar haar toe toen ze ’s avonds in bed lag en stak verlegen zijn hand uit om haar haar te strelen. Maar Devi verschoot van kleur.

‘Heb het hart niet,’ zei ze trillend tegen hem. ‘Raak me nóóit meer met een vinger aan.’

‘Hoelang, Devi?’ vroeg hij. De pijn was in zijn stem te horen. ‘Hoeveel langer wil je me nog laten boeten?’

‘Praat een beetje zachter. Zet me alsjeblieft niet te kijk bij je familie.’

‘Jou te kijk zetten? Ik weet, Devi, wat ik je heb aangedaan. Ik moet er elke dag mee leven. Ik weet dat ik ervoor zal moeten boeten als de dag van afrekening komt, maar het is meer dan een jaar geleden. Veertien maanden. We zijn getrouwd, we hebben een zoon, hoelang blijf je me nog straffen? Zeg me wat ik moet doen om vergeven te kunnen worden.’

Devi draaide zich met bonzend hart van hem af.

‘Ga met me mee,’ zei Machu een keer tegen haar.

‘Waar naartoe?’

‘Weg. Maakt niet uit waarheen.’

‘En in zonde leven? Je weet dat je daar niet gelukkig van zou worden.’ Zodra ze het gezegd had, beet ze op haar lip. Ze wist hoe hij zich schaamde dat hij zich niet aan zijn gelofte had gehouden. Het zou nog geen jaar duren voor de beloofde twaalf jaar voorbij zouden zijn, maar toch had hij ervoor gekozen bij haar te zijn; hij had haar verkozen boven zijn god.

Ze tilde haar hoofd op van zijn borst en knipperde met haar ogen tegen het zonlicht dat door de bladeren viel.‘Bovendien,’ voegde ze er vlug aan toe,‘is dit jouw land.’

Hij bleef lang stil. ‘Lang geleden,’ zei hij, ‘toen ik nog een jongen was, was er een bijeenkomst van de raad van ouderen. Er stond een man uit het dorp naast het onze terecht. Voor diefstal. Hij had zich negen morgens land toegeëigend die aan zijn broer waren toevertrouwd. Kambeymada Nayak zat het proces voor. Het was in de namiddag, herinner ik me. Van heinde en verre, uit alle dorpen onder het gezag van de Nayak, kwamen de mensen uit de heuvels naar het dorpsplein. Het vee werd voor de avond teruggebracht naar de stallen, je kon hun koppen zien deinen in de heuvels en de verre klank van hun bellen horen. Dat was het enige geluid, want wij waren allemaal heel stil, volkomen stil, diep onder de indruk van de ernst van de situatie terwijl we wachtten op de straf die de verdachte boven het hoofd hing.

‘De man stond met rechte rug voor de ouderen. Zijn peechekathi en odikathi waren hem afgenomen; ze lagen ergens aan de kant in het stof. De Nayak stond op en noemde de misdaad van de man. Gaf hij de aanklacht toe? “Ja,” zei de man zonder meer. Hij achtte zich te goed voor leugens en de schaamte stond voluit op zijn gezicht geschreven.“Wij zijn tot een beslissing gekomen,” zei de Nayak ernstig. “De verdachte moet gestraft worden voor dit vergrijp. Vanaf morgenochtend vroeg mag niemand hem hout of water aanbieden, in ons gehele land niet.”’

Machu zweeg even; zijn ogen stonden afstandelijk.‘De man bleef even staan. En toen, Devi, zakte hij in elkaar. Hij zakte gewoon op de grond als een bizon waarvan de poten worden afgehakt. Hij kon zich niet meer beheersen en lag in elkaar gedoken te huilen als een kind.’

Geen hout en geen water. Devi wreef over het kippenvel op haar arm. Geen hout en geen water. Ze wist wat dat betekende. Als hij in heel Kodagu geen voedsel of onderdak zou kunnen krijgen, was de verdachte verbannen, voor altijd uit de gemeenschap gestoten.

‘Dit is jouw land,’ herhaalde ze bedroefd. ‘Je hart is hier, overal elders zou je wegkwijnen.’

‘Bij jou. Mijn hart is bij jou.’ Ze keerden zich weer naar elkaar toe.

