13
1899
De bruiloft werd snel afgehandeld en leek in niets op het uitgebreide afscheidsfeest dat Thimmaya altijd voor zijn dochter voor ogen had gehad. Vijf dagen eerder, toen hij Chengappa eropuit had gestuurd om Devanna te zoeken, had hij zijn opvliegende zoon gemaand voorzichtig te zijn.‘De reputatie van de familie staat op het spel,’ zei hij,‘of wat daar nog van over is.’
Devanna had Chengappa benaderd als een geit zijn slager. ‘An na,’ begon hij, maar Chengappa kapte hem met een uit steen gehouwen gezicht af.
‘Geen woord,’ zei hij. ‘Als je zelfs maar even je mond opendoet of in mijn richting durft te kijken, dan stamp ik je de grond in, bij Iguthappa Swami.’
Pallada Nayak had niet zo veel zelfbeheersing getoond. Met een woedende brul wierp hij zich op Devanna en tuigde hem af met zijn wandelstok. Gauru’s moeder en de andere vrouwen in het huis kwamen gealarmeerd naar buiten rennen. Ze schreeuwden de bedienden toe dat ze snel naar de velden moesten gaan, zo vlug als ze konden – ‘Wat staan jullie daar nog als ezels, gá!’ – om hun echtgenoten te halen voor de Nayak Devanna in stukken zou scheuren. ‘Wat is er gebeurd? Wat heeft de jongen in godsnaam gedaan?’ riepen ze angstig, terwijl ze probeerden de Nayak van Devanna weg te trekken.
‘Wat hij gedaan heeft?’ brulde de Nayak. ‘Vraag liever wat hij níét gedaan heeft. Een smet! Een smet op dit huis, dat is hij. Zonder aan haar te denken, dat onschuldige kind, hij...’ De Nayak viel abrupt stil na een woordeloze smeekbede op Th immaya’s gezicht. Walgend smeet hij zijn stok neer en hij liet zich trillend tegen de rand van de veranda vallen. Met een bevende hand veegde hij zijn voorhoofd af.‘Hij... de jongen weigert terug te gaan naar Bangalore,’ improviseerde de Nayak. Er trok weer een rilling van afschuw over zijn gezicht toen hij naar de asgrauwe Devanna keek. ‘Ja. Hij gaat nooit meer terug om zijn studie af te maken.’
Misschien was het een bewijs voor de positie van de Nayak in het dorp dat niemand vraagtekens zette bij de overhaaste bruiloft of de bloederige schrammen op de wangen van de bruidegom. ‘Zie je wel,’ zeiden de roddelaars. ‘Die twee zijn altijd onafscheidelijk geweest. Van jongs af aan zaten ze zo dicht op elkaar als de gaten in een kokosnoot. Een slimme meid, die Devi. Steeds iedereen afwijzen en kijk nou, in zo’n rijke familie trouwen, en nog wel met een dokter!’ Toen ze hoorden dat Devanna zijn medicijnenstudie opgegeven had, waren ze maar heel even met stomheid geslagen. Dat kwam door Devi, zeiden ze. Zij had Devanna gevraagd niet naar Bangalore terug te gaan en de jongen was zo verliefd dat hij had toegegeven. Ze was dan wel zo fragiel als een straal maanlicht, ze wist wel dat zelfs zij niet op kon tegen de opgedirkte, kortgerokte sletten in de grote stad. Een slimme meid, die wist hoe ze haar man stevig aan de plooien van haar sari moest binden.
Devi zat roerloos te midden van het tumult van de bruiloft, als een prachtige albasten pop in de brokaten sari die Tayi als bruid had gedragen. Het bracht geluk om de bruidssari te dragen van iemand die een lang huwelijk had genoten. Deze talisman was bloedrood en droeg de belofte van huwelijksgeluk in het weefsel, dat zich boterzacht plooide van de ouderdom.
Ze volgde trouw de instructies van de vrouwen die om haar heen aan het redderen waren. ‘Ga zitten,’ zeiden ze, en zij streek neer op de driepotige bruidskruk. ‘Bukken,’ zeiden ze als haar zijden sluier in de halvemaanvormige sieraden in haar vlecht bleef haken, en zij boog haar hoofd zodat ze de punten konden losmaken. Tijdens de plechtigheden voerde ze de handelingen uit als in een droom, zonder een woord te spreken. Ze strooiden handenvol rauwe rijst over haar hoofd uit en dwongen haar zwartglazen armbanden te dragen, en als ze de diepe groeven van haar nagels in haar hand al zagen, schreven ze die toe aan de nervositeit van een bruidje.
