16

10/08/2007

Sam Kombothekra besefte dat hij uit moest kijken waar hij liep in dit vreemde huis met al die verdiepingen, anders zou hij zijn nek nog breken. Om elke hoek was weer een nieuwe steile trap, en voor wat extra ongemak lagen alle overlopen en traptreden vol met kleine, felgekleurde houten balletjes. Een paar seconden geleden had Sam bijna zijn nek gebroken over een groene.

Hij staarde naar de envelop in zijn handen en vroeg zich af wanneer hij er iets over moest zeggen, en tegen wie. Alleen aan Esther, alleen aan Nick, of aan allebei? Misschien was het wel niets.

Hij had misschien wel nooit naar de post van de Thornings gekeken als die niet over de vloer verspreid lag. Hij pakte alles bij elkaar en maakte er een keurig stapeltje van, als gunst aan Nick Thorning die het, te oordelen aan de staat waarin zijn huis momenteel verkeerde, niet best leek te redden in de afwezigheid van zijn vrouw. De twee kinderen, Zoe en Jake, waren veilig bij Nicks moeder gedropt. Dat was een idee van Esther Taylor, dat ze had uitgesproken net op het moment dat Sam dat zelf ook van plan was.

Simon Waterhouse bleek gelijk te hebben wat Esther betrof. Tenminste, bijna. Charlie Zailer had haar bij de receptie van het bureau in Rawndesley opgehaald, waar ze tekeerging omdat niemand leek te geloven dat iemand haar beste vriendin probeerde te vermoorden. Inmiddels had Sam haar uitgebreide relaas aangehoord, dat draaide om een zogenaamd seksueel gefrustreerde oppasmoeder die een cosmetische borstoperatie belangrijker vond dan het ecosysteem in de Lagune van Venetië.

Esther was dan wel verslaafd aan overdrijven, en ze was ook heel erg bemoeizuchtig en bazig, ze had wel degelijk een heleboel zinnige informatie. Nick Thorning wist bijvoorbeeld niet dat zijn vrouw hem een verkapte boodschap had doorgespeeld omdat ze in nood was. Hij wist helemaal niet meer waar Owen Mellish werkte, alleen nog maar dat Sally hem een verschrikkelijk stuk verdriet vond. Het was Esther die, toen ze belde en Nick haar vertelde dat Sally met Mellish naar Venetië was, meteen doorhad dat er iets mis was. Mellish had helemaal niets te maken met Sally’s werk voor Venetië. Hij werkte met Sally bij HS Silsford, een hydraulisch consultancybedrijf. Sam had met Mellish afgesproken in het appartement van diens vriendin, zodat hij dat kon doorzoeken. Hij had Sally Thorning daar niet aangetroffen, en ook verder geen enkel bewijs dat Mellish haar zou hebben ontvoerd of iemand had vermoord. Het enige wat hij aantrof waren een aantal zakjes cocaïne, waar Mellish de bak voor in kon draaien als Sam er iets over te zeggen had.

Hij liep de trap op naar de zitkamer. Nick Thorning zat op de bank met Esther Taylor aan zijn zij, die zijn hand vasthield. Of hij dat nu wilde of niet, dacht Sam. Simon en Charlie zaten in leunstoelen aan de andere kant van de kamer.

‘Wat is er aan de hand?’ Thornings ogen lichtten op toen hij Sam zag. ‘Is er nieuws?’

‘Ik heb het creditcardbedrijf gebeld en toen het hotel.’ Sam probeerde een stukje vloer te vinden waar geen krant, kleurpotlood, slabbetje of luier lag. ‘Esther had gelijk: het was inderdaad Seddon Hall in York. Sally is daar verleden jaar geweest, van 2 tot 9 juni.’ Sam knikte naar Simon, die vragend fronste. Ja, de tweede naam die hij aan de receptie had voorgelegd bleek ook te kloppen, zelfde data. Simon keek opgelucht, en toen licht verbijsterd. Zo keek hij altijd als hij gelijk bleek te hebben. Sam probeerde er niet aan te denken hoe vaak dat voorkwam. Dan zou hij nog in de verleiding komen om zelf maar ontslag te nemen.