Ze werden minder voorzichtig en bleven steeds langer in het prieel. Als ze in elkaars armen lagen, waren ze zich allebei scherp bewust van de voorbijtikkende minuten, maar geen van beiden wilde de eerste zijn die de betovering verbrak. Onveranderlijk was het ten slotte Machu. ‘We moeten gaan,’ zei hij dan gelaten. ‘Ze zullen zich afvragen waar je bent.’ Ze kusten elkaar stiekem op zolder en soms ’s ochtends vroeg op de binnenplaats, recht onder de neus van de slapende familie. Ze werden roekeloos. Eén keer was een van de kinderen huilend wakker geworden en het kind had bij hoog en laag beweerd dat hij een geest door het huis had zien zweven; een andere keer had Machu zo hoog in haar hals een afdruk achtergelaten dat haar bloes die niet kon bedekken. Ze had haar vlecht over haar schouder naar voren getrokken, maar toen ze de rijst opschepte was die opzij gevallen. Een van de vrouwen had het gezien en haar veelbetekenend toegeknikt.‘Zo, heeft hij je wakker gehouden?’ vroeg ze met een knipoog naar Devanna. Devi keek met kloppend hart naar Devanna, maar gelukkig was de Nayak een gesprek met hem begonnen over de boekhouding en hoorde hij het niet.

Onvermijdelijk begon een koude, harde ontevredenheid zich aan te dienen.

‘Raakt hij jou hier aan,’ fluisterde Machu, terwijl hij met zijn vinger over haar hals gleed.‘Of hier? Of hier? Voel je je wel eens zo bij hem?’

‘Niet doen,’ zei Devi. ‘Ik heb je al gezegd dat Devanna hier buiten staat.’

‘O?’ Machu trok cynisch een wenkbrauw op.‘Dus we mogen niet eens meer over je man praten?’

‘Ik ben je speeltje, hè Devi?’ vroeg hij nadat hij een tijdje stil was geweest. ‘Een minnaar om mee te stoeien naast je dierbare echtgenoot.’

Devi vertrok in tranen uit het prieel.

‘Waarom heb je niet op me gewacht?’ vroeg hij een andere keer wanhopig. Devi keek zonder iets te zeggen naar haar handen. Ze had het Tayi beloofd. En bovendien was het nu te laat. Ze wist hoe hij zou reageren als ze het hem vertelde; zonder na te denken zou hij zijn blinde woede op Devanna koelen. Het schandaal zou dan in heel Kodagu rondgaan. De hoon die Nanjappa zou treff en. De mensen zouden vals vragen wie zijn vader was, met schuinse blikken op het kind. En op haar.

Een rotte kies waar al te veel tandenstokers in geprikt hebben.

‘Devi,’ begon Machu weer. Ze ging op haar tenen staan en bracht met haar lippen de zijne tot zwijgen.

De dagen begonnen koeler te worden. Het onophoudelijke, vermoeiende stiekeme gedoe knaagde aan hen en ze kregen steeds vaker ruzie. Baby Nanju leerde lopen. Hij was zo vlug als kwikzilver, zeiden de vrouwen. In een oogwenk was hij weggewaggeld naar god-mag-weten-waar. De balstruiken stonden goudgeel te bloeien en de winterbataten werden sponzig en vol. In huize Kambeymada was het alweer bijna tijd voor de jaarlijkse voorouderverzoening.

De mysticus die speciaal voor de gelegenheid helemaal uit Kerala was gekomen, maakte zijn toilet op de veranda; een troepje kinderen volgde al zijn bewegingen met open mond. Hij schilderde een masker op zijn gezicht van gigantische hoeveelheden zwarte, witte, rode en groene verf en accentueerde zijn ogen met een dikke laag zwart, die helemaal doorliep tot zijn slapen. Zijn hoofdtooi van minstens dertig centimeter hoog was gemaakt van doorzichtig indigo gaas dat glinsterde in de schemering. Hij droeg een wit onderkleed met lange mouwen en daaroverheen bevestigde hij een omvangrijke rok van hooi die tot zijn enkels reikte. Ten slotte bond hij een riem met stokken om zijn middel, over de rok van hooi, die stijf van zijn lichaam afstonden. Aan het eind van elke stok werd een koperen kom gebonden, waarin Devi en de andere vrouwen van het huis katoenen kousjes en lepels olie legden.