Wat had ze geschreeuwd die nacht – Stop, stóp! – wat had ze met hem geworsteld, gevleid, gesmeekt. Ze had met haar nagels zijn gezicht opengekrabd en geprobeerd zijn handen van haar lichaam te trekken. In paniek had ze naar het slapende huis geroepen, naar iemand, wie dan ook – ‘Alstublieft Iguthappa Swami, alstublieft!’ – maar haar kreten waren gesmoord in de aanstormende bui.
Hij had ten slotte het bewustzijn verloren en was slap over haar heen gevallen, en ze had zich losgeworsteld. Het water in het badhuis was ijskoud geweest, maar dat deed er niet toe. Ze had buikpijn, diep in haar buik had ze krampen. Ze pakte de puimsteen en begon te schrobben. Versuft had ze elk stukje van haar lichaam grondig geschrobd, tot haar huid ruw en roze was en de herinnering aan hem uit haar poriën was losgeweekt.
Tayi had het direct geweten, zodra ze één blik op haar geworpen had. Ze had op de deur van het badhuis staan kloppen. Was ze haar verstand kwijt, zei ze, dat ze zich waste in koud water? Ze klakte met haar tong. Wilde ze soms ziek worden? Wacht even, riep Tayi, dan zou ze water verwarmen op het vuur en het bij haar brengen. Devi opende de deur en Tayi viel stil van schrik. Ze zag de sari in een besmeurde hoop op de vloer liggen en zag de twijgjes, het gras en de andere brokstukken van de afgelopen nacht overal om haar kleinkind heen liggen.
Toen was Devi gaan huilen en jammeren, met het iele, hoge geluid van een vogel die vastzit in een doornstruik.‘Tayi,’ snikte ze, ‘Tayi.’ Haar kreten sneden door haar grootmoeder heen.‘De... Devanna...’
Tayi wikkelde met trillende handen haar omslagdoek om Devi heen.‘Ssst, kunyi, stil maar kind. Mijn lieve kind, mijn zon en maan, wees alsjeblieft stil voor de bedienden je horen. Alles komt goed; daar zal Tayi voor zorgen. Kom maar, kunyi...’ Zo snel als haar reumatische benen haar toestonden haastte ze zich met Devi terug naar het huis. Ze stopte Devi in bed, trok de dekens hoog op en ging toen Th immaya wekken.
‘Devi... zei ze tegen haar zoon.‘Onze Devi, mijn bloemknopje...’ Tayi begon te huilen.
Hij had haar niet-begrijpend aangekeken. Hij hoorde de woorden wel, maar wilde ze niet tot zich laten doordringen. Nee, dit kon niet, niet zijn schat van een dochter. En toen schreeuwde Th immaya het uit, een gekwelde en woedende kreet die zozeer in tegenspraak was met zijn gebruikelijke vriendelijkheid dat het bijna onmenselijk was. Hij stormde zijn kamer uit en Tayi trippelde in paniek achter hem aan.
‘Monae, wacht, waar ga je naartoe? Thimmaya, luister naar me, wacht even, wat ga je doen?’
Chengappa kwam de gang in rennen, de slaap uit zijn ogen wrijvend.‘Wie... wat... Appaiah? Wat is er Appaiah, wat is er gebeurd?’ vroeg hij geschrokken. Thimmaya was buiten zichzelf van woede zijn geweer aan het laden.
‘Ik schiet hem voor zijn kop. Is dit zijn manier om onze gastvrijheid van al die jaren terug te betalen? Betekent het niets voor hem dat we hem als onze zoon beschouwden? Hij... mijn eigen dochter. Mijn eigen bloed.’ Thimmaya trilde zo dat de lont steeds uit zijn hand gleed. Tayi nam het geweer voorzichtig uit zijn handen en legde het achter haar neer, zodat hij en Chengappa er niet bij konden.
Thimmaya ging abrupt zitten alsof zijn benen zijn gewicht niet langer konden dragen. ‘Wat nu, Avvaiah?’ vroeg hij. Met pijn in haar hart zag Tayi de verbijstering in zijn ogen. ‘Waarom? Wat zal Muthavva zeggen als ik haar zie, hoe kan ik haar onder ogen komen?’
‘Wat gebeurd is is gebeurd, we moeten nu naar de toekomst kijken. Ga die jongen zoeken,’ raadde ze haar zoon aan, ‘zoek Devanna. Ik weet niet hoe... hij dit heeft kunnen doen... ik begrijp het niet. Maar dit weet ik wel. Ik weet dat hij zielsveel van Devi houdt. Ga naar Pallada Nayak. Hij zal doen wat goed is voor ons. We moeten... we moeten ze laten trouwen.’
Chengappa werd eropuit gestuurd om Devanna te zoeken en Tayi ging naar Devi met een beker warme melk.‘Ssst, kunyi,’ zei ze, ‘stil maar. Tayi zal zorgen dat alles goed komt. Stil nou maar.’ Ze streelde Devi’s haar, neuriede slaapliedjes en fluisterde haar geruststellend toe, tot Devi ten slotte uitgeput in een diepe slaap viel.
