27
Nauwelijks was de auto de oprit af of Appu rende pijlsnel naar het sportterrein. ‘Oei,’ riep een van de jongens hem na, ‘heb je de meester niet gehoord? Appel over een kwartier, zei hij.’ Appu grijnsde, maar nam niet de moeite om antwoord te geven terwijl hij om de hoek van het scholierenverblijf naar het sportveld stoof.
‘Stop,’ beval hij de vegende man die het veld op zijn gemak van bladeren ontdeed.‘Aan de kant, ik wil spelen.’
De schoonmaker keek heel even aarzelend, zette toen zijn bezem weg en sjokte naar de rand van het veld.
Appu legde de bal neer en keek even om zich heen terwijl hij zich oprichtte en de afmetingen van het veld overzag. Hij zwaaide bij wijze van proef met de stick, met al zijn aandacht bij het gewicht in zijn handen. Met zijn blik strak op de bal gericht begon Appu te dribbelen. Eerst langzaam, om zijn nieuwe stick te leren kennen. Geleidelijk aan meerderde hij vaart en dribbelde hij steeds sneller, en er brak een brede, onbewuste glimlach door op zijn gezicht toen hij voelde hoe de stick op zijn aanraking reageerde. Appu rende kriskras over het veld; hij zwenkte alle kanten uit en dreef de bal moeiteloos voor zich uit.
Toen de huismeester hem vanuit de ramen van het scholierenverblijf zag en ‘Onmiddellijk binnenkomen, jongeman!’ brulde, keek Appu niet eens op, zozeer ging hij op in zijn spel. De laaiende huismeester rende de trap af en het veld op.
De helft van zijn nieuwe klas hing uit de ramen van het scholierenverblijf om te kijken.‘Arme gek,’ zeiden ze medelevend toen ze de huismeester op Appu zagen afstormen.‘Die zal ervan lusten!’
Maar Appu verblikte of verbloosde nauwelijks toen hij zich met een vriendelijke glimlach naar de huismeester omdraaide.‘Nee, meneer, ik heb de bel niet gehoord,’ zei hij zeer redelijk.
‘Nee, meneer, ik wist niet dat het veld om zes uur ’s middags dicht ging.’
‘Ja, meneer, natuurlijk, meteen.’ Met een snelle beweging van zijn stick schepte hij de bal op, stopte die in zijn zak en liep met soepele stappen terug naar het scholierenverblijf, fluitend.
De huismeester staarde geërgerd naar de weglopende Appu en besefte dat hem de wind uit de zeilen was genomen, al begreep hij niet precies hoe dat was gebeurd.‘Jij!’ schreeuwde hij terwijl hij zijn ergernis op de schoonmaker richtte. ‘Klungel. Waarom moedigde jij die jongen aan? Weet je dan niet dat zo laat sporten niet is toegestaan?’
‘M’neer, ja, m’neer,’ mompelde de schoonmaker. Hij pakte zijn bezem en haalde die keurig, op dubbele snelheid, over het veld.
Kapitein Balmer stuurde Appu een dik pak Cadbury-chocola met een briefje erbij om hem te feliciteren met zijn toelating tot Bidders. Je vader was een hoogstaand mens, schreef hij. Als jij maar half in zijn voetsporen treedt, steek je nog altijd met kop en schouders boven de meeste mannen uit. Ik zal je vorderingen op Bidders met belangstelling volgen; als je iets nodig hebt, aarzel dan niet om het te vragen.
Het jaar verstreek in een gemoedelijke sfeer. Appu straalde een kalm, natuurlijk leiderschap uit en er leek geen sport te bestaan waarin hij niet uitblonk. Hij werd spits in het junior-hockeyteam. Hij was een ster in veldlopen en een cruciaal lid van de zwem- en tennisteams. En op een van sport bezeten school als Bidders stuwde dat alles hem op tot de hoogst mogelijke populariteit.
