14
Voorzichtig
‘Het is geen goed teken dat ze je geen kaart heeft gestuurd,’ zei Hope. We zaten op de versleten bank in ons clubhuis in de kelder; Hope hing ondersteboven en ik schraapte mijn voet door het stof op de vloer. ‘Nee, dat is geen goed teken. Dat wijst op andere mogelijkheden.’
‘Zoals wat?’
Ze schudde haar hoofd, alsof ze wilde zeggen: Arme meid. ‘Ik weet het niet. Is er iemand die haar zou willen vermoorden?’
De koude rillingen liepen over mijn rug. Ik wist dat we allebei meteen aan mijn vader dachten.
Ze schudde opnieuw haar hoofd. ‘Ik probeer alleen aanwijzingen met elkaar te combineren. Die keer dat Phil hoorde dat ze ruzie hadden – misschien is het toen wel gebeurd.’
‘Ik weet het niet,’ zei ik. Ik haalde mijn schouders op, maar die bleven verkrampt bij mijn oren steken.
‘Je zei toch dat hij nogal driftig kon worden? Denk je dat zij wel tegen hem op zou kunnen?’
Door al die vragen van haar kreeg ik het gevoel dat ik als Alice in Wonderland door een lang konijnenhol viel, zo snel dat de wereld die ik kende razendsnel verdween zonder dat ik me ergens aan vast kon houden.
‘Maar wat zou hij met het lijk hebben gedaan?’ hoorde ik Hope vragen. ‘Dat vraag ik me dus af. Waar is het lijk?’
Ik sprong op, want ik kon het niet meer aanhoren. ‘Hoe laat is het?’ vroeg ik, met een stem die te hoog en te hard klonk.
Ze keek op haar horloge. ‘Kwart over.’
‘Dan gaan we bijna eten. Ik moet weg.’ Ik zei het hijgend, alsof ik buiten adem was omdat ik echt uit dat konijnenhol gekropen was.
Ze ging staan, stak haar handen in haar zakken, trok haar schouders op en keek als iemand die veel weet, maar niet alles zegt. ‘Je moet voorzichtig zijn,’ zei ze. ‘Laat hem niet merken dat je al zoveel weet.’
Ik knikte, en we sprongen allebei vanaf de drempel naar de lager gelegen keldervloer. ‘Doe voorzichtig!’ fluisterde Hope nog eens. ‘Je laat voetafdrukken na.’ Ze bukte en veegde de sporen weg met haar mouw.
‘Sorry, dat had ik niet gezien.’ Mijn hart bonsde.
‘Ik bedoel alleen maar dat je voorzichtig moet zijn.’ Ze liep achter me aan naar de buitendeur, en daar namen we afscheid. Ze sloop door onze tuin naar de tuin van de buren en ik liep langs de zijkant van ons huis naar de voordeur.
Ik tuurde door de goudkleurige brievenbus naar binnen en luisterde of ik mijn vader hoorde. Ik wist dat als hij me binnen hoorde komen hij meteen kwaad zou worden om iets wat ik wel of juist niet had gedaan. Er waren ook zoveel regels waar ik aan moest denken: niet aan de keukendeur hangen, nooit vuile borden links op het aanrecht zetten in plaats van rechts, nooit door het natte gras rijden zonder daarna de spaken af te drogen met een handdoek, en niet in de nauwelijks gemeubileerde woonkamer gaan zitten, omdat die bestemd is voor bezoek van volwassenen, ook al kwam er nooit iemand.
Maar nu vroeg ik me af of er misschien een donkerder kant in hem school. Stel dat hij niet alleen maar pietluttig en bazig was? Stel dat…
‘Ik zie je wel, Tillie,’ zei mijn vader vanaf de andere kant van de brievenbus. ‘Kom je nog binnen voor het eten?’
Ik probeerde iets terug te zeggen, maar mijn mond leek wel bevroren.
Hij deed de deur open. ‘Wat heb je nu weer uitgespookt?’ zei hij, terwijl hij naar mijn schoenen keek. ‘Blijf eens staan. Laat je schoenen maar op de mat.’
‘En je sokken ook. Ik kan geloof ik beter bruine sokken voor je kopen.’
‘Oké.’ Het beton voelde ijskoud en ik hupte van mijn ene op mijn andere voet.