Het was al ver in de middag toen ze eindelijk wakker werd. Bewegingloos lag ze in bed.
‘Devi? Ben je wakker? Wil je iets eten?’
Alles kwam weer naar boven. Zijn handen op, onder en in haar. Devi kokhalsde.
Ze viel weer in slaap en werd pas wakker toen de sterren aan de hemel stonden.
‘Devi? Kunyi, je moet iets eten.’
Ze lag als verdoofd met een leeg gezicht naar de muur te kijken. Weer sprongen de tranen in Tayi’s ogen. Ze boog zich naar voren en veegde ze heimelijk weg terwijl ze morrelde aan het kousje van de olielamp. De vlam schoot sissend hoog op en wierp een gouden licht op de witgekalkte muren.
‘Kunyi,’ zei Tayi met een poging tot opgewektheid in haar stem. ‘Ik heb bijzonder nieuws voor je. Weet je wat er over twee dagen gaat gebeuren?’
Devi bleef stil.
‘Over twee dagen... twee dagen...’ stamelde Tayi, ‘...over een paar dagen maar gaat mijn geliefde bloemknopje trouwen.’
Devi keek haar grootmoeder niet-begrijpend aan.
Tayi knikte en deed haar best een glimlach tevoorschijn te toveren.‘Mijn zon en maan wordt de bruid.’
‘Trouwen? Met wie?’
‘Devanna.’
Devi reageerde geschrokken. ‘Na wat er gebeurd is? Dat wil ik niet. Nooit, zelfs niet als...’
‘Het kan niet anders. Als dit bekend wordt... je reputatie... geen man zal jou hierna nog in overweging nemen. Wat gebeurd is, is gebeurd. Devanna heeft altijd van je gehouden, hij...’ Tayi stokte weer.‘Het is het beste,’ zei ze even later.‘Het kan niet anders.’
‘Machu.’
‘Machu,’ zei Devi nogmaals, met schorre stem. Trillend, soms nauwelijks verstaanbaar, verbrak ze haar belofte aan Machu en vertelde ze Tayi over hem en hun tweeën. Zijn gelofte en de noodzaak tot geheimhouding. Toen ze elkaar de laatste keer zagen, had hij haar gezegd dat hij binnenkort naar Kerala zou vertrekken om een lading rijst van de velden van de Kambeymada’s te verhandelen. Hij zou bijna een maand wegblijven. ‘Stuur hem bericht, Tayi, dat moet. Stuur Tukra. Machu zal komen, dat weet ik.’
‘Genoeg!’Tayi stond op. ‘Geen woord meer. Niet tegen mij, niet tegen een ander en al helemaal niet, nóóít tegen je vader. Wat heb je uitgespookt, recht onder onze neus?’
‘Tayi, nee, je begrijpt het niet.’
‘Genoeg, Devi! Ophouden nu. Machaiah bericht sturen? Hem laten komen, en wat ga jij hem dan vertellen? Dat je verkracht bent door iemand anders? Zelfs al had hij eerzame bedoelingen met jou, denk je dat hij ze waar zou maken na wat er is gebeurd? Hij is een Kodáva! Ben je dat vergeten? Hij zou je nooit accepteren. Al zou hij het willen, zijn trots zou het hem nooit toestaan.’
Ze was getrouwd. Ze herhaalde de woorden zachtjes bij zichzelf, maar ze betekenden helemaal niets. Devi keek naar haar met henna beschilderde handen, de zilveren glittering in haar voetholtes en de gouden kettinkjes om haar vingers en handruggen. De bruiloftsgasten waren laat in de avond naar het dorp van de Kambeymada’s gereisd. Ze namen haar mee naar de put waar ze een kokosnoot brak en het eerste rituele water schepte.
Wat had Tayi tegen haar gezegd? ‘Hij zal je even graag willen als een verrotte kies waar al te veel tandenstokers in geprikt hebben.’
Ze moest ineens lachen. Ze had vaak tegen hem gezegd dat hij niet zo aan zijn tanden moest pulken, ze zouden er op een dag nog uitvallen. Hij had met zijn lippen gesmakt. ‘En houd je dan nog steeds van me? Als ik een oude, tandeloze thatha ben, lonk je dan nog steeds naar mij?’
Met haar rechtervoet vooruit stapte Devi over de drempel van het huis van de Kambeymada’s. Ze zette de kan water op de haard en werd toen naar de zuidwestelijke hoek van het huis gebracht om het ceremoniële licht te ontsteken. Ze stipte haar voorhoofd aan met heilige as en bukte zich om de voeten van de ouderen in de huishouding aan te raken.