Het hielp ook dat hij de beschikking had over jaloersmakende sommen zakgeld. Hij hoefde Avvaiah maar een telegram te sturen; voor tennislessen of een schoolreisje, legde hij aanvankelijk nog uit, maar al snel liet hij die verklaringen achterwege. Ze waren overbodig. Twintig roepies, stond er in zijn telegrammen, of vijftien, of dertig, en binnen een week verscheen het geld dan op magische wijze op zijn rekening. Het kwam nooit bij Devi op om uitleg te vragen. Waar kon het kind dat geld per slot van rekening aan uitgeven? Een paar extra koeken bij de snoepwinkel misschien, maar wat gaf dat nu?
En inderdaad was Appu gul. Hij trakteerde iedereen die erom vroeg op chocola en melksnoepjes, maar ontdekte al snel de opwindender privileges die je met geld kon kopen. De school had een groep jongeren uit de omliggende dorpen in dienst om het schoolterrein te verzorgen, de docentenverblijven schoon te maken en de poorten te bemannen. Het was een bekend geheim dat al deze ondernemende lui, met name de bewakers, overgehaald konden worden om sigaretten, stripboeken en zelfs drank naar binnen te smokkelen. Appu maakte meteen gebruik van hun diensten. Hij bejegende hen met een vanzelfsprekende autoriteit, dezelfde die Devi bij haar eigen arbeiders toepaste, een superioriteit die zo sterk voortkwam uit een onmiskenbaar bevoorrechte positie dat de bewakers hem automatisch gehoorzaamden.
Veel van de koffieplukkers op Nari Malai kwamen uit streken buiten Kodagu, dus behalve het Kanarees, dat hij vloeiend sprak, had Appu ook een mondjevol Malayalam en Tamil opgepikt. De bewakers waren verrukt dat de jonge heer in hun eigen taal met hen kon babbelen. ‘Kom in onze hut, anna,’ nodigden ze hem uit, en na school kwam Appu vaak op bezoek en hurkte hij bij hen neer om hun bidi’s te roken.
Na het einde van elk semester ging Appu direct terug naar Nari Malai met zijn koffers vol sportbekers. Devi poetste ze met tamarindepasta tot ze glommen en zette ze in een speciaal getimmerde rozenhouten kast in de hal. Ze liep de hele dag drukte over hem te maken. ‘Wat ben je mager geworden, je benen lijken wel kippenpoten! Waarvoor moet ik zulk dik schoolgeld betalen als ze je niet eens fatsoenlijk te eten kunnen geven?’
‘Ik ben langer geworden, Avvaiah, dat is alles,’ zei Appu geamuseerd, maar Devi sloeg er geen acht op en ging snel naar de keuken. Nanju keek dan schuins naar Appu, een beetje jaloers op alle drukte. Maar het viel niet mee om geïrriteerd te blijven, niet terwijl Appu komisch naar hem stond te knipogen achter hun moeders rug: ‘Kippenpoten? Niet eens van een haan, maar van een kíp? Avvaiah is zelf een gekke oude hen, hè, Nanju? Pòòòk, pòòò, pòòòk...’ En dan gaf hij zo’n perfecte imitatie van Devi’s klaagzangen ten beste gaf dat Nanju in lachen uitbarstte.
Als de idylle van de vakantie afgelopen was, keerde Appu naar Bidders terug met zijn zakken zwaar van het geld en zijn koff ers vol met lekkers. Devanna schreef hem geregeld en zo nu en dan kwam er ook een houterig schrijfsel van Nanju. Hij schreef over de universiteit waar hij de volgende zomer naartoe zou gaan. De aanmeldingsformulieren waren al ingevuld; het was een prima instelling, zeiden de mensen, een van de weinige in het land die door de staat waren erkend.