‘Je moet het niet persoonlijk opvatten, Nick.’ Esther aaide over zijn hand in zo’n verwoed ritme dat het wel leek alsof ze een paar huidlagen zou afpellen. ‘Ze moest er gewoon even tussenuit. Toen dat project op haar werk niet doorging, nou ja… ik bedoel, ze deed het meer voor jou en voor de kinderen dan voor zichzelf.’ Esther keek de kamer rond om steun te vinden voor haar bewering. ‘Ze zat er helemaal doorheen. Ze moest er even tussenuit, anders kon ze niet verder. Hebben jullie dan geen van allen een vrouw die werkt?’ Ze staarde Sam en Simon uitdagend aan.

Kate, Sams vrouw, werkte niet. En dan nog was ze aan het eind van de dag altijd vermoeider dan Sam; waarom wist hij eigenlijk niet zo goed.

‘De vrouw van rechercheur Waterhouse werkt wel fulltime,’ zei Charlie. ‘Maar ja, die hebben geen kinderen.’

Sam kon het niet opbrengen om haar de blik toe te werpen die ze nu verdiende. Hij wist dat ze boos was omdat ze naar Rawndesley was gestuurd om Esther Taylor op te halen – als een dienstmeid, vond ze ongetwijfeld – en dat ze nog veel bozer was dat er geen tijd was om haar bij te praten.

‘Heeft Sally dan zo’n vreselijk leven?’ vroeg Nick zachtjes. ‘Ik dacht altijd dat ze gelukkig was met mij en de kinderen.’

‘Dat is ze ook,’ zei Esther met klem.

‘Maar als ze er even tussenuit wilde, waarom heeft ze dat dan niet gewoon gezegd?’

Simon schraapte zijn keel. ‘Mevrouw Taylor, wat heeft Sally u precies verteld over haar ontmoeting met deze man in Seddon Hall?’

‘Dat heb ik toch al gezegd. Ze zijn op een avond in de bar aan de praat geraakt. Hij deed zich voor als Mark Bretherick, die ook in Spilling woont, dus dat hadden ze gemeen – tenminste, dat dacht Sally toen – dus toen hebben ze even staan kletsen over, nou gewoon, dingen in de omgeving.’

‘Dingen in de omgeving?’ Dat leek Sam sterk. ‘Zoals wat?’

‘Nou… eh, dat weet ik ook niet precies. Ik woon zelf in Rawndesley, en ik kom oorspronkelijk uit Manchester, maar...’

‘Het oorlogsmonument?’ opperde Simon.

‘Ik bedoel ook geen letterlijke dingen. Ze hebben gewoon gepraat over, nou ja… plaatselijke ontwikkelingen.’

‘En ze hebben elkaar maar één keertje gesproken?’

‘Nee.’ Esther leek nu zekerder van haar zaak. ‘Hij was er ook een hele week. Sally liep hem overal tegen het lijf: in de bar, in het wellnesscenter… ik neem aan dat ze nog wel een paar keer hebben gekletst.’

Sam raakte er steeds vaster van overtuigd dat Sally Thorning wel wat meer had gedaan dan deze man tegen het lijf lopen. De man van wie ze nu aannamen dat hij vier mensen had vermoord. Als er een of ander seksueel avontuurtje had gespeeld dan zat het er dik in dat Esther ervan wist en Nick Thorning niet. En Esther wilde het geheim van haar vriendin koste wat het kost bewaren. Het maakt ook niet uit, dacht Sam. Waar het nu om gaat is dat we Sally vinden, en dat we iemand kunnen arresteren voordat er nog meer slachtoffers vallen. Misschien hadden Sellers en Gibbs dat inmiddels al gedaan; Sam hoopte het vurig.

