Bewijsstuk referentiecode: VN8723

Zaaknummer: VN87

Leidinggevend inspecteur: Samuel Kombothekra

DAGBOEK VAN GERALDINE BRETHERICK, FRAGMENT 4 VAN 9 (afkomstig van de harde schijf van een Toshiba laptop in Corn Mill House, Castle Park, Spilling, RY29 OLE)

29 april 2006, 23.00 uur

Vanavond was er op het nieuws een stukje over twee jongetjes in Rwanda. Hun ouders zijn een paar jaar geleden vermoord door een vijandige stam. De jongens waren nog maar een jaar of zeven, acht, maar ze werkten al jaren in een mijn, waar ze zware lichamelijke arbeid verrichtten om te kunnen overleven. In tegenstelling tot ons verwende westerlingen hadden zij nooit eens een dagje vrij. Ze kwamen in het nieuws doordat ze eindelijk (misschien wel door ingrijpen van een of ander goed doel – ik heb een deel van de rapportage gemist omdat mijn moeder belde) niet meer hoefden te werken en naar de school mochten die pas in de buurt was geopend. De verslaggever van de BBC vroeg hen wat ze vonden van deze nieuwe fase in hun leven en ze zeiden allebei dat ze heel blij waren; ze wilden allebei graag van alles leren en ze waren dankbaar met deze mogelijkheid, waar ze nooit op hadden gerekend.

Terwijl Mark naast me zat te mompelen – alle geijkte dingen: wat triest, wat een verschrikking, wat ontroerend – dacht ik bij mezelf, ja, maar kijk eens hoe beschaafd en volwassen ze al zijn. Natuurlijk, we horen medelijden met hen te hebben, maar we moeten ze ook bewonderen om wat ze geworden zijn: twee wijze, beleefde, gevoelige, zinnig denkende jonge mannetjes. Eén blik op hen en je wist meteen al hoe makkelijk die in de klas zouden zijn, en dat niemand ooit last van hen zou hebben. De vergelijking tussen deze twee fantastische, respectvolle jongens en de twee kinderen met wie ik mijn middag had doorgebracht, mijn dochter en Oonagh O’Hara, drong zich maar al te gemakkelijk op. Als er ooit twee mensen bestaan die nog heel wat konden leren van een paar weken dwangarbeid in een mijn in Rwanda… ja, ik weet ook wel dat het vreselijk is om zoiets te denken, maar ik denk het toch, dus wat heeft het voor zin om te doen alsof het niet zo is.

Dus, vanmiddag, een zaterdagmiddag. Cordy en ik waren bij Cordy thuis en we probeerden onze kinderen over te halen om iets te eten. Frites met worstjes, want dat eten ze zo graag. Maar Oonagh wil haar eten niet omdat er wat ketchup op een van haar frietjes zit, en Lucy wil het hare niet omdat de worstjes boven op de frites liggen, in plaats van ernaast. Tegen de tijd dat de ingewikkelde onderhandelingen zijn volbracht en alle noodzakelijke aanpassingen zijn gemaakt, is het eten koud. Oonagh jammert: ‘Maar nu kunnen we het niet meer eten, hoor, mama. Stomme mama! Nu is het koud!’

Cordy was duidelijk gekwetst, maar ze hield haar mond. Haar idee van een disciplinaire maatregel is: liefie, kom maar hier voor een knuffel. Als Oonagh de koningin van Engeland een schurftige slet zou noemen, dan zou Cordy haar nog prijzen om haar democratische inborst en haar knappe alliteratie.

Ze gooide de worstjes en de frieten in de vuilnisbak en ging nieuwe bakken. Ik heb geteld wat er van die tweede lading is opgegeten: vier piepkleine plakjes worst en acht frietjes. Bij elkaar opgeteld. Als die twee waardige Rwandese jongetjes zo’n bord voorgezet hadden gekregen, dan zouden ze hun hele bord leeg hebben gegeten en hebben aangeboden om de vaatwasser in te laden – daar twijfel ik geen seconde aan.

Later, toen Cordy boven was om de dames, die ruzie hadden over verkleedkleren omdat Oonagh niet wilde dat Lucy een van haar roze kanten jurken aantrok, uit te leggen dat je samen moet delen als je samen wilt spelen, besloot ik dat er nu toch echt eens straf uitgedeeld moest worden. Een kind mag zijn moeder niet ongestraft voor stom uitmaken. Ik sloop naar de zitkamer en haalde daar Oonaghs Annie-dvd uit het doosje. De liefde voor Annie trekt als een lopend vuurtje door Lucy’s klas. Misselijkmakend, hoe ze er ineens allemaal in opgaan, alsof zij zich kunnen identificeren met kinderen die echt een rottijd hebben in een weeshuis. Tot mijn schande moet ik bekennen dat het allemaal met Lucy is begonnen. Mijn moeders schuld. Zij heeft die dvd voor Lucy gekocht. Ik vond het wel passend als ik die van Oonagh confisqueerde, maar ik vond eigenlijk al meteen dat het niet genoeg was: het ding moest vernietigd worden.

