3

Hoe eerder de dag voorbij is

Stukje bij beetje ontmantelden we het huis; we maakten boekenkasten, keukenkasten en kledingkasten leeg en vertrouwden erop dat alles aan de andere kant ongeschonden weer tevoorschijn zou komen. Phil mocht de breekbare spullen in krantenpapier wikkelen en inpakken. Ik was verantwoordelijk voor de kleren, de kussens van de bank, de dekens en de knuffels. Als we ons huiswerk af hadden en nog moesten wachten tot het eten klaar was, gingen we inpakken. Mijn vader pakte in als hij even vrij nam van zijn werk, en hij ging ermee door als wij ’s avonds in bed lagen.

Mijn moeder stond in die tijd bijna nooit meer op. Soms liep ze door de gang naar de wc of door de kamer, en stopte iets in een doos. Dan ging ze op het puntje van de bank zitten en staarde voor zich uit, met ogen die zo treurig stonden dat het leek alsof ze zou zijn gaan huilen als ze daar niet veel te moe voor was geweest. Mijn vader probeerde niet meer om haar ergens bij te betrekken en dat deden wij ook niet meer. Ze zat daar maar gewoon, stond na een poosje op en ging weer terug naar haar kamer. Ik smeekte haar niet meer om nog even te blijven, want ik wist dat ze me nog zou komen instoppen. Op de een of andere manier richtten we al onze hoop op de verhuizing: we dachten dat het allemaal goed zou komen als we eenmaal in het nieuwe huis woonden. Daar zouden we opnieuw beginnen.

Geleidelijk aan werd ons huis leger en kaler. Mijn vader trok met de achterkant van een hamer de spijkers uit de muren, maar de gaten bleven zichtbaar. En tot slot, de dag voordat we gingen verhuizen, maakte hij onze blauwe voordeur open door met een plamuurmes de verfrand open te snijden. Hij was bezig om de verf aan de randen bij te werken toen zijn secretaresse aan kwam rijden.

Phil en ik gluurden door de open deur.

‘Ga eens gedag zeggen,’ zei mijn vader terwijl hij ons naar buiten duwde. ‘Jullie kennen Anne toch nog wel?’

Ik wel. Anne had een snoeptrommel op haar bureau in het wapenlab en ze droeg truitjes en sieraden die pasten bij de feestdagen. Ze had een keer een speldje van de Kerstman op haar trui met een rood lampje als neus. Als je aan het touwtje trok, ging dat lampje branden, maar dat mocht ik niet van papa.

Anne stond op de stoep in haar keurig gestreken rok. Haar haar kwam tot net boven de kraag van haar bloes. Ze zag er zo opgedoft uit dat ze wel een etalagepop leek. Ze gaf Phil een hand en keek daarna naar mij.

‘Wat ben jij groot geworden,’ zei ze. ‘Jij bent zeker al bijna zeven?’

‘Ik ben acht.’

‘O. Daarom hoef je nog niet zo boos te kijken,’ zei ze. ‘Op een dag ben je blij dat je er zo jong uitziet voor je leeftijd.’

Ze stak haar armen naar me uit, en voor ik het wist werd ik met mijn wang tegen de ceintuur van haar rok gedrukt. Ik hield mijn adem in en probeerde rustig te blijven. Papa had tegen me gezegd dat ik aan knuffels en omhelzingen moest wennen, maar ik voelde me opgesloten. Ik hield mijn ogen wijd open en drukte mijn schouders tegen mijn oren terwijl haar ceintuur zich in mijn wang boorde. En toen ik dacht dat ik zou worden doodgeknuffeld, duwde ik haar van me af, hapte naar adem en wreef over mijn wang.

Anne lachte met een vreemd, hoog lachje en mijn vader grinnikte even, maar hij keek me intussen aan met een blik die ‘aardig doen’ betekende.