Devanna stuurde Appu de details rond Nanju’s vertrek. Nanju zou agrarische wetenschappen gaan studeren aan de universiteit van Mysore, schreef hij. De koning van Mysore had zijn onderwijsexperts op een vijf jaar lang durend onderzoek over de hele wereld gestuurd, schreef hij, en vervolgens was de universiteit opgezet met als grondslagen het bevorderen van oorspronkelijk onderzoek (zoals de universiteit van Chicago), het uitdragen van kennis (zoals de universiteit van Wisconsin) en het toepassen van een onderwijssysteem dat studenten zou voorbereiden op het politieke en sociale leven (zoals de universiteiten van Oxford en Cambridge).
Devanna’s brieven eindigde altijd hetzelfde: Je moeder zendt je haar liefde en zegen. Ze zegt dat je moet zorgen dat je goed eet en dat je je niet moet generen de huismeester om meer tiffin te vragen als je honger hebt. Hou ons alsjeblieft op de hoogte van je vorderingen, jongen. Laat het me direct weten als iemand je lelijk behandelt.
Tijdens zijn tweede jaar op Biddies hoorde Appu voor het eerst over het kcio-programma. Toen hij in de zomer van 1918 terugkeerde naar Kodagu, had hij een belangrijke mededeling. ‘Avvaiah,’ zei hij opgewonden,‘ik ga me aanmelden voor de King’s Commission.’
Devi keek hem niet-begrijpend aan.‘Voor de wat?’
‘Het kcio-programma... Kings Commissioned Indian Officers,’ legde Devanna uit. ‘De oorlog... Nu er zo veel Indiase soldaten gesneuveld zijn, hebben de Indiase politici afgedwongen dat Indiërs ook officier in het leger moeten kunnen worden, niet alleen soldaat. De kranten staan er vol van. Het is een heel selectieve opleiding, er zijn elk jaar maar een paar plaatsen beschikbaar en de selectieprocedure is uiterst streng. Wie erop komt, krijgt de King’s Commission en mag zelfs Britse troepen aanvoeren.’
‘Ja!’ Appu knikte heftig en zijn haar viel in zijn ogen. ‘De kcio, Avvaiah! Op een dag zou ik generaal in het leger kunnen zijn!’
Devi glimlachte. ‘Het leger, dus? Net als je vader? We zullen zien, we zullen zien...’
‘Een generáál, moet je je voorstellen! Ayy, Tukra,’ riep hij naar de Poleya die in de woonkamer rondslofte en het middagstof van de vensterbanken veegde,‘heb je het gehoord? Leer mij maar alvast te salueren!’
‘Saloeëren?’ vroeg Tukra vol interesse.‘Maar hoe doe je die saloeeren?’
Appu sprong van zijn stoel, draaide Tukra om en bracht Tukra’s hand naar zijn voorhoofd. ‘Zo. Kijk, dit is salueren. Nu even stilstaan, zodat we je kunnen bewonderen.’
Tukra zag er zo belachelijk uit, stijfjes in de houding met zijn vingers uitgespreid in een onhandig saluut en met zijn alomtegenwoordige stofdoek als een mislukte epaulet op zijn schouder, dat ze allemaal in de lach schoten.
‘O, luister maar niet naar hem, Tukra,’ zei Devi geamuseerd.‘Meneer de generaal, Sir,’ zei ze tegen Appu,‘ga zitten en eet je lunch op.’
Er werd zo veel politieke druk op de overheid uitgeoefend dat het kcio-beleid direct werd ingevoerd, en in oktober 1918 werd de eerste lichting Indiase cadetten tot het programma toegelaten. Devanna stuurde Appu een krantenknipsel. Vijftig plaatsen waren er maar. Er waren zeventig aanmeldingen uit het hele land, telgen uit de beste families, zelfs van koninklijken bloede uit de huizen van Kapurthala, Baroda, Jamnagar en Jind. Ondanks de vijftig plaatsen werden er maar tweeënveertig kandidaten veelbelovend genoeg bevonden om tot het programma toegelaten te worden, en onder hen bevond zich één jongen uit Kodagu. De negentienjarige Cariappa, schreef Devanna, zal onder de eerste kcio’s in het land zijn. Als hij een goed voorbeeld geeft, maakt dat jouw aanmelding alleen maar kansrijker.
