26
Stil maar
Ik zat aan de zijkant van het huis op het stenen trapje en gooide steentjes in de klimop. Als die ooit zou doodgaan, zou alles zichtbaar worden wat ik daar had verstopt: proefwerken met een slecht cijfer, Halloween-snoep dat ik niet wou eten – kokosrepen, karamelsnoep, chocoladerepen met rozijnen – en zelfs bestek dat ik niet wilde afwassen omdat er iets smerigs aan kleefde.
‘O, daar ben je,’ zei mijn vader. ‘Ik heb je overal gezocht.’
‘Ik zit hier de hele tijd al.’ Ik pakte een steentje en gooide het tussen de groene blaadjes.
‘Ik zal er niet omheen draaien,’ zei hij. ‘Je moeder en ik kunnen het allemaal niet goed aan en we staan voor een paar moeilijke beslissingen.’
‘Papa, nee! We hebben haar net terug!’
‘Het spijt me, Tillie.’
‘Ik ga naar haar toe.’ Ik kwam overeind.
‘Nee, niet doen.’ Hij trok me aan mijn riem weer naar beneden. ‘Ik moet naar kantoor om wat dingen af te maken en jij gaat met me mee.’
‘Ik wil hier blijven.’
‘Je moeder moet even een tijdje alleen zijn,’ zei hij, en hij mompelde iets over het gecompliceerde leven van volwassen mensen. Toen raapte hij een steentje op. En gooide het weg. Hij raapte er nog een op, en ik deed hetzelfde. Daarna pakte ik een handvol.
‘Dus je laat haar gewoon in de steek?’
‘We hebben nog geen besluit genomen, maar zo langzamerhand houden we niet veel mogelijkheden over.’
‘Je hebt nog niet geprobeerd om eens lief te doen,’ fluisterde ik.
‘Wat? Ik kon je niet verstaan.’
‘Laat maar.’ Ik gooide nog een steentje.
‘Oké, ik pak mijn tas en dan zie ik je bij de auto.’
Terwijl ik naast het achterportier van de Volvo stond te wachten, kwam Phil op zijn skateboard aanrijden, een knalgeel ding in de vorm van een banaan.
‘Hoe kom je daaraan?’
‘Toen jouw vriendin verhuisde, hebben ze allerlei spullen bij de vuilnis gezet.’ Hij sprong van het skateboard en greep het aan de zijkant vast.
Ik voelde aan de inkepingen en liet de wieltjes draaien. Ik vond het leuk dat ik nog iets van Hope had.
‘Wil je ook een keer?’ vroeg hij.
Ik wist nog hoe het aan mijn voetzolen kietelde als ik ermee de schuine oprit van Hope af reed. Ik sprong er altijd af voordat ik te hard ging.
‘Ik kan niet. Ik moet met papa mee naar kantoor.’
‘Jammer. Ik ga hierop helemaal naar school.’
‘Waarom hoef jij eigenlijk niet mee?’
‘Hij vindt het waarschijnlijk niet erg om mij bij een krankzinnige vrouw achter te laten.’
‘Hou je mond.’ Ik probeerde op zijn voet te stampen, maar hij sprong weg.
‘Niet zo aangebrand.’
‘Heeft papa het tegen je verteld?’
Hij trok zijn ene schouder op naar zijn oor. ‘Verbaasde mij niks.’
Phil was na die avond bij de rivier veranderd, maar op een andere manier dan ik had verwacht. Ik had gedacht dat hij zijn muziek keihard zou zetten, maar hij zette hem juist zachter. Ik dacht dat hij niet meer met ons mee zou willen eten, maar hij zat altijd keurig op tijd aan tafel en bracht na afloop zijn bord naar de keuken. In sommige opzichten was hij aardiger dan anders, alleen was er altijd iets wat niet helemaal klopte. Hij haalde de afwasmachine leeg, maar zette alles op de verkeerde plaatsen terug. Of als papa zei dat we meer groente en fruit moesten eten, nam Phil een hap van een krop sla.
Papa trok de voordeur achter zich dicht en liep haastig het trapje af, met zijn koffertje in zijn ene hand en een jasje over zijn andere arm. ‘Waarom hoeft Phil niet mee?’ vroeg ik.
‘Hij gaat wel mee.’ Papa deed de auto open. ‘Kom, Phil, we gaan een paar uur naar kantoor.’
‘Ik kom er zo aan,’ zei Phil. ‘Even mijn schoen schoonmaken. Ik ben net in iets heel smerigs getrapt.’
Ik zag niets bijzonders aan zijn schoen, maar hij ging hem afschrapen in het gras. Papa keek op zijn horloge en deed het portier van zijn brandschone auto open.
‘Even snel afspoelen met de tuinslang,’ zei Phil. Toen hij de schoen afspoelde, maakte hij vreselijke geluiden, alsof het heel erg stonk.
‘Anders blijf je toch maar hier; dan kun je die schoen goed schoonmaken,’ zei papa, zoals Phil natuurlijk al had gehoopt.
