17

Stoelpoten

Mijn vaders werk bestond uit het ontwikkelen van een navigatiesysteem dat dingen op aarde vanuit de ruimte kon opsporen en misschien zelfs kon besturen. Soms probeerde hij zulke dingen bij het ontbijt aan mij uit te leggen; dan had hij het over satellietgeometrie en signaalfrequenties. Het klonk als sciencefiction en ik vond het moeilijk om belangstelling te hebben voor de ruimte en de toekomst, terwijl er in ons eigen huis veel belangrijkere dingen gebeurden.

Toch knikte ik maar en zei af en toe ‘mm-mm’ om geen argwaan te wekken. Maar waar ik vooral aan dacht waren zijn leugens. Zelfs de leuke dingen die ik me kon herinneren – kamperen in de achtertuin, of met hem naar het Pentagon – waren nu veranderd door wat ik wist. Toen ik mama zo erg miste en hem had gesmeekt om te zeggen waar ze was, had hij me dat toch eerlijk kunnen vertellen?

Mijn hoofd kon knikken. Mijn mond kon glimlachen. Mijn lijf kon opstaan en mijn schooltas pakken en naar school gaan. Dat kon ik allemaal op de automatische piloot, ook al was ik met mijn gedachten heel ergens anders. Soms zat mijn hoofd vol met vragen: Waarom heeft hij het gedaan? Hoe kon hij zo gemeen zijn? Meestal zat ik met mijn gedachten ver weg in die geheime kamer en beleefde ik fijne momenten met mijn moeder opnieuw, telkens weer, maar ik veranderde ze; ik gaf in mijn fantasie slimmere antwoorden en liet minder lange stiltes vallen.

Ik liep op school door de gang en vroeg me af hoe het kon dat de dag zo snel voorbij was gegaan. De leerlingen waren hun tas al aan het inpakken en degenen die een rol hadden gekregen in De Tovenaar van Oz liepen naar de kantine voor de eerste repetitie. De conciërge had de tafels tegen de muren gezet en rijen met stoelen opgesteld, zodat de ruimte een beetje op een toneelzaal leek. Ik ging achterin zitten, onderuitgezakt in het te grote Baltimore Colts T-shirt van mijn broer omdat mijn T-shirts allemaal in de was waren. Ik verzamelde moed om te zeggen dat ik niet wilde meedoen met de musical.

‘We gaan een kennismakingsspelletje doen,’ zei de regisseur, mevrouw Newkirk. ‘Pak allemaal een stoel en maak een kring.’

Het spel ging met een bal. Je moest je naam zeggen, de rol die je had gekregen, en daarna moest je de bal naar iemand toe gooien die nog geen beurt had gehad. De bal ging tussen de populaire leerlingen heen en weer, die allemaal een belangrijke rol hadden gekregen. Na een tijd moest de bal wel een keer bij mij terechtkomen. Ik zei mijn naam, met een zacht stemmetje, dat net zo klonk als toen Hope en ik onze stem hadden opgenomen op haar cassetterecorder. Het was de bedoeling dat je het tempo erin hield – naam, rol, gooien – maar ik treuzelde. Ik kon de naam van mijn rol niet zeggen, zelfs niet toen de andere leerlingen begonnen te lachen en het in mijn plaats zeiden. Ik wilde alleen maar terug naar mama’s blauwe kamer, en toen ik de bal moest weggooien, gooide ik hard, alsof we trefbal speelden. De volgende keer dat ik de bal kreeg, gooide ik zelfs nog harder.

Toen ik terugkwam uit school, zat Phil voor de voordeur en zei: ‘Ik heb gehoord dat je bij de directeur moest komen.’

‘Niet tegen papa zeggen.’

‘Ze hebben hem vast al opgebeld op zijn werk.’

‘De directeur zei dat hij dat niet zou doen, omdat ik zoveel spijt had en omdat ik zulke goeie cijfers haal.’

Mijn broer grijnsde. ‘Maar daarom kan hij toch nog best hebben gebeld?’

Onder het eten zette ik me schrap voor een preek, een die zou eindigen met de vraag: Waarom? Waarom doe je zulke stomme dingen? En daar kon ik alleen maar op antwoorden: Ik weet het niet. Want het antwoord dat dichter bij de waarheid lag – Omdat ik het fijn vind – kon ik beter voor mezelf houden.

Ik zwaaide met mijn benen heen en weer – het gaf rust om me op het ritme te concentreren – en intussen dacht ik: Daar beneden is ze, vlak onder ons. Zij zou wel begrijpen waarom ik de bal zo hard naar die meisjes heb gegooid. Zij zou me zelfs aanmoedigen. Zou ze nu kunnen horen dat ik met mijn voeten tegen de stoelpoten bonk?

Ik wilde ontzettend graag bij haar zijn, maar het was heel moeilijk om midden in de nacht wakker te worden, ondanks alle methoden die ik had bedacht. Want eigenlijk wilde ik het liefst in mijn warme bed blijven liggen en doorslapen, net zoals andere kinderen.

‘Wil je het zout even aangeven?’ vroeg Phil.

Papa en ik keken allebei tegelijk verbaasd op en vroegen: ‘Wat?’

Mijn broer was vaak zo stil en hield zich zo op de achtergrond dat je soms gewoon vergat dat hij er ook was. Toen we vroeger weleens een wandeling maakten over de vliegbasis, wat niet vaak voorkwam, zei papa soms: ‘Wat is er toch veel verkeer. Ze zouden eigenlijk een andere weg moeten aanleggen zodat het hier niet zo druk is. Ruik je die uitlaatgassen?’ Of mama zei: ‘Hoor die vogels eens zingen. Klinkt dat niet prachtig?’ En pas als ze begonnen over het verkeer of over die vogels, werd je je ervan bewust. Alsof het pas bestond als iemand je er attent op maakte.

Zo was het met mijn broer soms ook. Alleen was er nooit iemand die zei: ‘Zie je die jongen met dat krulhaar en die zilveren tand, die altijd zijn groente opeet en zijn servet gebruikt? Zie je dat hij soms zijn vinger langs zijn tanden laat glijden, eerst langs zijn echte en dan langs die gekke?’ De mensen hadden geen aandacht voor hem, dus als hij iets zei of iets vroeg, bijvoorbeeld of we het zout wilden aangeven, dan was het: ‘O ja. Jij bent er ook nog.’

‘Het zout,’ mompelde hij, want de laatste tijd probeerde hij te praten zonder dat zijn zilveren tand te zien was.

‘Duidelijk praten, Phil. Als je zo zacht praat, denken de mensen dat je een slappeling bent.’

Mijn vader wilde het zout pas aangeven toen Phil zijn excuses had gemaakt. Daarna hield hij erover op en concentreerden we ons alle drie weer op het eten.

Die plotselinge aandacht voor Phil kwam mij goed uit. Het betekende dat de directeur niet had gebeld en dat ik opgelucht kon ademhalen. Ik hoefde nooit bang te zijn dat Phil mij zou verraden. Je kon er bij hem altijd op rekenen dat hij zich aan de regels van mijn vader hield, en die hield niet van verklikkers. Ik schopte weer tegen mijn stoelpoten, als een geheim signaal voor mama.