‘Ik zal die papieren even voor je halen,’ zei hij, en hij liep terug naar binnen. Toen ze achter hem aan kwam, zei hij: ‘Het huis staat vol dozen, het is echt een troep.’

Hij bedoelde dat ze buiten moest blijven wachten, maar ze liep achter hem aan en snoof de lucht op. ‘Is alles in orde hier?’

Ze rook wat ik ook altijd rook als ik uit school kwam, maar na een tijdje hield dat op, vooral als mijn vader de deur van mijn moeders slaapkamer dichtdeed.

‘Ik zal even een raam openzetten,’ zei hij. Hij liep tussen de kartonnen dozen door naar het dichtstbijzijnde raam. ‘Ik had eigenlijk al verder willen zijn. Ik heb de verhuiswagen voor morgen gereserveerd en ik wil voor het eten op weg.’

‘Kan ik ergens mee helpen?’

‘De buren helpen al met de meubels. En verder geloof ik niet dat ik nog hulp nodig heb.’

‘Nou, anders zeg je het maar.’

‘Pap, ik heb honger,’ zei ik.

‘Even geduld, Tillie. Ik moet eerst even mijn koffertje zoeken.’

‘Zal ik iets te eten voor je maken?’ vroeg Anne, terwijl ze al naar de keuken liep.

‘Nee, nee, doe maar niet,’ zei papa. ‘Tillie moet leren dat ze soms even geduld moet hebben.’

‘Maar het is een kleine moeite, heus.’

Er lag een zak met brood op het aanrecht. Ze haalde er een sneetje uit, maar ze vond in geen van de kastjes iets om erop te doen. Phil stond zo stijf als een plank in de keuken terwijl papa en Anne in de weer waren, maar opeens keek hij naar de gang en kleurde zijn gezicht rood.

Mama kwam de slaapkamer uit. Het was heel vreemd om haar overdag te zien, en het was duidelijk dat ze zich heel haastig had aangekleed: ze had lippenstift opgedaan, maar haar haar niet gekamd. Ze had wel een mooie jurk aan, maar die had ze verkreukeld onder uit de wasmand gevist. Ze kwam op blote voeten naar de keuken.

‘Zal ik even de afwas doen, Roy?’ vroeg Anne, die nog niet had gemerkt dat mijn moeder vlak achter haar stond. ‘Ik kan wel…’

‘Kan ik je ergens mee helpen?’ vroeg mijn moeder.

Anne schrok en mijn vader keek op van de doos waarin hij zocht en liep haastig en met lichte paniek in zijn ogen naar de keuken.

‘Anne komt even wat papieren ophalen,’ zei hij.

‘Uit onze keuken?’ vroeg mijn moeder.

‘Nee, natuurlijk niet. Maar Tillie had honger.’ Hij keek Anne aan. ‘Ze is niet helemaal in orde,’ zei hij, als verklaring voor de manier waarop mijn moeder eruitzag.

‘Wat vervelend, mevrouw Harris.’

‘Ik ben heus wel mans genoeg om te vragen of je wilt blijven eten.’ Mijn broer en ik keken elkaar verbaasd aan. We wisten heel goed dat ze niet van bezoek hield en dat ze al in geen weken meer samen met ons aan tafel had gezeten.

‘Ach nee, ik wil me niet opdringen.’

‘Ze komt alleen even wat papieren ophalen,’ zei mijn vader. ‘En ze heeft vast andere plannen. Zodra ik mijn koffertje heb gevonden…’

Hij probeerde de blik van mijn moeder te vangen om een of andere geheime boodschap over te seinen, maar ze draaide zich naar Anne toe en zei met een vreemd lachje: ‘Ik sta erop dat je blijft eten. Ik heb alleen even wat tijd nodig om het voor te bereiden. Dus misschien kunnen jullie in de tussentijd even een blokje om gaan.’

‘Als we gaan wandelen, kan ik misschien nog even mijn geld naar de bank brengen,’ zei Phil.

