19
Goede leugens
Ik had allerlei manieren bedacht om mezelf midden in de nacht wakker te maken. Ik legde allerlei scherpe voorwerpen in mijn bed: een voetbalbeker, een slavork, een perforator. Ik zette een kan water op het nachtkastje. Voordat ik ging slapen dronk ik die leeg en als ik niet wakker werd van een volle blaas, draaide ik me wel een keer om en prikte ik mezelf. Maar soms werd ik niet wakker, maar plaste ik in bed: dan moest ik ’s ochtends nog snel douchen en vertrok ik met nat haar en rode ogen naar school.
Ik was geobsedeerd door het vooruitzicht om weer bij haar te zijn. Ik wilde dat ze me prees, ik wilde haar horen zeggen dat ik een dichteres was en veel volwassener dan andere kinderen van mijn leeftijd. De wereld buiten de blauwe kamer – weg van mama en onze geheime gesprekken – leek opeens zo gewoon.
Soms bewaarde ik iets van haar, zodat ik overdag het gevoel had dat ik haar een beetje bij me had: mascara, een sok die van haar voet gleden was, een vochtig washandje met nog wat restjes make-up en de geur van haar gezichtsreiniger. De stof was zo dun dat ik mijn vingers erdoorheen kon zien. Ik verborg zulke dingen tussen mijn spullen: het washandje in mijn sokkenla en haar boek in mijn boekenkast. Dat had ik nodig.
Ik liep naar de keuken om de kaasrasp te pakken; die had de vorige keer ook heel goed gewerkt. Ik was er meteen wakker van geworden: ik had me omgedraaid en de scherpe rasp had dwars door mijn nachthemd mijn huid geschaafd. Papa merkte steeds vaker dat er spullen verdwenen, dus ik moest ze na gebruik terugzetten en ze dan de volgende keer weer wegpakken.
Ik bleef in de deuropening van de keuken staan. Het aanrecht stond vol met beslagkommen, maatbekers en de mixer. Phil stond bij de gootsteen en goot olie in een maatbeker. Papa stond achter hem, met opgetrokken schouders. ‘Kijk uit, niet zo snel,’ zei hij.
Phil verstijfde en de olie drupte langs de rand van de fles.
‘O, kijk toch uit!’ zei papa. Hij gaf hem een vaatdoek. ‘Vlug, voordat het op de vloer drupt!’
‘Wat doen jullie?’ vroeg ik, terwijl ik met mijn rug naar de la ging staan die ik moest opendoen.
‘We bakken een taart.’
‘Oké. Gefeliciteerd met je verjaardag, Phil.’
Hij was zo geconcentreerd bezig om de taartvorm met het beslag in de oven te zetten dat hij geen tijd had om antwoord te geven.
‘Voorzichtig,’ zei papa weer, waardoor Phil opnieuw verstijfde.
Je kon aan het gezicht van mijn broer nu al zien waar hij later rimpels zou krijgen. Papa zei altijd tegen Phil dat hij rechtop moest staan en zich volwassen moest gedragen, maar daardoor was Phil op school niet zo populair, en ik vroeg me soms af of papa dat wel wist. Phil deed me denken aan de bewakers voor het koninklijk paleis in Engeland waar we op school over hadden geleerd: de soldaten met die hoge bontmutsen die nooit lachten of ergens op reageerden. Als hij gepest werd met zijn zilveren tand – en dat gebeurde elke dag – veranderde er niets aan zijn gezichtsuitdrukking of het tempo waarin hij liep. Hij begon nooit te huilen of terug te slaan of te schreeuwen. Op een dag riep een jongen ‘IJzerwinkel!’ naar hem; hij liep zo dicht achter hem dat hij op de hiel van Phils schoen trapte. De schoen ging uit, maar Phil raapte hem gewoon op en liep door alsof er niets was gebeurd. Hij was zo serieus en beheerst dat hij niets van een kind leek te hebben.
‘Je drupt,’ zei papa tegen Phil, die dat niet tegensprak. Ze pakten allebei haastig een doekje en ik maakte gebruik van de afleiding door de kaasrasp uit de la te pakken en de keuken uit te glippen.