‘Sally heeft het mij eerst ook niet verteld,’ stelde Esther Nick gerust. ‘Pas veel later. Pas toen al die ellende van de Brethericks op het nieuws was.’

‘Ja, aan jou! Ze had het aan mij moeten vertellen. Ik ben toch haar man.’ Nick Thorning keek de kamer rond alsof hij hoopte dat iemand hem gelijk zou geven.

‘Ze wilde niet dat jij je zorgen zou maken.’

‘Maar het komt toch wel goed met haar?’

‘Hebt u dit al gezien?’ Sam hield Nick de envelop voor.

‘Ja, vanmorgen. Hoezo?’

Dus het zei hem niets. Was dat een goed teken? ‘Hij is geadresseerd aan Esther,’ zei Sam.

‘Dat weet ik.’

‘Maar Esther woont hier niet.’

‘Wat is het dan?’ Esther rekte haar nek om te zien wat er op de envelop stond. ‘Is het voor mij?’

‘Ik weet ook wel dat Esther hier niet woont,’ zei Nick woedend. ‘Ik ben niet achterlijk. Ik nam aan dat Sally wel wist wat het was, en dat zij het zou regelen als ze weer thuis was. Ik wil dat ze weer thuiskomt. Ze komt toch terug, hè?’

‘We doen er alles aan om haar te vinden en veilig thuis te brengen,’ zei Sam tegen hem. ‘Esther, zou je dit alsjeblieft open willen maken?’

Ze scheurde de envelop open en trok er een klein groen schriftje uit, met een ansichtkaart. ‘Ik heb echt geen idee wat dit…’ Ze keek op naar Sam, en de frustratie stond op haar gezicht te lezen. ‘Het is wel aan mij gericht, maar ik heb echt geen idee wat dit is, of wat het te betekenen heeft.’

Sam vreesde dat hij zelf ook geen idee had, maar tot zijn opluchting zag hij het meteen. Hij herkende de naam Sian Toms – dat was die klassenassistente op St Swithun. Sally had zich aan haar voorgesteld als Esther Taylor toen ze de school had bezocht, maar kennelijk had ze Sian Toms wel haar echte adres gegeven.

‘Beste Esther,’ stond er op het kaartje. ‘Dit is het nieuwsboekje van Amy Oliva waar ik het over had toen we elkaar spraken. Vertel alsjeblieft aan niemand dat je dit van mij hebt – ze zouden me het hier op het werk erg kwalijk nemen. Wil je het daarom ook alsjeblieft retourneren, dan zet ik het weer terug. Bedankt. Stuur het naar mijn huisadres: Flat 33, Syree Court, 27 Lady Road, Spilling. Hartelijke groeten, Sian Toms.’

Sam sloeg het nieuwsboekje open. Het eerste stuk was geschreven op 15 september 2005, vlak aan het begin van het schooljaar dat Amy’s laatste jaar op St Swithun zou worden. Het handschrift was dat van Amy, of in elk geval was het duidelijk een kinderhandschrift: groot en onbehouwen. Toen Sam de woorden las, trok er een huivering door hem heen.

Dit weekend ben ik met papa en mama naar Alton Towers geweest. We stonden uren in de rij en toen zijn we in de achtbaan geweest, maar die was niet zo leuk. Er was ook iets dat het Zwarte Gat heette en daar wilde ik in maar mama zei dat ik er te klein voor was en dat het alleen voor grote mensen was. Ik vroeg of zij dan met papa ging, maar ze zei: ‘Dat hoeft niet. Papa en ik zitten al in een zwart gat. Ouderschap heet dat.’

Sam ging verder met het volgende stukje. Het handschrift was hetzelfde, maar dit stukje was veel langer.