Hij had een oud jampotje op zijn bureau staan waarin hij de munten stopte die hij op straat vond, en waarin ook de muntjes zaten die mijn vader er ’s avonds soms in stopte. Als het vol was, liepen we naar de bank en wisselde hij ze in voor zilveren dollars.

‘Goh,’ zei Anne, die een hand op Phils schouder legde. ‘Wie kan zo’n uitnodiging nou afslaan? Een wandelingetje naar de bank en eten in zulk leuk gezelschap. Daar kan ik geen nee tegen zeggen.’

En toen stemde iedereen opeens in met iets wat niemand volgens mij een goed idee vond.

Ik liep op mijn hakken door de tuin terwijl we wachtten totdat Phil met zijn jampotje naar buiten kwam.

‘Is het niet een beetje koud zonder jas?’ vroeg Anne.

Ik schudde mijn hoofd, maar later, toen we over de vliegbasis liepen, bleef ik zoveel mogelijk in de zon, zodat ze niet zou merken dat ik bibberde. Phils jampotje met muntjes rammelde bij elke stap. Hij bleef strak in de maat.

‘Kom op, Tillie, loop eens door,’ zei mijn vader.

Ik liep zigzaggend achter de anderen aan. Ik kon alleen recht lopen als ik naar mijn voeten keek.

We kwamen langs een bioscoop, langs de bomvrije gebouwen waar je niet zonder identiteitskaart naar binnen kon, langs enorme hangars en de startbanen die het zonlicht zo fel reflecteerden dat je je hand voor je ogen moest houden.

Ik had het altijd leuk gevonden dat ik de weg zo goed wist en ik genoot van de glimlachjes en vrolijke blikken van onbekenden die ik tegenkwam, al snapte ik nooit wat er eigenlijk zo grappig was.

We kwamen langs de speeltuin, waar in de zomervakantie kinderen elkaar achternazaten op de klimrekken, zo hoog mogelijk schommelden en de draaimolen zo hard rondduwden dat ze er bijna niet meer op konden springen. Vroeger wilde ik ontzettend graag dat mama daar een keer met mij naartoe zou gaan, maar als ik het vroeg, zei ze altijd: ‘Misschien een andere keer.’

Toen we bij de bank kwamen, bleven we bij de ingang wachten, terwijl mijn broer in de rij tussen de fluwelen koorden ging staan, die hij niet één keer aanraakte, wat ik wel zou doen. Ik probeerde zijn aandacht te trekken, zodat ik hem duidelijk kon maken dat hij een lolly voor me mee moest nemen, maar hij keek strak naar zijn favoriete kassier. Zelfs als de andere kassiers vrij waren, bleef hij toch in de rij staan wachten op die ene, de enige op de hele vliegbasis die hem nog behandelde als een kind.

‘Moet ik me zorgen om je maken, Roy?’

Ik keek op naar Anne, die haar hand op de onderarm van mijn vader legde en die meteen weer terugtrok.

‘Er zijn wel problemen nu,’ zei hij tegen haar. ‘Maar dat lost zich wel op na de verhuizing.’

‘Sorry. Het gaat mij ook niets aan. Tenzij jij dat wilt.’

Ik hoorde het geluid van muntjes die uit de jampot gegooid werden, dus ik wist dat Phil aan de beurt was. Hij stond met zijn kin tegen de balie. De kassier hield zijn vinger in de lucht alsof hij bijna moest niezen, en na een dramatische inleiding nieste hij inderdaad en viel er een zilveren dollar uit zijn neus. Hij deed dat een paar keer en hield het vol, totdat Phil zijn lachen niet meer kon inhouden.

‘Wat goed van je dat je dat allemaal opspaart,’ zei Anne toen Phil weer bij ons was met zijn rolletje met zilveren dollars en de jampot, die nu bijna leeg was. Ze begon te lachen. ‘Maar je gaat die dollars zeker wel even in een warm sopje doen als je thuis bent!’