Nu mijn vader de verjaardag van Phil organiseerde, was er niets feestelijks aan: geen slingers, spelletjes of visite. Alleen taart na het eten, met twaalf kaarsjes. Na één couplet hielden we al op met zingen, omdat we ons alle drie erg opgelaten voelden.
Ik was vergeten om een cadeau voor Phil te kopen, maar papa zei dat de halters van ons allebei waren. En dat hij er vast veel stoerder uit zou gaan zien als hij daar elke dag mee ging gewichtheffen. Zijn grote cadeau zou nog komen, zodra papa tijd had om een afspraak te maken met de tandarts. Nu Phil twaalf was geworden, mocht hij de zilveren kroon laten vervangen door een witte.
Later, toen papa Phil inwijdde in de kunst van het spierballenkweken, sneed ik een kwart van de taart af, wikkelde er een stuk keukenpapier omheen en sloop, omdat ik niet meer kon wachten, naar de geheime kamer.
‘Tada!’ fluisterde ik toen ik de deur opendeed. ‘Ik heb een stuk verjaardagstaart meegenomen!’
Ze keek verbaasd en kon geen woord uitbrengen. Ik deed voorzichtig de deur dicht, zodat die geen geluid zou maken. Ik vroeg me af of ik haar van streek had gemaakt door iets te vertellen over het leven dat ze miste.
‘Ik wilde jou ook een stuk geven,’ zei ik. Ik legde het stuk taart neer. De televisie stond aan en voor de verandering was er nu een echt programma, een serie met een kleine bruine man en zijn veel langere vrouw.
Mama begon zacht te zingen boven het geluid van de televisie uit. Haar stem was hees, alsof ze bijna moest huilen. ‘Happy birthday to you…’
Ze dacht dat ík jarig was.
‘Ik heb wel een cadeautje voor je…’
Eerst dacht ik dat ze vergeten was dat ik in juni jarig was, altijd als laatste van de klas, en dat mijn verjaardag de laatste was die we in ons oude huis hadden gevierd. Maar toen drong het tot me door dat ze niet wist welke tijd van het jaar het was, en hoe lang ze hier al was. Hoe zou ze dat ook moeten weten? Er was geen raam, geen klok en geen kalender.
‘Oké!’ zei ze, iets harder. ‘Ogen dicht!’
Ik kneep mijn ogen tot spleetjes en gluurde tussen mijn wimpers door, afgeleid door het televisiescherm – waarop ze aan het ruziemaken of vrijen waren, dat kon ik niet zien – en daarna door mama, die tot mijn verbazing opstond. Ik had haar niet meer zien staan sinds ik haar hier in de kelder had gevonden. Het haar op haar achterhoofd was ongekamd en haar benen leken zwak en verkrampt toen ze naar de kast liep en in een berg rommel op de grond begon te zoeken.
Toen ze terugkwam, had ze iets bij zich. ‘Doe je ogen maar open.’ Ze gaf me de cadeautjes een voor een: een haarborstel met een paar oranje haren erin, een lippenstift die nog bijna nieuw was, en een halsketting met de letter M. Ze werd niet boos toen ik per ongeluk taartglazuur morste op de borstel.
‘Een geweldige verjaardag,’ zei ik. ‘Nu helemaal.’
‘Je hoeft ook helemaal geen feestmuts en toetertje, toch? Om je de waarheid te vertellen vond ik de verjaardagspartijtjes en de feestdagen nooit zo leuk, juist vanwege die versieringen.’
‘Vond je je eigen feestversieringen niet leuk?’
‘Er was altijd zoveel concurrentie tussen de moeders, en het kostte zoveel tijd en geld om alles precies goed te krijgen,’ zei ze. Ze deed wat parfum op mijn polsen en maakte daarna de ketting om mijn hals vast. ‘En waarom eigenlijk? Waarom was het zo belangrijk om themafeestjes te houden, of koekjes te bakken in de vorm van sneeuwpoppen, of een rood-wit-blauwe taart te bakken op Onafhankelijkheidsdag? Is het niet belachelijk dat wij onze tijd aan zulke dingen moesten besteden?’
