29

Het winkelcentrum

Hoewel het zaterdag was, en zonnig, had ik geen zin om naar buiten te gaan. Ik zat op de vloer van mijn kamer, met mijn rug tegen het bed, en bleef een uur zo zitten. Toen ik eindelijk opstond, ging ik mijn boeken op alfabetische volgorde zetten, zoals mijn moeder graag deed. Halverwege hield ik ermee op.

Ik liep naar beneden, liet mijn hand over de trapleuning glijden, en liep langs de onafgemaakte puzzel, langs mijn vader, die de hoek om kwam met een trapje en een pakje gloeilampen, en zag toen dat mama op de bank in de kamer zat, met een kussen op schoot. Ze pulkte aan de naad.

‘Ik voel me niet zo lekker,’ zei ik. Ik sloeg mijn armen om mijn middel, alsof ik alleen daar pijn had.

‘Heb je buikpijn?’

‘Het doet overal pijn. Niet op één plek. Ik kan het niet goed uitleggen.’

Ik hoorde gepiep toen papa een gloeilamp uit een fitting draaide.

‘Ik ken dat gevoel,’ zei ze met een zucht. ‘Verdriet kan heel hardnekkig zijn.’

Ik was verdrietig omdat ik het ene moment radslagen maakte en honing uit kamperfoelie zoog, en daarna weer terug moest naar mijn gewone leven.

Toen de bel ging, schrokken we allebei op. Er belde bijna nooit iemand aan, en dan nog altijd alleen als we iemand verwachtten. Of de postbode, of de ongediertebestrijder. Papa klom haastig het trapje af.

Er werd opnieuw aangebeld en daarna hoorden we de stem van Anne door de brievenbus. ‘Hallo?’

‘Niet opendoen,’ fluisterde mama, maar papa deed het al.

‘Mooi, je bent thuis!’ zei Anne. Ze kwam de hal binnen. ‘Ik was hier zo enthousiast over dat ik meteen hierheen ben gereden. Hij vindt het voorstel dat je hebt geschreven geweldig, echt geweldig!’

Toen ze zag dat ik de kamer binnenkwam, draaide ze zich om en legde het uit. ‘Dat Congreslid dat het raketproject wil financieren.’ Ze begon te giechelen. ‘O nee, het navigátieproject.’

‘Heeft hij gebeld?’ vroeg papa.

Ze knikte energiek. ‘Ja. Hij wilde een boodschap inspreken, maar ik was nog op kantoor om iets af te maken. Hij raakte er niet over uitgepraat hoe graag hij je wil ontmoeten om het te bespreken.’

Ze liep verder, met twee ingepakte cadeautjes in haar hand en een handtas die aan haar arm bungelde. ‘Een voor jou,’ zei ze, en ze gaf me een van de pakjes. ‘En ik hoop dat Phil ook in de buurt is?’ Ze keek rond in onze vrijwel lege woonkamer, met in de hoek de rommelige berg spullen van mama.

‘Nee, hij is er niet,’ zei ik, terwijl mama bij me kwam staan. Op haar badjas zaten etensresten en haar haar was niet gekamd.

‘Ha, hebt u uitgeslapen?’ vroeg Anne. ‘Dat kan ik nooit. Ik word altijd heel ongedurig als ik denk aan alles wat ik zou kunnen doen.’

Annes nieuwe kapsel, met een scheiding aan de zijkant en golvend naar buiten, haar keurig geperste witte broek, de netjes in de broek gestopte roze bloes, en de bijpassende handtas: het deed me denken aan de officiersvrouwen op de vliegbasis, bij wie mama altijd heel verlegen en slordig afstak.

‘Even over dat telefoongesprek,’ zei Anne terwijl ze zich weer omdraaide naar papa. ‘We hadden toch zo’n superenthousiast gesprek over Block 1 satellieten, NAVSTAR, en attitude control systems?’

‘Dat zegt ze allemaal alleen om indruk te maken,’ fluisterde mama, terwijl ze verbijsterd toekeek terwijl Anne, die nog niemand anders aan het woord had gelaten sinds ze onuitgenodigd naar binnen was gelopen, verder het huis in liep. ‘Ik zet Phils cadeau wel hier,’ riep ze vanuit de eetkamer. Ze boog zich over de puzzel en legde een stukje op zijn plaats.

‘Sorry. Ik kon het niet laten!’ lachte ze. ‘Ik ben dol op getallen en vormen. Ik zie altijd meteen waar de stukjes horen.’

‘Het komt nu niet zo goed uit,’ zei mama, terwijl ze haar armen over elkaar sloeg. ‘Roy?’