Uiteindelijk heb ik hem mee naar huis genomen, waar ik mezelf ermee in de badkamer heb opgesloten om hem te lijf te gaan met het mesje dat ik altijd gebruik om de knoflook mee te snijden. Ik voelde me wel een beetje schuldig toen ik eraan dacht dat ik nu ook Miss Hannigan om zeep hielp – de enige figuur in die hele film die ik wel leuk vind en bewonder – en als eerbetoon aan haar zong ik zachtjes haar lied, over de haat die ze voelt voor kleine meisjes. Het is echt een geniaal nummer, Little Girls heet het. Ze zingt dat ze zo graag hun strotjes om zou draaien, nou, mijn zegen heeft ze. Elke keer dat ik met Lucy mee moet kijken bid ik weer dat het weeshuis dit keer in vlammen op zal gaan, en dat al die tutjes met hun zeikstemmetjes tot houtskool zullen vergaan.

Ik had nog bijna Cordy’s Seinfeld-collectie meegenomen om die ook te vermorzelen toen ze me vertelde dat ze zwanger was. ‘Het was echt een ongelukje, maar we zijn er heel blij mee,’ zei ze. Ze kent die nieuwe vent pas een paar weken. Zij en Dermot wonen nog steeds in hetzelfde huis, ook al slapen ze niet meer bij elkaar in bed. Voor zover ik wist probeerden ze er nog iets van te maken.

Ik glimlachte woedend: ‘We?’ vroeg ik. ‘Heb je het dan over Dermot en jij of over die nieuwe vent en jij? Of zijn jullie er alle drie blij mee?’

Haar gezicht betrok. ‘Het was een ongelukje,’ zei ze mismoedig.

Een ongelukje! Hoezo, een ongelukje? wilde ik vragen. Was er soms een lid van de plaatselijke handboogschietvereniging die per ongeluk een gaatje in het condoom van je Nieuwe Vriendje heeft geschoten? Of dook er zomaar ineens een roofvogel uit de lucht die met zijn scherpe snavel een gaatje in je pessarium pikte toen je even niet oplette? Nee, natuurlijk niet! Als jij ervoor kiest om geen voorbehoedmiddel te gebruiken, dan raak je natuurlijk zwanger, hè? Dat is geen ongelukje, dat is ontzettend je best doen om zwanger te raken op een manier waarvan je hoopt dat het zo achteloos is dat het net lijkt alsof een zwangerschap niet iets ontzagwekkends is, iets dat verschrikkelijk mis kan gaan.

Ik zei bijna: ‘Laat me je even uitleggen hoe het gaat als je echt niet nog een kind wilt. Dan gebruik je elke keer Durex ultrasafe, zonder uitzondering, en ondanks die condooms ga je toch stiekem elke keer weer naar de apotheek voor de morning-afterpil – waar je per keer vijfentwintig pond voor neer moet tellen overigens – gewoon voor de zekerheid. Ik heb het nog nooit aan iemand verteld en dat zal ik waarschijnlijk ook nooit doen (behalve als ik ooit mijn moeder nog meer de stuipen op het lijf wil jagen dan anders), maar ik geloof dat ik aan de Levonelle verslaafd ben geraakt zoals andere mensen verslaafd raken aan pijnstillers. Mijn hormoonhuishouding zal wel behoorlijk op zijn kop staan, maar dat kan me niet schelen; dat offer wil ik wel brengen voor het hogere doel genaamd kinderloosheid.

Het gaat hem niet alleen om het voorkomen van een zwangerschap, aangezien grot ook wel weet dat ik elk condoom aan een uiterst grondige inspectie onderwerp voordat het überhaupt in mijn buurt mag komen. Ik weet best dat ik die Levonelle niet nodig heb. Ik weet ook best dat ik gratis aan de pil kan, en dat me dat een fortuin scheelt, maar dat zou me lang niet zoveel bevrediging schenken want het zou niet die psychologische behoefte die ik voel bevredigen. Dat betalen van die vijfentwintig pond is heel belangrijk voor me, net als het ritueel van het liegen tegen de ene na de andere apothekersassistente over wanneer ik voor het laatst Levonelle heb geslikt. Dan knik ik ernstig bij hun gepreek over misselijkheid en andere mogelijke bijwerkingen. Telkens als ik hen het geld overhandig heb ik het gevoel alsof ik het lidmaatschap betaal voor de enige club ter wereld waar ik bij wil horen.

Ik heb vaak gedacht dat ik me zou moeten opwerpen als vrijwilligster om onvruchtbare vrouwen te helpen (niet dat ik daar tijd voor heb). Voor zover ik gezien heb zijn die daar echt vreselijk verdrietig onder, maar het lijkt wel alsof ze alleen maar medelijden krijgen aangereikt bij wijze van emotionele hulp. Geef mij een uur of twee, en dan zal ik ze ervan overtuigen wat voor mazzel ze hebben. Heeft iemand hen bijvoorbeeld ooit wel eens verteld wat voor afgrijselijke marteling het is voor een moeder om met haar kind in het gezelschap te verkeren van kinderloze vrouwen? Dat is net alsof je op het allergaafste feest ter wereld bent, maar gedwongen bent om midden in de ruimte op een stoel te staan met een strop om je nek en je handen op je rug. Om je heen zit iedereen aan de champagne en hebben ze de grootste lol. Je ziet hun plezier, je kunt het ruiken, proeven, en je kunt ook best proberen mee te doen, zolang je er maar voor zorgt dat je keurig op die stoel blijft staan en je je evenwicht niet verliest. En zolang niemand je stoel omver schopt.