Dit weekend was superleuk. Ik heb alleen maar chocola gegeten – repen, Milky Ways, Marsjes. Voor het ontbijt, de lunch en het avondeten. Zondagmiddag was ik misselijk, maar alles bij elkaar was het het wel waard. Vrijdagavond was ik dwarser dan anders (zij die mij kennen zullen zich dat nauwelijks voor kunnen stellen) dus ik heb mama gevraagd of ik dat smerige gezonde spul dat op mijn bord lag, dat ze zo zorgvuldig zelf voor me had gekookt en toen had ingevroren in een klein, paars plastic bakje – in de vuilnisbak mocht gooien en of ik dan meteen mijn beloning mocht, die ik normaal alleen krijg als ik heel veel van die gore groene dingen eet. Tot mijn verbazing en verrukking zei ze: ‘Weet je wat, Amy? Jij mag dit weekend precies doen wat jij wilt, zolang ik dat ook maar mag. Afgesproken?’ Ik zei uiteraard ja, dus toen heeft ze alle chocola uit de snoepkast gehaald en in mijn schoot gegooid, en toen is ze een boek gaan zitten lezen, want daar had zij zin in. Ik heb gevraagd of ze mijn Annie-dvd wilde opzetten, maar ze zei dat wij allebei precies mochten doen waar we zin in hadden, en opstaan uit haar stoel om met de dvd-speler te knoeien was niet iets waar ze zin in had. Ze had ook geen zin om te tekenen of koekjes te bakken of puzzels te leggen of kappertje te spelen of om haar huis bezaaid te hebben met gillende, in het roze gestoken Barbiefanaatjes als Oonagh en Lucy. Nou goed! Haar volkomen redelijke weigering van mijn verzoek heeft mij wel een uiterst waardevol inzicht gebracht. Soms vraag ik mama wel eens om dingen voor mij te doen – bijvoorbeeld drankjes inschenken die ik vervolgens niet wil opdrinken, of speeltjes en spelletjes te pakken waar ik eigenlijk helemaal geen zin in heb – niet omdat ik ook echt wil waar ik om vraag, maar omdat ik haar naar mijn pijpen kan laten dansen, want dat zie ik als haar taak in het leven. Als zij me niet als een dienstmeid op mijn wenken bedient, dan klopt het gewoon niet. Alle kinderen in het rijke Westen zijn precies hetzelfde, zegt mijn moeder. Dat komt doordat de samenleving zich veel te beschermend opstelt jegens het kind, en doordat men het kind te veel verwent. Daarom koopt zij ook altijd expres spullen van bedrijven die aan kinderarbeid doen. Ik moet toegeven, daar heeft ze een punt. Als ik van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat schoorstenen moest vegen of kleren in elkaar moest naaien in een fabriek, dan zou ook ik inzien dat men na een dag hard werken niet thuis op nog meer werk zit te wachten.

Onder deze tirade had iemand met rode pen geschreven: ‘Mama, dit liever niet meer doen. Amy is erg overstuur als zij alweer niet kan voorlezen uit haar weekendnieuws. Laat Amy a.u.b. zelf haar stukjes in het nieuwsboekje schrijven, net als alle andere kinderen, in plaats van dat u haar dicteert wat ze op moet schrijven. Bedankt.’

‘Gaat u ons nog vertellen wat het is?’ vroeg Nick Thorning.

‘Het is maar een kinderschriftje,’ zei Esther.

Sam kon haar wel slaan. Hij keek naar het volgende, en laatste stukje. In tegenstelling tot de andere twee stukjes, stond hier een aantal spelfouten in.

Dit weekend heb ik met mijn vriendinnen gespeelt en we zijn naar Mango’s Magic Show gewees in het tejater. Het was super.

Onder Amy’s stukje stond een dikke rode krul. Een juf had geschreven: ‘Klinkt hartstikke leuk, Amy!’

Sam wist niet wie die juf was, maar die kon hij ook wel slaan.

Zo leert men iedere dag weer wat bij, dacht Gibbs terwijl hij in Cordy O’Hara’s zitkamer zat te wachten tot ze Oonagh had gehaald. Kunstbankieren. Voordat hij hier naartoe was gekomen had hij eerst een halfuur aan de telefoon gehangen met Leyland Carver, en zo was hij erachter gekomen dat Encarna Oliva een van de twee specialisten was die de cliënten adviseerde over investeringen in schilderijen, beeldhouwwerk, installaties en ‘conceptuele stukken’. Gibbs hoopte maar dat zijn walging er niet al te dik bovenop had gelegen. Konden die rijke stinkerds soms hun eigen schilderijtjes niet uitkiezen? Wat had het voor zin om te leven als je voor al je beslissingen iemand anders in de arm moest nemen?