‘Leuk dat je even langskwam,’ zei hij tegen Anne. ‘Maar het komt nu niet zo goed uit.’

‘O!’ zei ze, overdreven bezorgd. ‘Kan ik ergens mee helpen?’

‘Hij bedoelt dat je weg moet gaan,’ zei mijn moeder, maar de toon waarop ze dat zei, paste niet bij haar woorden. Ze klonk zwak en onzeker.

‘Mara,’ fluisterde papa. ‘Ze probeert alleen maar te helpen.’

‘We hoeven haar hulp niet.’

‘Het hindert niet,’ zei Anne. Ze schoof kalm het hengsel van haar tasje wat verder op haar schouder en lachte naar mijn moeder met het soort opgewektheid dat ik ook zag bij de jongens die Phil pestten. ‘Misschien zien we elkaar een andere keer. Als u zich goed voelt.’

‘Ga weg!’ gilde mama.

‘Maar Roy,’ zei Anne. Ze legde haar hand op zijn arm. ‘Roy, het spijt me, maar hij wil ons nu meteen ontmoeten. Daarom ben ik ook gekomen, zodat je mee kunt rijden.’

‘Dat geloof ik niet,’ zei mama.

‘Mara,’ zei hij, ‘het is mijn werk.’

Anne liep met kaarsrechte rug triomfantelijk naar buiten. Mama zette haar handen in haar zij. Haar ongekamde haar viel voor haar gezicht. Papa wachtte tot Anne buiten was en zei toen: ‘Dat gesprek zou een grote ommekeer kunnen betekenen.’

‘Ga dan!’ zei ze, en ze sloeg de deur achter hem dicht. Ze begon meteen te huilen. ‘Ze smeet gewoon met die ingewikkelde woorden om mij belachelijk te maken. Dat merkte jij toch ook?’ Ze leunde tegen de deur.

Ik was blij dat het gepraat van Anne en het geschreeuw van mama waren gestopt.

‘Ik ben benieuwd wat ze voor je heeft gekocht,’ zei mama. Ze keek fronsend naar het cadeau dat ik nog vasthield. ‘Ben je niet vreselijk benieuwd?’

Ik had met mijn vinger al een klein randje papier losgemaakt, maar dat duwde ik nu weer dicht. ‘Maakt niet uit, ik hoef het toch niet,’ zei ik.

‘Nou, dan mag je het van mij weggooien.’ Ze wachtte tot ze de bons hoorde waarmee het in de vuilnisbak viel. ‘We gaan iets veel beters voor je kopen. Ik weet veel beter wat voor cadeaus jij leuk vindt.’

Ze deed de deur van de gangkast open en viste uit de berg kleren een rok en een shirt. Ze dacht dat ze door de deur aan het zicht onttrokken was en trok haar badjas uit. Nu was ze helemaal naakt, behalve haar uitgezakte roze onderbroek. Haar schouderbladen staken scherp uit, haar borsten waren net dunne, hangende zakjes, en op haar hele rechterzij, waarop ze had gelegen, zaten vouwen van de badjas en de bank.

Ze trok een felgroen shirt aan met daaronder een iets doorschijnende, erg verkreukelde rok; ze trok de haarspeldjes uit haar haar, spoot parfum op en ging zich voor de beeldbuis opmaken. Ze maakte dikke zwarte randen om haar ogen, net als Rhoda van de televisieserie waar we graag naar keken. ‘Ben je klaar?’

‘Waarvoor?’

‘We gaan shoppen!’ riep ze uit, en ze liep naar de slaapkamer van mijn vader. ‘We gaan cadeautjes kopen die we echt leuk vinden!’

Ik stond geschrokken op. ‘Shoppen?’

Ze kwam terug met de reservesleutels van de auto. In haar andere hand hield ze papa’s creditcard en op haar wijsvinger had ze een beetje tandpasta gedaan, dat ze op haar tong smeerde en doorslikte. ‘We kunnen allebei wel een beetje opgevrolijkt worden, vind je niet?’

Ze deed de voordeur open. Met bonzend hart pakte ik mijn schoenen onder de tafel vandaan en trok ze met blote voeten aan.

Ze ademde zwaar toen we naar de auto liepen. Haar mouwloze shirt zat binnenstebuiten, waardoor het merkje te zien was, en er bungelde een schuifspeldje aan de onderkant van haar haar, maar daar zei ik niets over. Ik wilde niet de volgende van ons gezin zijn die kritiek op haar leverde, of die haar duidelijk maakte dat ze anders was.