Ik wurmde me tussen hen in om te zien of hij nog iets anders had gekregen behalve munten. ‘Heb je een lolly voor me meegenomen?’ vroeg ik.

Hij pakte de rol met dollars over in zijn andere hand en voelde in zijn broekzak. ‘Kijk, je mag de mijne hebben.’

Het was een groene, die we geen van beiden lekker vonden, maar omdat ik geen keus had, moest ik er maar genoegen mee nemen. Ik pakte hem aan en trok het papiertje er met mijn tanden af.

‘Je bent een echte heer,’ zei Anne tegen hem, een compliment dat ze vast ook bedoelde als standje voor mij. Ik stak de lolly in mijn mond en huppelde over de stoep.

‘Voorzichtig, Tillie,’ zei ze. ‘Straks schiet hij in je keel.’

‘Nee hoor. Kijk maar.’ Ik hinkelde op één been om het te bewijzen, maar papa gaf me een tik tegen mijn billen en daarna liepen we terug naar huis.

We kwamen langs de kaarsrechte huizen, bleven op de stoep wachten als er een auto de oprit op reed, en salueerden naar de mannen die uit de auto’s stapten. Al snel kwam onze blauwe deur in zicht. Zoals zo vaak als ik naar huis ging, vroeg ik me af wat ik binnen zou aantreffen.

Ik had half en half verwacht dat het naar kip met champignonsoep zou ruiken, maar toen we binnenkwamen, rook ik alleen de geur waar Anne zo’n last van scheen te hebben, hoewel ze deze keer geen vies gezicht trok, maar een vreemde grimas op haar gezicht kreeg, alsof ze een of ander spelletje had gewonnen.

Mama had zich opgetut. Ze had haar haar gekamd en de rest van de make-up opgedaan. Ze had mooie schoenen met hoge hakken aangetrokken en zich besproeid met parfum, ook al was het duidelijk dat ze geen tijd had gehad om in bad te gaan.

‘Welkom terug,’ zei ze. Haar stem klonk gemaakt, alsof ze probeerde te doen alsof ze een van die officiersvrouwen was aan wie ze zo’n hekel had. Ze streek haar haar achter haar oor en toen we allemaal binnen waren zei ze: ‘Dan ga ik nu aan het eten beginnen.’

‘Kan ik u misschien ergens mee helpen, mevrouw Harris?’ vroeg Anne.

Mama schudde haar hoofd en maakte een afwerend gebaar, maar papa liep toch achter haar aan naar de keuken.

‘Zo,’ zei hij. Hij pakte een pan uit het keukenkastje. ‘Ik zal wel even wat spaghetti maken.’

‘Ik kan het óók wel,’ zei mama, en daarna fluisterde ze: ‘Ik kan best spaghetti maken. Toe nou.’

‘Laat mij je dan helpen.’

‘Ga jij nou gewoon in de kamer zitten.’ Ze keek hem in zijn ogen terwijl ze de pan van hem aanpakte. Toen lachte ze opeens naar ons en zei: ‘Gaan jullie maar gezellig in de woonkamer zitten. Ik roep jullie wel als het eten klaar is.’

Phil liep als eerste de keuken uit en ging rechtop en stijfjes op de bank zitten. Ik plofte naast hem neer, zwaaide met mijn benen en keek rond in de kamer, die nu helemaal kaal was, en naar de poppen die mama had gemaakt en waarvan er een paar met hun hoofd uit de kartonnen dozen staken.

‘Ik wil best iets doen, hoor!’ riep Anne een paar keer naar mijn moeder, maar er kwam geen antwoord; we hoorden alleen dat het gas werd aangestoken en er water in een pan werd gedaan.

‘Sorry dat ik zoveel gedoe veroorzaak,’ zei Anne tegen mijn vader.

‘Het is geen gedoe, hoor,’ zei hij, maar als ik goed luisterde, hoorde ik mijn moeder in de keuken snikken.