De zon ging rood onder en de avondkrekels begonnen tsjirpend aan hun overpeinzingen. De kinderen waren gewassen en gevoed, en de gebedskamer en de voorouderhoek versierd met bloemen. De geur van jasmijn zweefde door de kamer. Devi was een beetje misselijk en ging naar buiten om op de veranda een luchtje te scheppen. De binnenplaats vulde zich al met mensen uit het dorp van de Kambeymada’s maar ook uit de omgeving. Ze kwamen allemaal om de zegen van het orakel te ontvangen. Heimelijk keek ze om zich heen, maar er was nog geen Machu te zien. Gistermiddag hadden ze weer ruzie gehad. Ze had niet op tijd uit de keuken weg gekund en toen dat eindelijk lukte, was Machu in een norse stemming. Ze had het zoals gebruikelijk af willen kussen, maar hij had bitter gereageerd. ‘Was het de keuken of je echtgenoot die je ophield?’

Toen hadden ze woorden gehad, en niet zo’n klein beetje ook. Als Devi eraan dacht prikten de tranen nog achter haar ogen.

‘Waarom?’ had hij haar weer gevraagd, ‘waarom kon je ineens niet langer wachten, terwijl je beloofd had dat je bij me zou blijven?’ En weer had ze geen antwoord gehad.

‘Laten we ermee stoppen,’ had hij met een diep vermoeide stem gezegd.‘Laten we hiermee stoppen, Devi, er zit geen toekomst in.’

Ze beet op haar lip en liet haar ogen weer ongerust over de binnenplaats gaan. Hij was de vorige avond onvindbaar geweest en ook de hele dag weggebleven. Hij zou vanavond bij de verzoening toch zeker geen verstek laten gaan?

De avond viel over de heuvels; de fakkels brandden levendig op de pilaren langs de veranda. Er schoten vleermuizen door de lucht en langzaam kwam het tromgeroffel aanrollen in het donker. De mysticus stapte plechtig de binnenplaats op en de mensenmassa zoog als één persoon de adem in. Hij bleef huiverend staan terwijl de vrouwen de kousjes aan zijn riem aanstaken; zijn machtige gestalte bewoog mee op het ritme van de trommels. Toen de trommelslagen versnelden, begon hij rond te draaien, eerst langzaam en toen steeds sneller en sneller. Een geweldige cirkel van licht bewoog zich om zijn middel; zijn hoofdtooi schitterde in de vlammen en zijn ogen flitsten in zijn geverfde gezicht.

Hij ging de binnenplaats rond in zijn cirkel van vuur, eenmaal, nog een keer en toen nog een keer. Toen ging hij het huis in en wervelde van kamer tot kamer; hij boog zijn hoofd voor de voorouderhoek en tolde toen terug naar de binnenplaats. Onder onophoudelijk tromgeroffel bleef hij ronddraaien, terwijl de mensen elkaar verdrongen om hun olieoffers in zijn riem te gieten. De stenen van de binnenplaats werden glad van de gemorste olie. Slaperige kinderen werden opgetild of binnen naar bed gebracht, en nog altijd bleef de mysticus rondtollen om het hoofd van de voorouders van de Kambeymada’s uit te nodigen via zijn lichaam te spreken.

Vele uren later gebeurde dat uiteindelijk. De ogen van het orakel rolden naar binnen, de geest van de voorouder daalde in zijn lichaam neer en begon te spreken. De gasten werden uitgenodigd om eerst hun vragen te stellen, en op het moment dat het orakel hen antwoordde zag Devi Machu. Ergens tijdens de ceremonie was hij stilletjes opgedoken. Ze had geen idee waarvandaan of wanneer, maar daar stond hij op de veranda nog geen anderhalve meter van haar vandaan naar haar te kijken.

Devi glimlachte hem ongerust toe. Laten we gisteren alsjeblieft achter ons laten. Het late uur en de tol van een hele dag zorgelijk en jaloers piekeren over waar hij was maakten dat ze minder voorzichtig was dan ze anders geweest zou zijn. De volle kracht van haar gevoelens stond in haar ogen te lezen voor iedereen die het maar wilde zien. Daar stonden ze elkaar met hun ogen te verslinden, zij tweeën, in het volle zicht van de hele familie. En toen wendde Machu doelbewust zijn blik af en keek hij de andere kant op. Devi kromp ineen alsof hij zijn hand had opgeheven om haar te slaan. Ze slikte en staarde in het donker. Haar prikkende ogen weet ze aan de rook.

Aan de andere kant van de veranda stond Devanna onbeweeglijk in het donker.