Balmer ondersteunde Appu’s ambitie van harte. Niets zou mij meer deugd doen en, vermoed ik, je vader van meer trots vervullen als hij nog in leven zou zijn. Als je aanbevelingen nodig hebt, schreef hij, zou het me een eer zijn de mijne te geven.
Een maand later kwam de oorlog tot een einde; er trad een staakthet-vuren in werking om 11 uur ’s morgens op 11 november 1918 – het elfde uur van de elfde dag, bijna halverwege Appu’s derde jaar op Bidders. Het schoolhoofd gaf de jongens een halve dag vrij om de overwinning van de Geallieerden te vieren. Rusteloos en geïrriteerd omdat dit betekende dat er die avond geen hockeytraining zou zijn, slenterde Appu naar de hut van de bewakers. Hij nam een diepe trek van een bidi; de felle rook brandde in zijn longen. Plotseling viel hem een idee in.
‘Hé jullie, wat doen jullie eigenlijk voor jullie plezier?’ vroeg hij aan de bewakers, terwijl hij hen door de rook heen aankeek. ‘Nee, niet gilli danda. Waar zie je me voor aan, een idioot? Geen kinderspelletjes, wat doen jullie als jullie écht lol willen maken?’
De bewakers keken elkaar aan, kuchten en hoestten wat en vertelden toen over de hanengevechten die in hun dorp werden gehouden.
Die werden niet écht gehouden, want dat kon toch niet nu ze verboden waren door de plaatselijke politierechter? Zij waren respectabele, gezagsgetrouwe lieden. Alle dorpelingen die je het vroeg zouden met klem ontkennen dat ze ooit een vechtende jonge haan hadden gezien, laat staan dat ze betrokken waren bij het bijwonen of organiseren van zo’n gevecht. Maar als de maan hoog stond en de lokaal gebrouwen arak vrijelijk vloeide... dan kon er wel eens iets geregeld worden.
De plaatselijke politiemensen werden uitgenodigd om te delen in de drank en de winst, en de volgende ochtend... Hanengevecht? Welk hanengevecht?
Toen in het scholierenverblijf bekend werd dat Appu op een of andere manier een verboden hanengevecht had weten te organiseren, rees zijn toch al prominente ster nog verder onder de oudere leerlingen. Hij voorzag de bewakers zo gul van steekpenningen dat hun geweten maar heel even opspeelde. Op de avond van het gevecht glipte er een flinke groep jongens de schoolpoorten uit.‘Snel, kom mee,’ spoorde de gids uit het dorp hen nerveus aan; hij leidde hen naar een natuurlijke laagte in het land naast de nederzetting. Met stokken was een geïmproviseerde ring aangegeven, verlicht door een enkele lantaarn. Twee pezig uitziende hanen werden kakelend de ring in geduwd, en nadat iemand een laag gefluit had laten horen begon het gevecht officieel.
Eerst probeerden de vogels nog te ontsnappen, wanhopig flapperend met hun gekortwiekte vleugels, maar ze werden zonder omhaal de ring weer in geduwd. Ze legden zich dan maar neer bij het feit dat er geen weg naar buiten was en vlogen elkaar fel aan, klauwend, pikkend en rukkend met hun speciaal voor dat doel aangescherpte snavels. De jongens keken als betoverd toe, sommigen met asgrauwe en anderen met rode gezichten, stuk voor stuk niet in staat om hun ogen af te wenden van de kapotgescheurde veren, de sporen donker bloed die steeds dikker over de magere poten van de beesten liepen. Ze schreeuwden ook, samen met de dorpelingen, hese kreten van opwinding en aanmoediging, opzwepend en vloekend om de uitgeputte, wankelende hanen voort te jagen, tot een van hen tegen de grond zou gaan.
Gejuich klonk op uit de menigte en geld verwisselde snel van eigenaar toen de lijken van beide hanen, zowel van de overwonnene als de overwinnaar, terzijde geworpen werden nadat hun nekken nog snel waren omgedraaid.