Mijn vader ging weer op zoek naar zijn koffertje, met meer lawaai dan nodig was om de geluiden uit de keuken te overstemmen. Toen hij het eindelijk vond, naast zijn stoel, glimlachte Anne even, maar probeerde haar lachen in te houden.

Ik zwaaide met mijn benen om de tijd te doden. Als mijn moeder eten maakte, zette ze meestal gewoon iets op onze placemat: een kom cornflakes, een boterham met chips, een gehalveerde avocado met wat dressing in het kuiltje waar de pit had gezeten. Maar nu ging ze een echte maaltijd koken en samen met ons aan tafel opeten.

Phil zat met lege ogen voor zich uit te kijken, mijn vader wond zijn horloge op en Anne bestudeerde iets dat op haar bloes zat. ‘Ik moet eens onthouden dat ik geen lichte kleren moet aantrekken,’ zei ze terwijl ze met haar hand over haar borst veegde. ‘Dat rode stof zie je overal op.’

Het leek even alsof mijn vader en zijn secretaresse de enige twee in de kamer waren. Hun glimlach was lang en vreemd, en mijn vader werd gênant rood.

‘Eten.’ Mijn moeder sprak dat ene woord uit met een vreemde snik in haar stem. Ze stond midden in de kamer met ovenwanten aan. Ze trilde een beetje.

We gingen zitten, terwijl mama de pan met spaghetti haalde, daarna een pot met saus, die ze openmaakte en zonder te roeren op de spaghetti gooide. We schepten zelf op en Anne vroeg: ‘Zal ik misschien even wat groente erbij maken, of wat knoflookbrood voor… Mevrouw Harris, gaat het wel?’

Mijn moeder zat te trillen en keek naar haar lege bord. Dat was niet iets waar wij nog van schrokken: dat ze niet at en niets zei. Soms zat ze de hele tijd met een nagel op de rand van de tafel te tikken, zonder enig teken van leven in haar ogen, en dan wist je waarom ze niets terugzei: ze was er met haar gedachten gewoon niet bij.

Papa keek Phil en mij aan zei geluidloos: ‘Eten.’

We probeerden de spaghetti zo snel mogelijk in onze mond te proppen, maar hij was heel glibberig en viel telkens van mijn vork en zwiepte tegen Phils wang. Anne, die inmiddels erg bezorgd keek, deed hetzelfde. We namen niet de moeite om iets te drinken te halen en niemand vroeg om een tweede portie.

Toen we klaar waren met eten, precies op het moment waarop Phil, die altijd het langzaamst at van iedereen, de laatste hap in zijn mond had gestopt, stond Anne behoedzaam op.

‘Nou,’ zei ze, terwijl ze haar rok gladstreek. ‘Ik weet dat jullie morgen een drukke dag hebben. Dan ga ik maar weer eens, als ik die papieren heb die ik kwam halen.’

Mama ging ook staan; ze verzamelde de borden en bracht ze naar de keuken. Mijn vader liep met een rood gezicht met Anne naar de zitkamer. Hij maakte zijn koffertje open en gaf haar de papieren, waar met grote rode letters VERTROUWELIJK op gestempeld was.

Ik rende naar mama toe, trok aan haar jurk en zei: ‘Mag ik nu naar bed?’

‘Naar bed? Maar het is buiten nog licht.’

‘Alsjeblieft, mama? Dan lees jij me voor.’

Ze glimlachte vermoeid naar me. ‘Als ik je nu in bed stop, word je midden in de nacht wakker.’

‘Nee hoor. Dan blijf ik de hele nacht slapen.’

‘Ik weet het niet, Beertje.’

‘Toe nou. Ik wil graag weten hoe het boek verdergaat. En dan ga ik daarna meteen slapen en blijf ik slapen.’

‘Oké. Als je het belooft. Hoe eerder deze dag voorbij is, hoe beter.’

‘Ik beloof het. Ik wacht in bed tot je me gaat voorlezen.’

