21

Zilveren dollars

Phil, die nu elke dag voor het slapengaan zijn oefeningen deed, tilde de gewichten op tot zijn borst, vijftig keer met elke arm, en kreunde bij elke keer. Papa ruimde het aanrecht op en deed de krakende deur van de vaatwasser dicht. Daarna ging hij naar zijn slaapkamer en legde de inhoud van zijn broekzakken op zijn nachtkastje. Dat waren de geluiden die je hoorde als de dag bij ons thuis afgelopen was.

Ik zat in het donker op mijn bed en telde de zilveren dollars; ik liet ze van mijn rechterhand in mijn linker glijden en wachtte tot het stil werd. Mijn kleren zaten strak om mijn middel en ik kon mijn knieën niet goed buigen omdat ik verschillende lagen kleren aanhad. Ik had mijn wijdste spijkerbroek over mijn pyjamabroek en mijn korte broek aangetrokken en daarboven een T-shirt en een trui, zodat ik extra kleren bij me had voor als we gingen ontsnappen. Ik stopte de munten, de autosleutels en het mes in de zak op de voorkant van mijn trui, en toen ik zeker wist dat papa sliep, liep ik met stijve benen naar beneden.

Elke tree kraakte een beetje, maar ik was zo opgewonden dat ik niet langzamer kon doen. Ik had genoeg van de grauwe wereld van mijn vader. Ik liep heel langzaam langs zijn slaapkamerdeur. Ik dacht aan de pop in zijn sokkenla. Als ik wegging, moest ik de leuke dingen ook achterlaten. Ik ademde in, hield mijn adem vast, en liep door. Toen ik de keldertrap af liep, viel er een munt uit mijn trui naar beneden en belandde met een keiharde plink op een tree. Ik bukte me, maar daardoor vielen de andere munten er ook bijna uit, dus ik moest de munt laten liggen en doorlopen.

Zoals altijd draaide ik met het mes het slot open, maar deze keer aarzelde ik. De twijfel sloeg toe: op de avond waarop ik mama had gevonden, had Phil me voor gek verklaard; Hope had me uitgemaakt voor leugenaar toen we hier voor deze deur stonden; meneer Woodson had tegen me gezegd dat ik zo’n grote fantasie had.

Ik had al erg vaak straf gekregen omdat ik in mezelf praatte, of gewoon verdween. Soms ging er een hele les voorbij zonder dat ik me er iets van herinnerde. Ik kreeg een knoop in mijn maag terwijl ik daar voor die deur stond. Zou ik me alles verbeeld kunnen hebben?

En toen kwam er een vraag in me op die nog moeilijker was: Zou ik het overleven als ik nu terug moest naar mijn kamer, en in bed naar het plafond moest kijken, met het vooruitzicht dat het morgen weer precies zo zou zijn als vandaag?

Met wat meer vastberadenheid draaide ik het mes een stukje verder om tot ik voelde dat het slot opensprong. Ik duwde tegen de deur en ging de blauwe gloed binnen, en daar was ze. Mijn spieren ontspanden zich en ik ademde uit.

‘Mama,’ fluisterde ik. Ik liet de deur op een kier staan. ‘Ik heb goed nieuws.’

Ze zat in haar hoekje van de bank geleund, en op de kussens stond een sieradendoosje met wat sieraden eromheen. ‘Probeer er eens een paar,’ zei ze. Ze hield een met satijn bekleed doosje met sieraden omhoog.

Ik pakte een armband en oorbellen met clips, en ze deed wat parfum achter mijn oren.

‘Doe er nog maar een om,’ zei ze, terwijl ze op een armband wees. ‘Als je je mooi aankleedt, moeten je sieraden een beetje rinkelen.’

Ik wilde graag zo snel mogelijk weg. ‘Ik heb een plan,’ zei ik. Ik probeerde naast haar te gaan zitten, maar mijn broek zat zo strak dat het pijn deed bij mijn middel. Ik ging weer staan. ‘Het gaat over iets waar je vast heel blij van wordt.’

‘Over wat voor plan heb je het eigenlijk?’ Ze rommelde in de berg spullen naast zich en gooide kleurige sjaals, hoeden en mutsen mijn kant op.

Door de manier waarop ze ‘plan’ zei, begreep ik dat ze het niet snapte. Ik had het niet over een lijstje van dingen die moesten gebeuren of over een plan voor mijn huiswerk. Dit ging erover hoe we konden ontsnappen, en hoe we ons leven konden veranderen. Ik sloeg een zijden sjaal om mijn schouders. De munten schoven naar de andere kant van de zak in mijn trui.

‘Dit is de allerbeste avond waarop we ons kunnen verkleden.’ Het was er zelfs de ideale avond voor, omdat onze ontsnapping er extra feestelijk door werd.