Later die avond, toen een van de oudere jongens iets uit zijn zak haalde, duurde het een paar seconden voor het goed tot Appu doordrong wat er in zijn handen werd gelegd.
Hij had er natuurlijk over gehoord, zoals alle jongens op Biddies. Een van de oudere leerlingen had het miniatuur uit de bibliotheek van zijn ouders gejat. Het stelde een vrouw voor, wist Appu, in een wonderbaarlijke staat van ontkleding. Een van zijn klasgenootjes had beweerd dat hij al een blik op het schilderijtje had kunnen werpen toen hij de kamer schoonmaakte van de oudere leerling, die hem had betrapt en een stevige oorvijg had gegeven. Helaas had het schilderijtje met de afbeelding naar beneden gelegen en had hij niet veel gezien.
Het was een oud Mughal-miniatuur. Het ivoor waarop het was geschilderd vaal en vergeeld van ouderdom; de lapis lazuli aan de randen was hier en daar verdwenen.
De muze van de kunstenaar was een jonge vrouw die van haar bad genoot met haar hoofd achterovergebogen om zicht te bieden op het enkele snoer parels om haar hals. Haar ogen waren gesloten; haar lippen, rood als een rozenknop, halfopen. Een ragdunne sluier lag over haar lichaam, meer onthullend dan bedekkend. Afgezien daarvan was ze schaamteloos naakt.
Appu’s hart begon te kloppen toen hij haar met zijn ogen verslond, de bovenkant van haar borsten, het albasten wit van haar buik. De haarkrullen die tussen haar benen uitpiepten.
‘Koest, jongen,’ grinnikte de oudere leerling. ‘Dat heb je nog nooit gezien, hè?’
Appu stond met zijn mond vol tanden. Hij kon die nacht bijna niet slapen, verteerd door wat hij had gezien en onaangenaam zwetend in zijn bed. De volgende avond ging hij naar de hut van de bewakers met een voorstel. Ze moesten familie hebben die op de theeplantages in de omtrek werkte. Erotica, zei hij tegen hen. Viezigheid. Het zou waarschijnlijk in de grote studeerkamer liggen, of in de slaapkamer. ‘Kijk in de laden,’ zei hij tegen hen. ‘Jat wat voor me en ik zal jullie goed betalen.’
Hun mond was bij zijn verzoek opengevallen. ‘Maar als we betrapt worden?’
Appu lachte. ‘Maak je geen zorgen. Dit is een diefstal die nooit bij de politie wordt aangegeven. Denk eens aan de schande. Maak je geen zorgen,’ herhaalde hij zorgeloos. ‘Ik zorg dat het de moeite waard is.’
Kerst kwam en Appu vertrok opnieuw naar Kodagu. ‘Avvaiah,’ zei hij op een middag na de lunch plotseling, ‘we moeten de naam van het landgoed veranderen. Nari Malai is zo provinciaal. Laten we het in plaats daarvan Tiger Hills noemen. Engels.’
‘Wat? Kom nou, Appu, dat gaan we natuurlijk niet...’ begon Nanju, maar Devi keek vol genegenheid naar die modieuze zoon van haar.
Machu, dacht ze, wat zou jij dit grappig vinden.
‘Nee,’ zei ze tegen Nanju,‘hij heeft gelijk.We moeten met de tijd meegaan. Tiger Hills zal het zijn.’
Nanju zei verder niets, maar hij was heel stil toen Appu hem later die middag zittend naast het vogelhuis aantrof. Toen Appu een lang en bijzonder geestig verhaal over een van de jongens op Biddies vertelde en Nanju geen spier vertrok om te glimlachen, keek Appu hem vragend aan.
‘Nanju,’ zei hij luchtig,‘als het zo veel voor je betekent, noem het dan Nari Malai. Het was maar een idee.’
Nanju haalde zijn schouders op, schijnbaar verdiept in het vogelhuis.