Ik knikte, alsof ik die dingen ook niet leuk vond.
‘Vroeger snapte je dat niet, maar nu ben je daar oud genoeg voor.’
Ik knikte weer.
‘Stel dat je droomt over wat je later wilt worden – poppenmaker bijvoorbeeld, of zanger – of dat je gewoon naar een of ander land wilt reizen om te ontdekken hoe het is om daar te wonen. En dan, op een bepaald moment, merk je dat de jaren voorbijgevlogen zijn en dat je al die tijd alleen maar onbenullige dingen hebt gedaan die je niet eens boeien. En dan vraag je je af: wat is er van mijn dromen terechtgekomen? Wat is er geworden van degene die je had kunnen zijn?’
Ik zette grote ogen op. Mama zei altijd van die onverwachte dingen. Ze speelde met mijn haar en borstelde het aan de uiteinden, zonder te trekken.
‘Ik ben als enige van de klas uitgekozen om een boekverslag te schrijven,’ zei ik na een tijdje. ‘En ik mag zelf een boek uitkiezen.’
‘Dat is vast omdat je meester snapt hoe bijzonder jij bent.’ Ze pakte een boek. ‘Dit vindt hij vast prachtig.’
Ze gaf me een boek met beduimelde bladzijden met ezelsoren. Ik las de titel: De mystieke vrouw.
‘Echt?’
‘Ja, dat boek is perfect voor een boekverslag. Je kunt meteen beginnen met het hoofdstuk dat “Het opgegeven zelf” heet. Dat gaat over waar we het net over hadden. Je zou natuurlijk ook “Het comfortabele concentratiekamp” kunnen nemen. Tenzij…’ Mama rommelde in de boeken die bij de bank lagen en pakte het boek over de magnolia en de penwortel eruit.
‘Dat is ook erg mooi,’ zei ik snel. ‘Maar ik denk dat dat andere precies goed is. Nu verheug ik me daarop, dus ik wil liever geen ander boek meer.’
Ze glimlachte triomfantelijk. ‘Wij zijn precies hetzelfde,’ zei ze. ‘We zijn beste vriendinnen, want wij begrijpen elkaar.’
Ik begreep haar helemaal niet, maar dat wilde ik wel graag. Ik was vooral blij dat ze meer in mij zag dan er echt was. Ze begon vlechtjes in mijn haar te maken, maar opeens verstijfde ze. Ik ook. We hoorden iets. Mijn vaders voetstappen? We zaten doodstil en zeiden niets. We zeiden niets over mijn vader, of hoe bang we voor hem waren. Dat was ook niet nodig. We hadden het er niet over wat hij haar had aangedaan, want we hadden het veel te gezellig met elkaar. Ik wilde geen onderwerp ter sprake brengen dat haar van streek zou kunnen maken.
Toen het geluid ophield, wachtten we nog iets langer. Vervolgens ademde mama weer uit en maakte ze nog een vlechtje af. ‘Zo zit het leuk,’ zei ze. Ik wist dat ik de volgende keer dat ik naar haar toe zou gaan eerst goed naar mijn haar zou kijken en me zou afvragen of ze het leuk zou vinden.
Mama keek met een glimlach naar het stuk taart tussen ons in en verdeelde het met haar hand in twee stukken. We giechelden en aten het met onze vingers op, trots dat wij andere regels hadden. Wij mochten met onze handen eten. Wij mochten eten tot we buikpijn kregen. Wij mochten onze vingers aflikken.
‘Jammer dat het verjaardagsfeestje maar zo kort kan duren,’ zei mama toen ze het laatste restje glazuur van haar vingers had gelikt.
‘Ik ben blij dat we het in elk geval samen konden vieren.’
Telkens als ik iets zei wat niet waar was, kreeg ik een kriebelig gevoel in mijn buik: als ik deed alsof ik jarig was, of alsof ik het niet erg vond dat ik alweer zo snel weg moest. Maar dat waren leugentjes om bestwil waar mijn moeder blij van zou worden. Ze boog zich naar me toe en hield me bij mijn schouders vast. Ze kneep zo hard dat mijn armen er pijn van deden.