Mijn vader was niet heel lang, maar hij praatte alsof hij dat wel was. ‘Hup, in bad,’ zei hij toen hij me eindelijk binnenliet. ‘Het eten is bijna klaar, dus je moet opschieten.’
‘Oké.’
Toen ik naar boven liep riep hij me nog na. ‘Voortmaken, Lastpak!’
Ik deed alles heel langzaam. Niet omdat ik dat wilde, maar ik had nauwelijks het gevoel dat ik in mijn eigen lichaam zat. Het kostte erg veel moeite om te bewegen, om te onthouden waar ik was. Ik deed water in de badkuip dat heter was dan eigenlijk mocht en goot er shampoo bij om schuim te maken. Toen ik in het bad stapte, kleurden mijn benen felroze en werd het water troebel.
‘Ben je er al uit, Tillie?’
Eruit? Ik was er nog niet eens helemaal in, want het was veel te heet. Ik deed er nog wat koud water en shampoo bij.
‘Tillie? We wachten op je!’
Er klonk iets dwingends door in zijn stem waardoor ik in de theorie van Hope begon te geloven. Ik kreeg een raar gevoel in mijn buik dat me waarschuwde dat hij te ver kon gaan. Ik zakte weg in het bad toen het water kouder werd en hoger stond, en ik stelde me voor dat hij in de donkere slaapkamer op mama af liep, dat hij het bord met eten dat hij had klaargemaakt omgekeerd op de sprei zag liggen, en dat hij toen een kussen op haar gezicht drukte om haar te laten stikken.
Na het eten ging ik meteen naar mijn kamer, deed de deur dicht en kroop in een hoekje met de deken over me heen. Ik miste haar. Ik sloeg mijn armen om mijn schouders en voelde dat ze bij me was. Dat was een schrale troost voor het constante holle gevoel dat ik de hele dag had omdat ik haar gewoon even iets wilde vertellen, iets volslagen onbelangrijks: over de snorharen van een kat of een steen in de vorm van een hart die ik de hele dag in mijn broekzak had gehad, of een verhaal dat ik had afgeluisterd toen ik in mijn eentje in de kantine zat. Al die niet-vertelde en niet-gedeelde dingen, dat werd me opeens te veel.
Ik wilde haar vertellen dat ik auditie had gedaan voor de school-musical. Dat was Shirls idee geweest; ze was er in de pauze over begonnen en ze had gezegd dat ik alleen maar na school ‘Over the Rainbow’ hoefde te zingen. We oefenden in de hoek van het lege klaslokaal en ik probeerde zoveel mogelijk als Judy Garland te klinken. Ik dacht dat als ik liet zien dat ik talent had, de meisjes die me dag in dag uit links lieten liggen tot de conclusie zouden komen dat ze zich hadden vergist. Misschien konden we dan in de kantine bij elkaar aan tafel zitten en snacks ruilen. Maar toen we na schooltijd in de aula kwamen en ik aan de beurt was om naast de piano te gaan staan, kon ik geen woord over mijn lippen krijgen. Het liedje begon weer, bij het begin, en na een lange aanloop begon ik met een gespannen en trillende stem te zingen. Nog voordat ik bij het refrein was, hield ik op en ging ik weer op mijn stoel zitten.
Dat was iets wat ik nooit aan papa of aan Phil zou kunnen vertellen. Terwijl ik daar doodstil op de vloer van mijn slaapkamer zat, met mijn armen om me heen, had ik het gevoel dat ik mijn moeder vasthield, dat ik haar lange rode haar en haar waterige ogen kon zien en kon voelen dat ze alle tijd voor me maakte als ik haar nodig had.
Stil maar, Beer, stil maar.
Ik hoorde niet dat mijn vader binnenkwam. Pas toen ik hem zag staan, met een vuile sok in zijn hand, merkte ik dat ik hardop gepraat had. Ik ging rechtop zitten; ik voelde me vanbinnen versteend en duizelig, en mijn armen waren zo zwaar als zandzakken. Ik dacht dat ik straf zou krijgen, maar hij zei zacht: ‘Waarom trek je niet vast je pyjama aan? Volgens mij kun jij wel wat extra slaap gebruiken.’
Ik kon niets terugzeggen, ik kon me niet eens verroeren. Ik deed mijn ogen dicht, want ik wilde nog even bij mijn moeder blijven.