Toen we eenmaal verkleed waren, paradeerde ik met mijn sjaal heen en weer en nam grote stappen, als een model. Ze lachte weer, maar dat was een leeg soort lach, waar ik aan kon horen dat ze moe was. ‘Volgens mij is het bedtijd,’ zei ze.

‘Nee! Mijn plan! Weet je nog?’ Ik stak mijn handen in mijn zakken en zocht de autosleutel.

‘Het is al laat, Tillie. Dat doen we wel een andere keer.’

‘Maar je begrijpt het niet.’ Ik begon nog verwoeder te zoeken naar die sleutel. ‘Wacht even,’ zei ik. Ik kroop in het halfdonker op handen en voeten over de vloer en probeerde de autosleutel te vinden. Ik duwde sjaals en hoeden aan de kant, maar ik zag niets. Ik hoorde dat er nog meer munten op de grond vielen en kreunde van frustratie. In de stilte die volgde, drong het opeens tot me door dat ik veel te veel kabaal had gemaakt. We moesten voortmaken.

Ik raapte zoveel mogelijk munten op en zocht met mijn handen de vloer af, tot ik eindelijk de autosleutels vond. Ik hield ze triomfantelijk omhoog. Ze keek me met betraande ogen aan, want ze had eindelijk in de gaten dat ik haar kwam redden. Het was een prachtig moment waar we samen van hadden kunnen genieten als we daar tijd voor hadden gehad, maar we hadden geen tijd meer te verliezen.

‘Kom mee,’ zei ik. Ik pakte haar bij haar polsen, maar bleef de autosleutels deze keer stevig vasthouden. Ik had het niet zo hard willen zeggen en ik wilde haar niet zo hard vastpakken, maar toen ik haar eenmaal vasthield, wilde ik haar niet meer loslaten.

‘Je doet me pijn,’ zei ze, terwijl ik naar achteren liep en haar van de bank omhoogtrok. De autosleutels drukten in mijn hand en haar arm.

‘We moeten opschieten.’ Ik had geen tijd om het uit te leggen en kon nauwelijks praten, omdat ik heel erg moest klappertanden. Maar we konden onderweg in de auto wel praten.

‘Niet bang zijn,’ zei ik. Dat zeiden mensen altijd als je juist alle reden had om bang te zijn – een poging om je rustig en dapper te maken, ook al hoorde je al voetstappen naderen.

We hoefden niet ver, maar we moesten wel snel zijn, en zij moest met me meelopen en niet steeds aan me trekken. Ik draaide me om en wilde geruststellend en bemoedigend naar haar glimlachen; ik wilde haar duidelijk maken dat ze niet bang hoefde te zijn en dat ik overal aan had gedacht. Maar onder haar baret en sjaal en glinsterende sieraden zag ik dat de bezorgdheid op haar gezicht plaatsmaakte voor paniek.

Ik voelde het gevaar in de kamer. Ik draaide me om en zag een gestalte in de deuropening.

Mijn vader.

Daar stond hij, in zijn korte broek en dunne hemd. Hij blokkeerde de doorgang. Een raar gevoel trok van mijn maag omhoog naar mijn keel.

Mijn oren bonsden in het ritme van mijn hartslag toen hij de kamer binnenkwam en de lamp aandeed. Het felle licht bescheen een chaos van open laden, kleren en frisdrankblikjes die overal lagen, en te midden daarvan mijn moeder, met een wit en geschrokken gezicht. Mijn vader zei zoiets als: ‘Stil!’ Ik hoorde opeens mijn eigen stem, heel hoog en heel wanhopig, en het drong tot me door dat ik de hele tijd al gilde.

Toen ik daarmee ophield, viel er een verschrikkelijke stilte, waar geen einde aan leek te komen. Ik stak mijn handen uit naar mama; ik had niet gemerkt dat ik haar had losgelaten. Maar ze stond te ver weg en mijn armen maaiden door de lucht, waarbij de armbanden rinkelden. Ik probeerde het nog eens en greep haar vast aan haar mouw.

‘Ik heb haar gevonden!’ riep ik. ‘Ik heb haar gevonden en we gaan nu weg!’

Ik hoorde weer voetstappen boven me. Phil rende de trap af en bleef op de overloop staan, zijn armen slap langs zijn lijf. Het was niet te zien wat er precies door hem heen ging, maar hij zag spierwit.

‘Tillie, je bent in de war,’ zei papa.

Ik schudde mijn hoofd totdat ik er duizelig van werd, want ik wilde niets horen.

‘Tillie, beheers je.’

Ik wilde niet dat hij tegen me zei dat mijn moeder hier niet was. Hij mocht haar niet weer van me afnemen. Hij probeerde me bij mijn hand te grijpen, maar ik trok me los en sloeg hysterisch van me af. ‘Hou hem tegen, Phil, hij gaat ons vermoorden!’

Phil stond nog steeds op de overloop en verroerde zich niet. Even klonk alleen ons gehijg, totdat hij fluisterde: ‘Kan iemand misschien uitleggen wat mama hier doet?’