Mijn broer stond boven aan de trap in zijn blote bast te gewichtheffen. ‘Waar heb jij gezeten?’ vroeg hij. Hij ging niet voor me opzij.
‘Weet ik niet.’
‘Ik weet best waar je was. Jij zat ergens een stuk van mijn taart op te vreten.’
Ik glimlachte en hield het mesje omhoog. Als ik meteen de schuld op me nam, zou hij er niet achter komen dat ik mama’s lippenstift en haarborstel in mijn mouw verborgen hield en haar boek achter mijn rug.
‘Papa is naar je op zoek,’ zei hij. ‘En hij is niet blij.’ Phil deed een stap naar achteren en ging verder met zijn gewichten. Zijn schouders, spieren en zijn serieuze blik waren al heel volwassen, maar zijn gladde borst en zijn ronde wangen waren nog heel jongensachtig. ‘Wat zie je er raar uit,’ zei hij, met een blik op mijn haar.
‘Jij ook.’ Ik draaide me om toen ik papa hoorde roepen.
‘Ik zei toch dat hij niet blij was?’ zei Phil.
Ik stopte de halsketting weg onder mijn shirt en het boek in de band van mijn broek, en liep de trap af naar mijn vader.
‘Waar was je nou?’ riep hij vanuit de keuken.
‘Buiten,’ loog ik. Dat liegen ging me steeds gemakkelijker af. Ik vroeg me af of ik naar mama’s parfum rook.
‘Vind je niet dat je bij Phil had moeten blijven, omdat hij jarig is?’
‘Ik ben er nu toch?’
‘Ja, maar nu is de dag al bijna voorbij,’ zei hij. ‘En vind je ook niet dat je wel erg veel van de taart hebt genomen?’
‘Hij was heel lekker,’ antwoordde ik, terwijl ik het botermes op het aanrecht legde.
‘Nu droogt hij uit omdat je vergeten bent om het deksel op de taartdoos te doen.’
Dat had hij ook zelf kunnen doen, want hij was in de keuken, maar hij had het expres niet gedaan om mij de les te lezen. Mama deed nooit zo bazig tegen me. Ik deed het deksel op de taartdoos, veegde demonstratief het aanrecht schoon en draaide me om.
‘Wacht eens even.’
Ik verstijfde. De haarborstel prikte in mijn arm. Hij had vast het parfum geroken, of de bobbel onder mijn kleren gezien. Ik durfde niet aan mijn hals te voelen of de halsketting misschien te zien was.
Hij keek me lange tijd aan en zei toen: ‘Heb je niet nog iets te zeggen?’
Er waren woorden die ik liever niet wilde zeggen. Woorden als ‘dank je’ en ‘sorry’ bleven als een prop in mijn keel steken. Ik dacht na en zei: ‘Ik ga naar bed. Welterusten.’ Daarna wachtte ik nog even om te zien of papa dat accepteerde.
‘Oké,’ zei hij. ‘Ga maar.’
Toen ik naar mijn kamer ging, legde ik de cadeaus van mama op mijn bureau en krabde aan mijn arm op de plek waar de haarborstel me had geprikt. Toen haalde ik alle spullen uit mijn bed. Ik hoefde nu niet meer midden in de nacht wakker te worden. Ik kon gaan slapen, en eraan denken dat ze ons beste vriendinnen had genoemd. Ik vroeg me af of dat inhield dat ze snoep met me ging eten in het clubhuis of samen met mij eindeloos vaak naar hetzelfde liedje ging luisteren tot we alle woorden wisten. En of ze op een dag mee naar boven zou gaan om mijn kamer te zien, en of ze de dingen die ik daar bewaarde leuk vond.
Toen ik die avond mijn pyjama aantrok en voor de spiegel mijn vlechtjes bewonderde, zag ik rode vlekken op de plek waar mama me had vastgehouden. De hele avond raakte ik ze aan. Ik wist dat het blauwe plekken zouden worden en ik hoopte dat die nog heel lang zichtbaar zouden blijven.