‘Wat een brutaliteit van dat mens,’ zei ze. Ze deed de auto van het slot. We gingen allebei voorin zitten, waar ik tot nu toe nog nooit had mogen zitten. Ik strekte mijn benen en zag dat je hier veel beter naar buiten kon kijken. Het voelde wel gevaarlijk voorin. Ik had nog nooit ergens anders gewinkeld dan in de winkels voor de militairen van de vliegbasis, maar nu ging ik eindelijk doen waar mijn klasgenootjes het altijd over hadden: ik ging met mijn moeder shoppen in het winkelcentrum.

Mama liet me zien hoe ik de stoel naar achteren kon schuiven. Ze zette de airco en de radio aan, waardoor het opeens niet meer papa’s auto leek. We reden achteruit de oprit af en daarna zoefden we over de wegen in onze buurt, langs groene heggen en keurig geknipte azaleastruiken. Niemand hield ons tegen.

‘Ik moet eerst uitzoeken waar het winkelcentrum is,’ zei ze. Ze reed naar de overkant van de weg en toeterde naar een vrouw die op de stoep liep. ‘Ik zoek het winkelcentrum,’ riep ze toen ze het raampje omlaag had gedraaid.

‘Het winkelcentrum?’ Op het voorhoofd van de vrouw verschenen plotseling drie horizontale strepen. ‘Dan moet u nog een heel end.’ En ze begon uitgebreid uit te leggen hoe we moesten rijden, welke snelweg we moesten nemen en waar we er weer af moesten.

Ik leunde achterover toen mama doorreed. ‘Kunnen we niet beter gewoon weer naar huis gaan?’ vroeg ik.

‘Nee, ik weet het al.’ Ze draaide het raampje weer omhoog. ‘Amuseer je je?’

Dat wist ik eigenlijk niet, ik kon knikken noch nee schudden.

Ze zette de muziek zo hard dat ik het in mijn benen voelde trillen. Kris Kristofferson, Roberta Flack, Donny Hathaway. Ze zong het refrein mee en neuriede als ze de tekst niet wist. Soms ging ze met de muziek mee harder of zachter rijden en af en toe gaf ze gas op de maat van de muziek. Ik zou graag het raampje naar beneden hebben gedraaid om even niet haar parfum te ruiken, maar ik vond het fijn dat de ruit enige bescherming bood tegen de bestuurders van de andere auto’s, die kwaad naar mijn moeder keken. Eentje tikte zelfs op haar voorhoofd.

Toen we zo dichtbij waren dat we de borden naar het winkelcentrum zagen, en even later het grote gebouw in de verte zagen liggen, ging mama de snelweg af en reed via een paar afslagen de ondergrondse parkeergarage in en zocht een plekje.

Pas toen ze de sleutel uit het contact haalde, merkte ik dat mijn stemming van die ochtend nog steeds niet was verdwenen. Ik stapte langzaam uit, maar door de sterke geur van de uitlaatgassen en de drukte van de vrouwen met boodschappentassen die kinderen bij zich riepen, verdween dat gevoel al snel weer.

‘Wil je weten hoe we kunnen onthouden waar we de auto hebben geparkeerd?’ vroeg mama. Ik keek om me heen. Het plafond was hier laag, met zwakke tl-lampen.

‘F8?’ vroeg ik toen ik dat las op een bordje aan de muur.

‘Ja, maar hoe onthouden we dat het F8 is? Denk aan een schrijver wiens naam begint met een F.’

Dat was niet moeilijk, omdat mama haar boeken altijd netjes op alfabet zette. ‘Franz!’ zei ik.

‘Goed zo! En nu bedenken we iets dat hij heeft geschreven met acht klinkers erin.’ Binnen de kortste keren had ze zelf een antwoord: ‘Gedaanteverwisseling! Dat is het! De Gedaanteverwisseling! En hoe gaan we dat allemaal onthouden?’

‘F8?’ raadde ik. Ik bleef staan omdat een auto zijn knipperlicht aandeed en een lege parkeerplek in reed.

‘Nee, nee. Wat dacht je van, eh… kever?’

‘Moeten we alleen “kever” onthouden?’

Inmiddels waren we bij de glazen schuifdeuren die automatisch opengingen. We kwamen in een gigantische overdekte stad die verlicht werd met kleine witte lampjes. Toen we in de glazen lift stonden, wees mama allerlei winkels aan met kleurige spullen in de etalage.

Eerst gingen we naar een winkel met allerhande spullen, waar mama een pen pakte waar zoveel veren en glitters op zaten dat ik dacht dat het speelgoed was. Ze tekende er een kever mee op mijn hand om te onthouden waar we de auto hadden geparkeerd, en toen zei ze lachend: ‘Om te beginnen kopen we deze.’