Toen het moment was aangebroken dat de Kambeymada’s de zegeningen van het orakel konden vragen, ging de Nayak als eerste. Hij bedankte de voorouder dat hij uit de hemel was neergedaald om hen met zijn aanwezigheid te vereren. Hij bedankte hem voor de overvloedige oogst, voor de geboorte van weer een kleinzoon en voor de niet-aflatende welstand van de familie. Zegen ons allen, vroeg hij, zegen ons allen met uw goedgunstigheid. Daarna kwam de rest van de Kambeymada’s naar voren. Echtpaar na echtpaar vroeg om de zegening van de voorouder en stelde vragen. Zou hun kind slagen voor de aanstaande examens? Zou een sollicitatie in Madikeri geaccepteerd worden? Zou er een huwelijksaanzoek voor hun dochter komen?

Toen het eindelijk de beurt van Devi en Devanna was, had Devi niet in de gaten hoe gespannen Devanna naast haar liep. Met een loodzwaar hart boog ze voor het orakel. ‘Wat is dit?’ brulde het orakel plotseling. De mensen vielen stil van schrik. ‘Man en vrouw, zei ik. Man en vrouw. Waar is je man?’ vroeg hij en hij richtte zijn bloeddoorlopen ogen op Devi.

‘Ik... hier, hij is hier.’

‘Nee. Nee!’ riep het orakel ongeduldig. ‘Waar is je man? Jij...’ Hij draaide zich abrupt naar de rest van de familie, die verbijsterd naar hem keek. ‘Een tragedie,’ brulde hij. Hij beefde over zijn hele lichaam.‘Ik waarschuw jullie, een tragedie!’

Het was doodstil op de binnenplaats; de mensen staarden hem verbijsterd aan. De Nayak herstelde zich het eerst en trok Devi en Devanna weg van het orakel, waarna hij het volgende paar naar voren schoof. De trommels begonnen weer. Devi stond te beven.‘Geen zorgen, kunyi,’ troostte de Nayak haar, hoewel zijn eigen stem ongerust klonk. ‘Het gebeurt wel eens dat het orakel dingen zegt die wij niet kunnen begrijpen.’ Devanna hield zich stil.

Devi vluchtte het huis in om zichzelf te kalmeren. Met haar klamme handen tegen haar wangen gedrukt stond ze trillend bij de wieg met haar slapende zoon.‘Waar is je man?’ had hij gevraagd. Hoe had hij het geweten? De geur van jasmijn vulde haar neus.

Devanna kwam achter haar naar binnen en sloot de deur. Devi draaide zich snel om.‘Het is Machu, hè?’

Devi keek naar Nanju. Niets zeggen, waarschuwde haar verstand.

‘Het is Machaiah. Dat ik dat niet eerder gezien heb. Heb je, hebben jullie...’ Devanna viel stil. Hij kon de woorden niet uitspreken, maar hij kende het antwoord al. Hij kende het geheim achter het geluk van zijn vrouw de afgelopen maanden.

‘Hou je van hem?’

Niets zeggen. Devi keek langzaam naar Devanna op, met tranen in haar ogen.‘Altijd al.Vanaf de eerste keer dat ik hem zag.Weet je nog, de tijgerbruiloft... hij is het altijd al geweest.’

Devanna’s lippen verwrongen zich tot een glimlach. ‘En ik heb altijd van jou gehouden. Al zolang ik me kan herinneren.’

Hij stond daar naar haar te kijken, met een immens verdriet in zijn ogen. ‘Hoe heeft het zover kunnen komen? Die haat... ik kan het niet verdragen, Devi.’

Devi schudde haar hoofd en slikte in een poging zichzelf te be-heersen.‘Devanna, alsjeblieft. Ik... het is een erg lange dag geweest. Kunnen we er morgen over praten?’

Hij wilde iets zeggen, maar bedacht zich. Met opnieuw die gespannen glimlach knikte hij. ‘Als dat is wat je wilt.’ Devi veegde haar ogen droog. ‘We moeten naar buiten gaan. De mensen zullen zich afvragen... nu het orakel die dingen gezegd heeft...’

‘Ja, de mensen zullen erover praten.’

Hij deed de deur voor haar open.‘Ga maar,’ zei hij,‘ik kom er zo aan.’

Devanna stond lang naar zijn zoon te kijken. Hij bukte zich om het donzige hoofdje te kussen. De geur van jasmijn hing in de lucht. Kalm klom hij de trap op naar de zolder en nam een geweer uit het wapenrek. Het licht van de binnenplaats werd in grillige, vuurrode vormen op de ramen gereflecteerd. Hij kon het gedempte geluid van de trommelslagen horen. Hij is het altijd al geweest.

‘Je bent vrij, Devi,’ zei hij helder. En toen zette Devanna het geweer op de vloer, richtte de loop op zijn borst en haalde de trekker over.