‘Weet je het zeker?’ vroeg Phil. Hij deed alsof hij nog probeerde om haast te maken, maar papa was al ingestapt en zei tegen mij dat ik de riem om moest doen.
Phil bleef over de tuinslang gebogen staan tot we de oprit af waren. Maar we waren de hoek nog niet om, of hij stond alweer op zijn skateboard en stak zijn armen in de lucht.
Ik vond het niet erg om een dag naar het Pentagon te gaan, want toen papa zich in zijn kantoor had opgesloten, had ik Annes werkruimte voor mezelf. Ze had een bureaustoel met wieltjes en als ik met mijn buik op de zitting ging hangen, kon ik door de kamer racen tot papa tegen me zei dat ik te veel lawaai maakte.
Daarna ging ik op onderzoek uit in Annes bureau en bekeek haar keurig gesorteerde kantoorspullen: gekleurd papier, correctievloeistof, indexkaartjes. Ik maakte een ketting van de paperclips in haar la en die wilde ik net als een halsketting om doen, toen ik achter me een stem hoorde.
‘Zit je lekker?’ Ik draaide me om en zag Anne, met haar moeilijk te doorgronden glimlach. ‘Als je nu eens drie paperclips gebruikte? Dan zit ik maandag niet zonder.’
Ik begon de ketting weer uit elkaar te halen, terwijl zij alles op haar bureau terugzette, en zelfs dingen verplaatste waar ik helemaal niet aangezeten had; ze draaide de presse-papier en de brievenhouder om alsof ze een misdaad rechtzette die ik had begaan.
‘Ik zie dat je de typemachine ook al hebt ontdekt.’
Meestal zat de hoes erover, maar ik vond het leuk om mijn naam te typen met de lawaaiige elektrische toetsen die klonken als een mitrailleur.
‘Mijn vader wilde het lint vervangen,’ zei ik, als verklaring voor het feit dat er onderdelen uit gehaald waren. ‘Hij probeerde te ontdekken hoe dat moet, maar toen ging zijn telefoon.’
‘Het is maar goed dat raketten bouwen een stuk simpeler is dan typemachines repareren,’ zei ze. Ze pakte een nieuw lint en deed het erin.
‘Ik zal deze wel terugleggen.’ Ik maakte haastig alle paperclips los.
‘Grote meid,’ zei ze, nu met haar vriendelijke stem. ‘Ik hoorde dat Phil van de week een kleine woedeaanval heeft gehad, klopt dat?’
Ik gaf geen antwoord, want ik voelde me door die vraag in de val gelokt. Ik knikte alleen langzaam en legde de paperclips terug. Daarna deed ik de la dicht en keek naar de grond.
‘Nou, ik ben blij dat hij zijn zelfbeheersing terug heeft. Want de situatie bij jullie thuis is voor hem vast ook niet zo gemakkelijk.’
Ik verstijfde, en ik vroeg me af wat papa haar verteld had. Zij had natuurlijk alleen maar zijn kant van het verhaal gehoord. Ze legde haar handen op mijn schouders. Ik begon te bibberen en werd kwaad op mezelf, omdat ik daardoor verraadde dat er iets mis was.
‘Stil maar,’ zei ze, ook al huilde of snikte ik niet; ze was zeker bang dat ik dat zou gaan doen.
Ze trok de andere stoel bij en ging naast me zitten. ‘Nou, laten wij eens even een praatje maken.’ We zaten met onze knieën tegen elkaar aan, zoals ik de populaire meisjes op school soms zag doen. ‘Ik weet dat jouw moeder de laatste tijd niet helemaal in orde is. Dat is een moeilijke situatie.’
‘Ze is gewoon moe,’ zei ik, maar ik had er meteen spijt van dat ik iets had gezegd.
‘Het is heel aardig van je dat je het zo formuleert. We hopen in elk geval zeker dat ze beter wordt, maar het kan zijn dat dat niet gebeurt. Je vader heeft in elk geval alles geprobeerd.’
‘Niet waar!’ Ik klemde mijn kaken op elkaar en ging staan. ‘Hij doet gemeen tegen haar.’
Ze hield haar hoofd een beetje scheef. ‘Het is niet zo gemakkelijk om iemand te helpen die niet meewerkt,’ zei ze. ‘Maar ik weet zeker dat je vader de beste oplossing zal vinden.’
‘Mijn moeder gaat nergens heen,’ zei ik. Mijn neus was zo dicht bij haar hoofd dat ik haar haarlak rook. ‘En anders ga ik met haar mee.’
‘Nou, maar over zulke dingen kun je niet beslissen als je zeven bent.’
‘Ik ben acht.’
‘Niet zo brutaal.’
‘Acht – dat is toch geen scheldwoord?’
‘Tillie,’ zei ze. Ze ging staan. ‘Jij hoeft helemaal niet over zulke beslissingen na te denken; daar word je maar moe van. Dat is de verantwoordelijkheid van je vader, dus geniet jij nu maar van je school, klets wat met je vriendinnen aan de telefoon of ga lekker fietsen.’
