23
Maandag 13 augustus 2007
‘Foebal pele? Kikket pele, mama?’ Jake staat hoopvol aan het voeteneind van het bed met in zijn ene handje een wandelstok die de vorige bewoners hadden achtergelaten in een kast, zonder te weten dat het ooit het favoriete speelgoed van mijn zoon zou worden. In zijn andere hand houdt hij de roze plastic bal. Zoe zit bij me in bed, met haar armen om mijn nek. Het geeft me een veilig gevoel: beschermd te worden door mijn dappere vierjarige dochter.
‘Mama is nog niet beter, dus ze kan nog geen cricket met je spelen, Jake,’ zegt Esther. ‘En trouwens, dat lijkt meer op een hockeystick dan op een cricketbat. Waarom vraag je niet aan Zoe of zij met je wil hockeyen?’
Jake steekt zijn onderlip naar voren. Hij zegt: ‘Jij moet naar huis toe, Stinkie.’
‘Vat het vooral niet persoonlijk op,’ zeg ik.
‘Daanaa, dan mama, daanaa?’
‘Jake, mama moet rusten,’ zegt Zoe streng. ‘Wij moeten goed voor mama zorgen.’
‘Ja, liefje. Daarna ga ik voetbal en cricket met je spelen, dat beloof ik.’ Ik ben bijna ademloos van blijdschap dat ik mijn kinderen bij me heb. Dat ik hun gezichtjes zie, terwijl ik zo bang was dat ik hen nooit meer terug zou zien. Ik heb ze al zo vaak verteld dat ik van ze houd sinds ik weer thuis ben, dat ze met hun ogen beginnen te rollen als ik mijn mond weer opendoe.
Jake holt de kamer uit. Zoe springt van het bed en loopt achter hem aan terwijl ze zegt: ‘Lopen, Jake, niet rennen. We moeten extra lief zijn. Mama is heel zielig.’ En paar minuten later hoor ik haar gillen: ‘Nee, Jake! Die Barbie is van mij!’ Nick maakt hen allebei aan het lachen met zijn kikkerimitatie. Ik zou boos zijn geworden en ik had de wandelstok in beslag genomen, en daarmee had ik het dan alleen maar erger gemaakt.
Hoe moet ik ooit weer van huis weg? Hoe kan ik Zoe en Jake ooit nog uit het oog verliezen?
Ik zie dat Esther me onderzoekend aankijkt, zoals ze tegenwoordig steeds doet. ‘Hou op,’ zeg ik.
‘Wat is er gebeurd daar bij die man in huis, Sally? Wat heeft hij met je gedaan?’
‘Dat heb ik al gezegd. Niks.’
‘Ik geloof je niet.’
‘Jammer dan.’ Ik schenk haar een zuinig glimlachje.
‘Ga je het wel aan Nick vertellen?’
‘Er valt helemaal niks te vertellen.’
Nick weet precies wat de politie ook weet: dat Jonathan me in zijn huis gevangen heeft gehouden, en dat hij me uiteindelijk met een pistool heeft geslagen en me voor dood achter heeft gelaten. Dat verhaal lijkt de politie voorlopig te slikken. Nick heeft het zonder meer geaccepteerd. Die zal me er niet meer naar vragen. Hij denkt dat hij wel weet hoe het allemaal zit: Hey wilde mij vermoorden, omdat hij nu eenmaal een moordenaar is. Meer niet. Hey is gewoon gestoord.
Nick heeft geen tijd voor vreemde, angstaanjagende of onplezierige dingen. Hij weigert om daar ruimte voor te laten in zijn hoofd. Vanochtend heeft hij me bloemen gebracht om me een beetje op te vrolijken. De laatste keer dat hij bloemen voor me kocht was om zijn excuses aan te bieden. Dat was op de dag dat we naar Spilling zijn verhuisd. Ik had die ochtend allemaal vergaderingen, en ik had er nog zo op gehamerd dat hij niet mocht vergeten om de was die nog nat in de wasmachine zat in te pakken en mee te nemen. Toen ik voor het eerst thuiskwam op Monk Barn Avenue, die middag, trof ik mijn zwarte beha en mijn sokken met gaten in de tenen liggend in de hal, gedrapeerd over stoelen en banken en hangend aan de deurknoppen van kasten. Mijn sexy Agent Provocateur-hemdje hing over de douchecabine. Nick had namelijk niet de moeite genomen om de natte was in een zak te stoppen, maar hij had alles zo los achter in de verhuiswagen gepropt.