Gibbs vond het een prettig idee dat je dom werd als je rijk was. En hij mocht zich ook graag verongelijkt voelen. Waarom, dat wist hij zelf ook niet – hij vond het gewoon een lekker gevoel. Toen hij hoorde wat voor salaris Encarna Oliva kreeg voor haar volkomen overbodige baantje, en wat voor bonussen… Gibbs hoopte maar dat Lionel Burroway van Leyland Carver niet naar het bureau zou bellen om daar te vertellen hoe Gibbs precies had gereageerd. ‘Mevrouw Oliva werkte bijzonder hard, en ze maakte vaak lange dagen,’ zo was Burroway in de verdediging geschoten. ‘De meeste privébezichtigingen waar ze naartoe moest waren ’s avonds. En ze moest ook vaak naar het buitenland. Haar werk leverde ons tien, misschien wel twintig keer zoveel op aan new business als wij haar betaalden. Ze was heel erg goed in haar werk.’

‘Aha,’ had Gibbs gegromd. Dat was weer iets heel nieuws, het idee dat iemands werk ook daadwerkelijk geld opleverde. Ik heb het verkeerde beroep gekozen, dacht hij. Het enige wat je met zijn baan binnenhaalde waren gestoorde schoften met wie niemand iets te maken wilde hebben.

Hij had Burroway gevraagd of Encarna Oliva een collega had genaamd Patrick, iemand met wie ze wellicht close was. Burroway had geantwoord dat hij geen Patrick kende bij Leyland Carver. Toen Gibbs zei dat Encarna misschien met hem naar Spanje was vertrokken, had Burroway ineens aanmerkelijk koeler geklonken. ‘Wij vonden het heel vreemd hoe ze hier is weggegaan,’ zei hij. ‘Ik had het op prijs gesteld als ze ons persoonlijk had geïnformeerd, in plaats van per e-mail, maar… enfin, ik neem aan dat als zij…’

Als ze is vermoord kun je haar dat soort onbeschaamdheid moeilijk aanrekenen, dacht Gibbs grijnzend. Zelfs nu ze dood was wilde Burroway haar nog niet vergeven wat ze hem had aangedaan.

Gibbs kreeg pijn in zijn kop van de muziek die Cordy O’Hara aan had laten staan. Hij stond op, liep naar de kleine gettoblaster die op de grond stond en draaide het volume wat lager. Hij bekeek het cdhoesje dat boven op het apparaat balanceerde: The Trials of Van Occupanther door Midlake. Nooit van gehoord.

De vloer lag bezaaid met grote zitkussens, bekleed met felle bloemenstofjes die in feite zouden moeten vloeken maar die toch goed bij elkaar pasten. Ze leken Gibbs duurder dan zijn eigen driedelige bankstel. Tussen al die kussens stonden aardewerken potten die waarschijnlijk ook heel duur waren en die er handgemaakt uitzagen. Er lagen een paar sigarettenpeuken in, en er zat as aan de zijkant. Een paar verfrommelde Rizla-vloeitjes en wat lege bakjes van de Chinees lagen onder het groene glazen tafeltje dat in de hoek stond. Het leek wel alsof er een troep daklozen had ingebroken om feest te vieren in het huis van een binnenhuisarchitect.

Cordy O’Hara hield haar handen op de schouders van Oonagh toen ze de kamer binnen kwam, en de baby hing in een draagdoek om haar nek. Als een gebroken arm. ‘Sorry,’ zei ze. ‘Ik moest Ianthe even verschonen. En excuses voor de rotzooi. Sinds ik mijn tweede kind heb, ben ik gedwongen om me aan de viezigheid over te geven, vrees ik – veel te moe om de boel op te ruimen. Oonagh, dit is Chris. Hij is politieagent. Herinner je je die andere meneer van de politie nog? Sam? Nou, Chris werkt samen met Sam.’