‘Goed.’ Ze zette een ketel water op. Ze klonk moe. ‘Ik kom zo snel mogelijk.’ En ze pakte mijn robijnenbeker uit het keukenkastje.

Voordat ik naar mijn kamer ging, hoorde ik de drie volwassenen in de woonkamer met elkaar praten: een weinig overtuigend bedankt-voor-het-eten, een gesprekje over de drukke dag, de hoop dat mama zich snel weer beter zou voelen, en tot slot het geluid van de voordeur die werd dichtgedaan. Terwijl ik op mama wachtte, schaatste ik op mijn sokken over de glimmende houten vloer en streek met mijn hand langs de muren. In de keuken klonk het geluid van borden die in het droogrek werden gezet en van mijn ouders die op gedempte toon ruziemaakten. ‘Wees toch eens flink,’ zei mijn vader. Ik liep naar de andere hoek van mijn kamer, waar ik ze niet meer kon horen. Ik deed het dekseltje van mijn muziekdoosje open, zodat de plastic ballerina rondjes met mij meedraaide.

Toen ik de ketel hoorde fluiten, trok ik snel mijn nachthemd aan en schoot onder de dekens. Mama liep met langzame passen mijn kamer in en gaf me voorzichtig mijn beker aan, zodat er niets overheen ging. Ze ging op de rand van mijn bed zitten, in elkaar gedoken. Haar handen beefden. ‘Ik blijf vanavond alleen even bij je zitten,’ zei ze. ‘Morgen lezen we wel verder.’

Alice in Wonderland lag omgekeerd op het nachtkastje. We hoefden nog maar één hoofdstuk. Ik kletste wat over Alice en ballerina’s en een gat in mijn sok. Ze legde haar hand op mijn hoofd. ‘Sst, genoeg gepraat.’ Ze huilde, en toen haar tranen op mijn gezicht vielen, veegde ze die zacht van mijn huid. ‘Het is een lange dag geweest, Beertje,’ zei ze.

Ze gaf me de beker met het feloranje drankje en een ijsklontje dat erin lag te smelten. Ik voelde aan het ruwe stukje waar het oor eraf gebroken was, luisterde naar het gekraak en getik van het ijs en nam kleine slokjes. Mijn ogen hield ik de hele tijd op haar gericht.

Daar zat ze; ze probeerde niet te gaan huilen, maar al snel sloeg ze haar handen voor haar gezicht en begon te snikken. Haar mascara en haar witte gezichtscrème maakten vlekken op haar wangen en haar vingers.

‘Niet huilen,’ zei ik uit gewoonte, ook al vond ik het prachtig dat ze zo gevoelig was. Dan was ze net zo’n mooie huilende vrouw in de film, in een scène die je je nog herinnert als je allang bent vergeten waar de film zelf over ging.

Het drankje was genoeg afgekoeld om de rest in één laatste teug op te drinken. ‘Goed zo,’ zei mama. Ze nam de beker van me aan en legde haar hand op mijn hoofd.

‘Dit vind ik het leukste van de hele dag,’ zei ik, maar ik wist niet zeker of ik dat hardop zei of niet.

Het doffe gevoel dat ik zo goed kende, trok door mijn armen en benen. Mama nam mijn hoofd in haar handen en legde het voorzichtig op het hoofdkussen. Ik sloot mijn ogen en voelde haar tranen weer. Ik stelde me voor dat we samen naar de speeltuin gingen en op onze rug op de draaimolen lagen, en steeds maar rondjes draaiden in de regen.

Ik werd wakker van gestommel en gebons. Mijn hoofd voelde heel zwaar op het kussen, maar ik hees mezelf overeind en strompelde naar de deur. Phil stond op de gang te luisteren.

‘Wat is er?’ Mijn tong voelde dik en ik kon niet goed uit mijn woorden komen.

‘Ik weet het niet. Toen we aan het ontbijt zaten ging de bel en toen sprong papa op en begon door het huis te sjezen.’