De vrouwen namen haar mee naar de met bloemen versierde bruidskamer. Ze verontschuldigden zich voor de slordige versieringen; alles was ook zo snel georganiseerd. Ze lieten haar op het enorme rozenhouten bed plaatsnemen en gaven de jonge bruid giechelend dubbelzinnige adviezen. Toen schikten ze de sluier over haar hoofd en lieten Devi achter om op haar bruidegom te wachten. De slaapkamerdeuren gingen dicht, en voor het eerst sinds de vorige ochtend was het stil.
Uitdrukkingsloos keek ze om zich heen naar de kamer en de stevige teakhouten dakspanten. Haar ogen dwaalden over de rijkelijk uitgesneden kapstokken, de beschilderde porseleinen lampen die tot in de verste hoeken licht gaven en de zilveren schaal met de kan melk en de betelnoten voor het pasgehuwde stel. Aan de bedstijlen en langs alle muren waren jasmijnslingers opgehangen. Tussen de lakens was zo veel jasmijn gestrooid dat de zoete geur bijna bedwelmend was. Ze zette haar nagels in haar handpalmen om haar braakneigingen tegen te gaan. Naast het bed hing een ovale spiegel. Ze staarde naar haar spiegelbeeld, naar haar bleke gezicht, de verwijde pupillen. Overmand door uitputting sloot Devi haar ogen.
Een aarzelend klopje op de deur haalde Devi uit haar verdoving. Ze begon te trillen, plotseling doodsbang, en bij het tweede zwakke klopje kroop ze dicht tegen het hoofdeinde van het bed aan. Langzaam werd de deurknop omgedraaid. Devanna kwam binnen, kleintjes. Nadat hij de deur dicht had gedaan bleef hij ertegen aan leunen alsof zijn benen hem niet konden dragen. ‘Devi,’ zei hij. De adem stokte in haar keel.‘Devi, ik...’ Devanna begon te huilen.
Hij hield van haar, snikte hij, hij hield zo veel van haar.‘Wat ik gedaan heb, kon ik het maar ongedaan maken... ik was mezelf niet, Devi. Nancy... ze... zo húlpeloos, Devi. Ik zal boeten voor wat ik jou heb aangedaan, ik zal het duizendmaal terugbetalen.’ De woorden bleven maar komen. Er viel haast geen touw aan vast te knopen, behalve de herhaalde verzekering dat het hem zo spéét. Hij wist dat hij het niet waard was, zei hij met een stem rauw van zelfverachting, maar hij smeekte haar, alsjeblieft Devi, om vergeving. Hij was zijn leven lang aan haar genade overgeleverd.
Ze bleef hem met grote ogen strak aankijken. Withete, verzengende beelden van die noodlottige ochtend flitsten voor haar ogen en maakten haar handen aan het trillen. Haar vingers plukten nerveus aan de gouddraad in de sari. Ze kon haar blik niet van Devanna losmaken. Zijn gezicht was verwrongen van verdriet, volkomen hopeloos. ‘Het spijt me zo, Devi, zo verschrikkelijk...’ Langzaam begon haar angst weg te ebben en een onheilspellende kou bleef achter, zwart als de Styx, die alle hoop vernietigde en elke droom aan de wortel uitroeide.
‘Zeg iets,’ smeekte hij. Hij strekte zijn handen uit en deed een stap naar voren, maar bleef staan toen ze terugdeinsde. ‘Zeg iets!’ En weer probeerde hij wanhopig alles wat in het studentenhuis gebeurd was uit te leggen.‘Ik was die dag mezelf niet, Martin...’
‘Er is geen enkel excuus voor wat je gedaan hebt,’ onderbrak ze hem. Ze huiverde.‘Geen enkel excuus. Ik zal het je nooit vergeven. Mijn hele leven niet en al mijn volgende levens ook niet.’
Devanna’s mond ging open en dicht terwijl hij naar woorden zocht, maar toen knikte hij wanhopig. Hij trok een laken van het bruidsbed af, en de jasmijnbloesem dwarrelde neer terwijl hij op de vloer ging liggen.
Toen Machu terugkeerde uit Kerala, met zijn ossen zwaarbeladen met de kokosolie, de gedroogde vis en het zout die hij voor de rijst geruild had, had hij al gehoord over Devanna’s plotselinge huwelijk en zijn teleurstellende beslissing om zijn studie halverwege af te breken. ‘Wat zullen we nu krijgen?’ riep Machu vrolijk toen hij binnenkwam. ‘Een kersverse bruid die me nog niets te drinken heeft gebracht?’
Zonder iets te zeggen kwam Devi uit de keuken tevoorschijn. Ze bukte zich om Machu’s voeten aan te raken en zijn gezicht trok wit weg.
‘Swami kapad,’ zei hij automatisch. ‘Ik wens je een lang leven, liefj e.’