Ik glimlach onwillekeurig als ik terugdenk aan hoe absurd dat eigenlijk was.
‘Wat is er?’ vraagt Esther achterdochtig. ‘Wat zat er eigenlijk in die envelop die inspecteur Sam Kombothekra aan je gaf?’
Ik moet mezelf eraan herinneren dat Esther mijn beste vriendin is. Vroeger vertelde ik haar altijd alles. ‘Een brief van Mark Bretherick. Hij bedankt me omdat ik zijn leven heb gered.’
Wie heeft mijn leven eigenlijk gered. Die vraag is haast een obsessie voor me geworden. Heb ik het zelf gedaan? Was het Esther? Mijn gedachten keren steeds terug naar Pam Senior. Gek, om te bedenken dat toen die me in het centrum van Rawndesley stond uit te schelden, ze daarmee een serie gebeurtenissen in werking zette waardoor ze een paar dagen later op het politiebureau terechtkwam. Pam was de eerste die mijn naam heeft laten vallen bij de politie. Als het mezelf niet was gelukt om uit Jonathan Heys huis te ontsnappen, dan was Pams bezoekje aan het politiebureau mijn redding geweest.
‘Mark wil ons graag ontmoeten. Om te praten,’ zeg ik tegen Esther.
‘Blijf maar liever bij hem uit de buurt, Sally. Hij is net zijn vrouw kwijt, weet je nog?’
‘Ook barmhartig.’
‘Blijf bij hem uit de buurt,’ waarschuwt ze. ‘Wat heeft het in godsnaam voor zin?’
‘Misschien dat hij er iets aan heeft. Dat gelooft hij kennelijk, want waarom zou hij er anders om vragen?’
Jonathan Hey heeft zijn hersens ingeslagen met een metalen staaf, en daar is hij bijna aan onderdoor gegaan.
Nick komt de kamer binnen, zodat ze geen antwoord kan geven. ‘Sam Kombothekra heeft nog gebeld toen jij lag te slapen,’ zegt hij. ‘Ik heb gezegd dat je hem wel terugbelt.’
‘Wat moest hij?’
‘Hij had nog iets te zeggen, geloof ik.’
‘Breng me de telefoon.’ Ik heb het liever meteen maar gehad, wat het ook mag zijn.
‘Sal? Ik wil je iets vragen,’ zegt Nick. ‘Er is iets waar ik maar over blijf malen.’
Esther kijkt veelbetekenend terwijl ze de kamer uit loopt.
‘Kun je niet zorgen dat zij weer naar huis gaat?’ vraag ik aan Nick als we alleen zijn. ‘Het is net alsof ik word verzorgd door Graaf Dracula.’
‘Dat zwarte notitieboek, het dagboek van Encarna Oliva: waarom heb je dat eigenlijk meegenomen?’
‘Het was in een vreemde taal geschreven. Ik keek erin en toen… ik begreep niet waar het over ging.’ De waarheid. Dat is van a tot z de waarheid.
‘Dus je dacht dat het misschien iets belangrijks was?’ Nick kijkt me vol verwachting aan. Ik knik. ‘Ik nam aan dat de vader van Amy Oliva tweetalig was, aangezien haar moeder Spaans was. Toen ik het notitieboek in zijn badkamer vond en ik het Spaanse handschrift zag, dacht ik dat hij misschien ook iets over mij had geschreven – hoe hij over mij dacht, wat hij met me van plan was. Dus heb ik het meegenomen om het te kunnen vernietigen. Maar toen ben ik bewusteloos geraakt en heb ik het voor de neus van de politie op de grond laten vallen.’
Ik had nooit gedacht dat ik een flauwvallerig type was, maar sinds ik weer thuis ben merk ik vaak dat ik wakker word terwijl ik me niet meer kan herinneren dat ik ben gaan slapen. Ik ben nog altijd zo ontzettend moe. Sam Kombothekra zegt dat het de shock is.
Nick is onder de indruk. ‘Dus je bent aan het ontsnappen uit het huis van een psychopaat en dan heb je nog de tegenwoordigheid van geest om een belangrijk bewijsstuk mee te nemen. Nou dat is dan… heel efficiënt van je.’
‘Dat heet multitasking,’ zeg ik terwijl ik mijn ogen dichtdoe. ‘Dat zal ik je nog wel eens uitleggen.’