‘Kom op, man, je...’
‘Is er íéts wat ze niet voor jou doet?’ zei Nanju plotseling.‘Vraag haar de volgende keer om de zon, hè, samen met de maan en alle sterren in de lucht?’
Appu grinnikte, gooide zijn hoofd in zijn nek en begon het deuntje te zingen dat ze op Biddies verzonnen hadden. Het was een ode aan de draconische verpleegster die de ziekenzaal bemande. Hij had het aan Nanju geleerd en ze vervingen bepaalde sleutelwoorden zodra Devi en Devanna binnen gehoorsafstand waren; niet dat Devi het trouwens zou begrijpen.
Rijke meisjes nemen vaseline
Arme meisjes nemen olie
Maar zusters punt is oud en hard
Zij heeft liever motorolie.
Nanju’s lippen begonnen of hij wilde of niet te trillen. Hij zuchtte, sloeg toen zijn broer zachtjes tegen zijn hoofd alsof hij wilde instemmen met de nadrukkelijke verandering van onderwerp, en zong het liedje mee.
De volgende lente, bijna aan het eind van het schooljaar, kreeg Appu eindelijk goed nieuws van de bewakers. Een theejongen op een van de plantages had iets gevonden dat de jonge heer zou interesseren. Het was het wachten waard geweest, zag Appu, perplex van de buit die de bewakers afleverden.
Het was een stapel daguerreotypes, elk liefdevol in een gouden lijst gevat. Ze toonden twee vrouwen die elkaar voorzichtig uitkleedden. Een naakte, roomblanke schouder op de ene opname; dwarrelende vingers, een stuk been op de volgende. Een korset dat zachtjes losraakte, totdat ze met benen en armen wijd op een kanten sprei lagen, vol overgave stoeiend onder de harten en knopen die waren uitgesneden in het hoofdeinde boven hen.
De daguerreotypes werden een legende op Biddies. Nog jarenlang zouden ze door de ene afzwaaiende klas worden doorgegeven aan de volgende, liefdevol beduimeld door zo veel handen dat de goudkleurige lijstjes dof werden, de twee schoonheden bezield door honderden actieve fantasieën.
Ze bezegelden de positie op school van de nu vijftienjarige Appu voorgoed; Dags, noemden de jongens hem voortaan, de aanbrenger van de nalatenschap van de daguerreotypes. In bepaalde sociale kringen zou hij altijd Dags blijven, zelfs toen hij oud en grijs was, met nauwelijks nog kracht om te lopen.
De zomer van 1920 was uitzonderlijk heet en stoffig. Kodagu lag uitgedroogd onder een regenloze hemel. Al tweemaal dat jaar waren er bosbranden geweest. Misschien was er een kruisbes verdroogd, ergens in het droge woud. De vruchtjes hadden in de meedogenloze zon hangen branden tot een ervan verzwakt van de tak had losgelaten en was gevallen, naar de grond beneden. Misschien was die tegen een steen geketst, de bes zo hard en uitgedroogd dat het effect niet veel verschilde van een katapultschot dat van aanzienlijke hoogte insloeg op een rotsblok. De klap van de val had vonken uit de steen geslagen, die in het gras rondom terecht waren gekomen. De ondergroei was zo droog als aanmaakhout en het vuur dat eruit sloeg had zich ver kunnen verspreiden voor het ten slotte onschadelijk was gemaakt door de boswachterij.
Jaren later spraken de mensen nog over de verwoesting die de brand had achtergelaten. De roetwolken die nog wekenlang in de lucht hadden gehangen; de zwarte, verwrongen lijken van dieren die te zwak of te klein waren om te ontsnappen. Sommigen beweerden zelfs dat ze de tantrische magiërs hadden gezien, triomfantelijk ronddansend in de vlammen, maar dat werd natuurlijk nooit bewezen.