Gibbs hield er niet van, dat getutoyeer – hij had zelfs nooit gezegd tegen Cordy O’Hara dat die hem Chris mocht noemen – maar hij zei er niets over. Hij deed wat Sellers zou hebben gedaan als die erbij was, en hij begon Oonagh gerust te stellen dat ze zich echt nergens zorgen over hoefde te maken. Ze was pas zes, dus zei hij niet dat ze had gelogen toen Kombothekra haar had ondervraagd, en vroeg gewoon: ‘Oonagh, jij en Amy hebben wel eens e-mails aan elkaar gestuurd toen zij naar Spanje was verhuisd, hè?’ Hij wierp Cordy O’Hara een waarschuwende blik toe. Zij wist inmiddels dat Amy dood was; Oonagh wist dat niet en hij wilde ook nog niet dat ze dat zou weten. Het meisje probeerde zich te verstoppen in de rok van haar moeder. Haar ronde, wijdopen ogen staarden naar het vloerkleed. Ze was het evenbeeld van haar moeder: dun, sproetjes en peenkleurig haar.

‘Haar papa heeft haar geholpen om die berichtjes in te typen,’ zei Cordy. ‘Toen Oonagh zei dat ze geen contact meer had gehad met Amy sinds Amy van school is, had ik er geen idee van dat ze een beetje jokte. Dat weet ik pas sinds ik met Dermot heb gesproken.’

‘Het is ook niet erg,’ zei Gibbs. Hij haatte dit soort situaties, waarin hij op zijn tellen moest passen. ‘Oonagh, niemand is boos op je, hoor. Maar ik moet je wel een paar vragen stellen. Weet je nog dat je in een van je mailtjes vroeg of alles goed was tussen Amy en haar mama?’

Oonagh knikte.

‘Was er dan soms iets niet goed tussen hen?’

‘Nee.’ Haar stem was nauwelijks hoorbaar.

‘Vond je het niet gek dat Amy nooit antwoord gaf op jouw vragen over haar moeder?’

‘Nee.’

‘Oonagh, schatje, je moet Chris wel de waarheid vertellen.’

Gibbs rook onmiddellijk lont. Cordy O’Hara haalde verontschuldigend haar schouders op. ‘Ik heb geprobeerd om het uit haar te trekken. Amy vertelde haar altijd heel veel geheimen. Toch, liefie?’ Oonagh sprong onrustig van haar ene been op haar andere.

‘Oonagh, je helpt Amy heel erg als je het aan ons vertelt,’ zei Gibbs. ‘Wat het ook maar is.’

‘Ik moet plassen,’ zei het meisje tegen haar moeder.

Cordy zei dat ze dan maar moest gaan, en Oonagh vloog weg. ‘Maar wel meteen terugkomen, hoor, liefje,’ riep Oonagh haar nog na.

‘Als ze niet met mij wil praten, kijk dan maar wat u zelf nog uit haar kunt krijgen als ik zo weg ben,’ zei Gibbs.

‘Ik heb het eindeloos geprobeerd.’ Cordy veegde haar haren achter haar veelvuldig doorboorde oren. ‘Ze denkt dat er iets verschrikkelijks gebeurt met mensen die een geheim doorvertellen; het is om gek van te worden. Als ik het forceer, dan verzint ze gewoon iets. Ik heb haar ooit, al een hele tijd geleden, horen huilen in haar bed, midden in de nacht. Ze was helemaal over haar toeren. Lucy Bretherick – dat was wel een beetje een bazig type, hoor – had Oonagh gedwongen om haar een van Amy’s geheimpjes te vertellen. Die arme Oonagh was als de dood dat Amy daar achter zou komen, en dat ze dan ’s nachts een monster op haar af zou sturen.’