Ik moest bijna lachen; ik probeerde me voor te stellen dat ik in de gang op school naar een paar kinderen zwaaide en daarna snel naar huis ging om aan de telefoon te gaan kletsen. Af en toe keek ik naar mijn fiets die tegen het huis stond, en waar ik in geen weken op gereden had.
Toen lachte Anne, precies op dezelfde manier als toen ze de uitnodiging van mama om te komen eten had aangenomen, nu alweer bijna een jaar geleden.
Soms leek het me het simpelst om Anne de schuld te geven van alles wat er gebeurd was. Als ik iets harder had gevochten om uit de auto te komen, had ik terug kunnen rennen naar mama. Ik had in haar armen in slaap kunnen vallen en ik had samen met haar in de verhuiswagen naar ons nieuwe huis kunnen rijden. Dan was ik erbij geweest en had ik kunnen voorkomen dat ze die erge ruzie kregen.
Ze gebaarde dat ik weer moest gaan zitten. ‘Luister eens,’ zei ze. Ze ging zelf ook weer zitten en legde haar hand op mijn knie. ‘Je weet toch dat je altijd met mij kunt praten als je iets dwarszit.’
Het was ontzettend moeilijk om alles voor me te houden. Ik vond Anne niet aardig en ik vertrouwde haar niet, maar ik wilde toch graag iets opbiechten, dus ik flapte er zomaar iets uit. ‘Mijn vriendin is pas verhuisd. Mijn beste vriendin, Hope.’ Dat kon ik wel aan Anne vertellen, want zij wist niet dat Hope en ik niet eens meer vriendinnen waren.
‘O, maar je krijgt wel weer een nieuwe vriendin,’ zei ze blij, alsof ze mijn problemen zomaar had opgelost. ‘Kijk me eens aan, Tillie. Je bent een echte soldaat. Wat er ook gebeurt: je kijkt niet om naar het verleden, maar je marcheert vooruit.’
Mijn gezicht begon te gloeien, nog voordat het tot me doordrong dat ik kwaad was. In de andere kamer hoorde ik dat papa zijn koffertje inpakte en de sloten dichtknipte.
‘Nou,’ zei hij toen hij binnenkwam, ‘wat een verrassing.’
‘We hadden het net over fietsen en nieuwe vriendinnen maken,’ zei ze, waarop hij goedkeurend knikte.
Papa trok zijn jasje aan en zei: ‘Ik had net een zeer vruchtbaar telefoongesprek met een Congreslid die dacht dat hij wel steun kon krijgen voor ons project.’
‘Dat is nog eens goed nieuws!’ zei ze zangerig, en ze gaf me een aai over mijn hoofd.
‘Ik moet nog wel een voorstel indienen; dat moet ik een “navigatieproject” noemen en ik moet er niet-militaire toepassingen voor bedenken.’
‘We moeten die fanatiekelingen te vriend houden,’ zei ze. ‘Anders beginnen ze weer met hun demonstraties en handtekeningenacties.’
‘Ik ga thuis meteen aan dat voorstel beginnen,’ zei hij. Hij knoopte zijn jasje dicht. ‘Ik dacht,’ voegde hij er zacht aan toe, alsof hij het tegen zichzelf had, ‘dat als we er NUDET-sensoren in stoppen, het ministerie van Defensie wel iets zal zien in een mogelijk gezamenlijk project.’
‘Wat spannend allemaal, hè Tillie?’ Ze steunde met haar handen op haar knieën en boog zich wat meer naar mij toe. ‘Op een dag word jij vast ook een beroemde wetenschapper, net als je vader.’
‘Ik word dichter.’
Ze zweeg even, alsof ze probeerde te bedenken of dat een grap van me was. Toen zei ze tegen mijn vader: ‘Ik kan dat voorstel wel voor je typen zodra het af is.’
‘Kunnen we nu gaan?’ vroeg ik aan hem.
‘Ja ja, Lastpak, we gaan.’
Ik was bijna de deur uit toen papa me terugriep. ‘Denk aan je manieren.’
Ik keek naar mijn schoenen en mompelde: ‘Bedankt voor alles.’
‘Kom eens dichterbij,’ zei Anne. ‘Ik versta je niet.’
Ik ging voor haar stoel staan en herhaalde: ‘Bedankt voor alles.’
‘Ik vond het leuk dat je er was, Tillie.’ Ze streek mijn haar achter mijn oren. ‘Je bent een echte soldaat,’ fluisterde ze. ‘Geen medelijden met jezelf hebben. Denk eraan: alleen vooruit marcheren.’
De hele weg naar de auto, door de betonnen gangen van het Pentagon, liep ik met gebalde vuisten en ik dacht aan wat mijn vader zei als hij lasagne had gemaakt. ‘Slikken, Tillie, gewoon doorslikken!’ Ik kon dat eten bijna niet in mijn mond krijgen – het waren veel te veel smaken tegelijk – en ik probeerde mijn adem in te houden en door te slikken zonder te kauwen. Meestal lukte dat wel, maar ik wist nooit zeker of ik het binnen kon houden.