‘Is het dan al ochtend?’ Ik was duizelig en moest me aan de muur vasthouden.

Voordat hij antwoord kon geven, kwam papa door de gang aanstormen met een koffer, die om de paar stappen tegen de muur bonkte. Ik ging opzij en hij liep mijn kamer in.

Ik voelde een nieuwe golf van duizeligheid; ik sloeg dubbel en steunde met mijn handen op mijn knieën, maar hij keek niet eens naar me en begon mijn kleren uit de kast te halen.

‘Pap?’

Hij gaf me mijn gymschoenen aan. ‘Hier, trek je schoenen aan.’

Ik was te moe om ze vast te houden en liet ze op de grond vallen. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik.

‘Anne komt je halen. Je mag even met haar mee naar huis.’

Ik wreef in mijn gezicht en probeerde wakker te worden. ‘Wat bedoel je?’

‘Je blijft een paar dagen bij haar, terwijl wij met de verhuiswagen naar het nieuwe huis rijden.’

‘Gaan jullie zonder mij verhuizen?’

‘Het is een heel eind rijden, Tillie. Jij komt pas als we het nieuwe huis hebben ingericht.’

Ik hield me vast aan mijn verkleedkist, die volgepropt zat met tutu’s, cowboypakken en verkleedschoenen. Ik boog me over de kist heen, alsof ik moest overgeven. ‘Pap, ik wil niet met haar mee.’

‘Spreek me niet tegen.’ Hij rolde de kleren op zoals hij ook sokken oprolde, zodat hij veel kleren in de koffer kon doen zonder ze al te erg te kreuken. ‘Opschieten, Anne staat buiten te wachten.’

‘Maar pap.’

‘Trek je schoenen aan.’

Ik pakte de eerste de beste schoenen die ik in de verkleedkist zag, smeet ze op de grond en stak mijn voeten erin. ‘Ik ga niet!’ riep ik. Ik draaide me om naar Phil en zei: ‘Zeg jij ook eens dat we het niet willen!’

Phil, die nooit met stemverheffing sprak en nooit protesteerde als hij iets moest doen, keek verbijsterd en zei: ‘Pap? Ik wil ook liever blijven.’

‘Ze neemt alleen Tillie mee,’ zei hij. ‘Jij moet mij helpen.’

Ik kreeg een schok, alsof ik wakker werd uit een enge droom waar ik niets van begreep. Ik wist alleen dat ik naar mijn moeder wilde, dus ik rende struikelend de kamer uit, door de gang naar haar slaapkamer. Ik deed de deur open, waardoor het licht vanaf de gang de kamer binnen stroomde.

De tafel achter het bed stond vol met dienbladen, medicijnflesjes en halflege glazen. Aan de andere kant van het bed zag ik de dekens bewegen. Ik liep de kamer in en deed de deur langzaam dicht, zodat papa het niet zou horen.

Ik kwam op mijn tenen dichterbij en leunde tegen het bed. ‘Mama? Je moet tegen papa zeggen dat ik niet weg wil. Ik wil bij jou blijven.’ Ik kroop onder de warme, zurig ruikende dekens, ging met mijn rug tegen haar buik liggen en legde mijn handen onder mijn kin. ‘Ik wil bij jou blijven, mama,’ zei ik.

Ze bewoog niet. Buiten stond Annes auto met draaiende motor en papa riep me en liep door het huis. Ik kroop nog dichter tegen mama aan en trok mijn benen onder de dekens. Ik dook in elkaar toen ik een toeter hoorde. ‘Ze begint al te toeteren. Laat me alsjeblieft niet met haar meegaan. Ik wil niet, mama. Mama?’