De hittegolf hield aan en deed de rivieren slinken tot modderige waterstroompjes. Vogels vielen dood uit de bomen. De Kodava’s spleten enorme hopen zachte kokosnoten open om het zoete, verkoelende sap te drinken, terwijl de blanken hun heil zochten bij de ene na de andere kan ijsthee.
Er stond ook een grote kan op de tafel in het appartement van de priester, en zijn gast zuchtte terwijl hij zich nog een glas inschonk. Hij was een collega-missionaris uit de streek; nu de oorlog was afgelopen was hij teruggekeerd naar India. ‘Berlijn is een demonenstad geworden, Hermann. Na de oorlog zijn er haast geen mensen meer over, en de paar die er wel zijn staan op de straathoeken. De meesten missen ledematen, een arm, een been, soms meer. Er zijn geen banen voor hen, de fabrieken zijn dicht. Onze soldaten verkopen wat ze kunnen: luciferdoosjes, haarborstels, schoenveters, bloemen die ze van net gedolven graven hebben gejat, benzine uit geparkeerde auto’s. Je hart breekt als je ze ziet.“Bij mij!” roepen ze. “Koop bij mij!”’
Gundert luisterde, vervuld van een diepe droefenis. De week na het bestand had hij een nachtmis gehouden in de kerk.‘Voor alle verloren levens, voor allen die gevallen zijn.’
‘Amen.’
Na afloop had de Club een bal georganiseerd om de overwinning van de Geallieerden te vieren. Ze hadden Gundert beleefd een uitnodiging gestuurd, maar hij kon het niet opbrengen om te gaan.
‘Je bent de hele oorlog niet weggegaan, heb ik gehoord?’ ging zijn collega verder.‘Was het... is alles hier goed gegaan met je?’
‘Ja.’ Gundert draaide zich om naar de tuin. Het gazon was veranderd in een uitgedroogd, stoffig bruin vlak.
Hij dacht plotseling aan zijn eigen dorp, de sparrenbomen bedekt met rijp. Zijn moeder maakte altijd warme wijn met sinaasappelschillen en kruiden; die vulde het huis met de heerlijke geur van nootmuskaat en kruidnagels. Tijdens de vakanties mocht Gundert zo nu en dan een glas. Het was een van zijn gelukkigste herinneringen: Olaf en hij die lachend binnenkwamen uit de sneeuw, de lucht zo koud dat ademen pijn deed. Zijn vingers stijf, bevroren van de kou, en dan de wijn die zijn handen verwarmde als hij het dampende glas vastpakte.
‘De ijsblokjes zijn allemaal gesmolten,’ zei hij zwaar. Hij stak zijn hand uit om de thee in de kan te laten ronddraaien, waarbij het licht spikkeltjes op zijn huid toverde.‘Zal ik nieuwe vragen?’
Weer kwam Appu thuis voor de vakantie. Op een avond nodigde een schoolkameraad hem uit om met hem en zijn familie naar de Club te gaan.
‘Ga ook mee. Wil je niet zien wat ze uitspoken in die chic-defriemel-club?’ spoorde Appu Nanju aan, maar die wilde er niet van horen.
‘Nee, absoluut niet; wat moet ik daar? Nee, Appu, ga jij maar.’
Appu liep de Club in met de soepele passen, de brede schouders en de indrukwekkende lengte die in tegenspraak leken met zijn zeventienjarige leeftijd. Zelfs Devi was verrast hoeveel hij het afgelopen semester was gegroeid. Ze kwam nu nauwelijks tot aan zijn borst en moest op haar tenen staan om zijn haar van zijn voorhoofd te strijken, en zelfs dat lukte alleen als hij zijn hoofd welwillend naar haar toe boog. Maar de slungeligheid waarmee jongens van zijn leeftijd zo geplaagd werden, was Appu bespaard gebleven. Hij wist de extra centimeters goed te dragen.