Ik verkrampte vanaf mijn keel tot aan mijn buik terwijl ik afwachtte en naar het dienblad met de uitvouwpootjes staarde. Met mijn ogen volgde ik het goudkleurige randje van het dienblad tot het twee vage strepen werden. Toen kwam mama’s arm, blauwwit en met sproetjes, heel langzaam boven de deken uit; ze legde haar vingers om mijn handen en verwarmde ze. ‘Ik heb jou niet verdiend, Beertje,’ zei ze.

Toen ze haar arm om me heen sloeg, begon ik te huilen. Dat ging in golven, zonder geluid. Niemand, mijn vader niet en zelfs niet mijn moeder, die al zo lang weg was en die vroeger ronddanste en naar gardenialotion rook, had me nog kunnen troosten. Ik wilde daar ter plekke in slaap vallen. Haar arm was zwaar, maar ik wilde me niet verroeren, ook al deed het pijn.

Er was een moment van vrede, een vervliegend gevoel van rust toen ik dacht dat papa’s secretaresse weg zou gaan en wij met het hele gezin de verhuiswagen zouden inpakken en samen weg zouden rijden. Dat wilde ik blijven geloven, ook al hoorde ik dat papa me riep. Ik hoorde hem in de gang en ik zette me schrap voor het geluid van zijn hand op de deurkruk. Daar was het.

De deur ging open en hij kwam de kamer binnen. Zijn schaduw viel over het bed en ik deed vlug mijn ogen dicht, want ik dacht dat hij me vast niet wakker zou maken als hij dacht dat ik sliep. Ik deed erg mijn best om niet te bewegen, maar hij kon vast elke ademhaling horen. Toen ik zijn hand op mijn schouder voelde, kromp ik ineen.

‘Kom, Tillie, het is tijd.’

Ik hield mijn ogen dicht, mijn hart bonsde wild.

‘Doe nu alsjeblieft niet moeilijk,’ zei papa terwijl hij me bij haar weg begon te trekken.

‘Beertje,’ fluisterde mama met haar donkere, krachtige adem in mijn oor. ‘Beertje van me.’ Haar arm bleef slap om me heen liggen.

Ik greep het matras vast en begon te schoppen en te slaan toen hij me probeerde op te tillen, maar hij was te sterk. Terwijl ik bleef vechten, droeg hij me door de gang langs mijn zwijgende broer naar de voordeur. Annes witte auto, die onder het rode stof zat, stond aan het eind van de oprit te wachten, met draaiende motor en een geopend portier. Mijn vader duwde me naar binnen, naast zijn secretaresse.

‘Ik wil niet!’ gilde ik.

Hij probeerde me de gordel om te doen, maar ik sloeg zo fel om me heen dat hij niet eens bij me in de buurt kon komen. Ik merkte eerst niet dat hij het portier dicht had gedaan, tot ik uit de auto wilde vluchten, maar met mijn hoofd tegen de ruit botste. Pas toen ik zag dat hij zijn hand opstak om me uit te zwaaien, begon ik in paniek te raken. Mijn tanden klapperden en mijn benen werden slap, alsof ik opeens wakker genoeg was om te begrijpen wat er aan de hand was.

‘Tillie, je moet echt even rustig doen,’ zei Anne, alsof ik dat kon.

‘Ik wil naar mijn moeder!’ gilde ik, maar mijn stem klonk van heel ver weg en werd overstemd door het bloed dat in mijn oren gonsde. Ik hoorde dat mijn koffer met een bons achter in de auto werd gegooid en ik probeerde de deurhendel te pakken. Ze duwde mijn hand eraf en reed weg.

Snikkend en versuft draaide ik me om en keek door de achterruit naar het huis dat ik nooit meer terug zou zien. Het werd steeds kleiner. Opeens zag ik dat mama in de kleren van de vorige dag over het gazon kwam aanrennen en wanhopig met haar armen zwaaide.

‘Laat me eruit!’ gilde ik. Ik kon haast geen adem meer krijgen. Anne hield haar ogen strak op de weg gericht en gaf gas, terwijl mama nog een stuk doorrende en zich toen op haar knieën in het gras liet vallen.