Hij keek om zich heen en trok een blasé gezicht alsof hij zijn hele leven al in de Club kwam. Hij keek naar de dikke rode gordijnen, de rooksluier die boven de kaarttafels hing, de obers die net buiten het lamplicht klaarstonden. ‘De biljartkamer,’ stelde de vader van zijn vriend voor.‘Willen jullie het eens proberen?’Appu boog zich over de biljarttafel; als je zijn ballen over het laken zag schieten, zou je denken dat hij die sport al tijden beoefende.
Er klonk een hartelijk applaus aan het eind van het partijtje. Iemand bood aan een drankje voor de twee te kopen. ‘Ach, dat is oké, jongens, jullie zijn oud genoeg. Per slot van rekening werden jongens van jullie leeftijd niet zo lang geleden nog in het leger opgenomen.’
Vloeibaar vuur. Appu hield het glas whiskey op naar de lam-pen, keek naar de bleekgouden werveling van de alcohol. Plotseling gloeiend van de jovialiteit gooide hij zijn hoofd achterover en begon hij bulderend te lachen. De afgelopen jaren had hij de baard in zijn keel gekregen en nu had hij een diepe, rijke bariton.
Zijn lach was zo doordringend dat hij doordrong tot in het dameskwartier. Kate Burnett draaide zich om naar het geluid. Wie was dat, vroeg ze zich af, toen ze de brede massa van Appu’s schouders zag. Hij had een air van jeugd om zich heen, als de geur van een nieuw blad in de lente.
Appu zag dat ze naar hem keek en de open blik waarmee ze hem opnam, maakte hem aan het blozen. Hij wendde zich verward af en toen, geïrriteerd dat ze hem zijn beheerste houding zo snel had laten verliezen, draaide hij zich op zijn barkruk weer naar haar toe. Hij nam een lange, ijsgekoelde slok uit zijn glas en beantwoordde haar blik terwijl hij zijn ogen brutaal over elke centimeter van haar lichaam liet gaan, van het pagekapsel dat glansde als gepolitoerd mahonie tot de scherpe neuzen van haar schoenen.
Kate trok een wenkbrauw op om zijn onbeschaamdheid en haar mondhoeken krulden zich tegelijkertijd geamuseerd op.
Ze wendde zich weer tot de vrouwen en negeerde hem. Tot zijn ergernis merkte Appu dat zijn blik de rest van de avond steeds weer naar haar terugkeerde.
Hij had haar nog niet uit zijn hoofd kunnen krijgen toen zijn vriend hem de volgende week weer meevroeg naar de Club. Appu accepteerde gretig. Hij kleedde zich met zorg en liet Tukra een dik uur lang zijn oxfords poetsen, maar tot zijn teleurstelling was ze die avond nergens te zien.
‘Mevrouw Burnett? Die knappe met het bruine haar? Ze zal wel thuis zijn – haar man reist veel, heb ik gehoord,’ zei zijn vriend vaag.
Het verraste Appu dat haar afwezigheid zo’n teleurstelling voor hem was. De daaropvolgende dagen dacht hij veel aan mevrouw Burnett; hij liet Nanju het pakje condooms zien dat hij gekocht had, voor het geval dat.
‘Je weet toch waar die voor zijn?’
Nanju knikte schaapachtig.‘Ja.’
Appu stompte hem tegen de schouder. ‘Dan wil je er zeker wel een paar? Voor de schatjes bij jou op de universiteit? Geen probleem, ik heb er nog meer.’
Het duurde nog drie bezoekjes aan de Club voor hij mevrouw Burnett weer zag. Hij keek haar gespannen aan, en tot zijn grote opluchting herinnerde ze zich hem. Ze neeg haar hoofd in een spottende groet en haar oorbellen zwaaiden soepel tegen haar haar.
Halverwege de avond gaf een bode hem een briefje. Appu verontschuldigde zich en ging naar de toiletten, waar hij het briefje openvouwde. Belvedere estate, stond er alleen. Morgen, drie uur.
Het papier rook vaag naar haar parfum. Appu hield het bij zijn neus, met gesloten ogen, en snoof de geur op. En toen verfrommelde hij het briefje tot een bal en gooide het in de wc-pot.