‘Wat was dat voor geheim?’ vroeg Gibbs.

‘Dat heb ik nooit uit haar kunnen krijgen. Ze vond het al erg genoeg dat ze het aan Lucy had verteld, daarom wilde ze haar wandaad niet nog erger maken door het ook nog eens aan mij te vertellen, die arme schat.’

Gibbs besloot ter plekke dat als het Debbie en hem ooit mocht lukken om een kind te maken, de allerbelangrijkste regel zou worden dat het nooit geheimen mocht hebben voor papa en mama. Nooit.

‘Ik voel me zo schuldig,’ zei Cordy. ‘Want ik was echt ontzettend opgelucht toen Amy was verhuisd. Toen ze eenmaal was vertrokken werden Lucy en Oonagh… nou ja, weer gewone meisjes. Maar toen ze met zijn drieën waren…’ Ze huiverde. ‘Ik was vreselijk laf. Ik schaam me er nu heel erg voor. Ik had Oonagh nooit aan dat soort scènes bloot moeten stellen. Geen wonder dat ze zo’n trauma heeft opgelopen toen Lucy zoveel druk op haar zette tot ze het niet meer aankon en Amy’s geheim aan haar vertelde.’

‘Scènes?’ vroeg Gibbs.

‘Nou ja, eigenlijk één scène. Maar die werd wel eindeloos vaak herhaald. Lucy greep iedere gelegenheid aan om het tegen Amy te zeggen. “Mijn mama vindt mij de liefste van de hele wereld, en Oonaghs mama vindt haar de liefste van de hele wereld, maar jouw mama vindt jou helemaal niet lief, Amy.” O, het was hartverscheurend!’ Cordy drukte haar hand tegen haar borst. ‘En het was ook helemaal niet waar. Encarna hield verschrikkelijk veel van Amy. Ze vond het alleen vreselijk om moeder te zijn, en dat is niet hetzelfde. Ze was heel eerlijk over hoe moeilijk ze het ermee had – dat was juist een van de dingen die ik zo in haar waardeerde. Ze zei dingen die een ander nooit zou durven zeggen.’

‘Hoe reageerde Amy als Lucy zei dat haar moeder niet van haar hield?’

‘Dan begon ze te rillen – letterlijk te rillen – van ellende, en dan jammerde ze: “Welles, ze vindt me wel lief!” en dan zei Lucy weer dat het niet zo was. Net een advocaat die een getuige onderuithaalt in de rechtszaal. “Nee, hoor,” zei ze dan zelfingenomen, en dan kwam ze met haar lange bewijslijst: “Jouw mama is altijd boos op jou, en ze lacht niet tegen jou, en ze zegt dat ze zaterdag en zondag haat omdat jij dan thuis bent…” En dat ging zo maar door.’

‘Waar u bij was?’

‘Nee, als ze alleen waren in Oonaghs kamertje, maar ik kon het wel heel vaak horen. Ik weet dat Geraldine er ook van wist, want toen ik het er een keer met haar over wilde hebben, keek ze meteen heel schuldig en klapte ze helemaal dicht; het was letterlijk alsof ik niks had gezegd. Geraldine kon nooit toegeven als ze iets niet goed had gedaan. O…’ Cordy gebaarde naar Gibbs alsof ze haar laatste opmerking wilde uitwissen. ‘Niet dat ik vond dat het haar schuld was, natuurlijk – kinderen hebben zo hun eigen persoonlijkheid, meteen vanaf hun geboorte – maar Geraldine en Mark hadden wel een heel vast rollenpatroon in hun huwelijk en in hun gezin. Marks taak was om briljant en succesvol te zijn, en om het geld binnen te brengen, en Lucy was Geraldines taak; als zij zou toegeven dat Lucy gemeen kon zijn – en daar ook nog plezier in had – dan zou ze zichzelf moeten toegeven dat zij zich niet goed van haar taak had gekweten: om het perfecte kind op te voeden. En in Geraldines gezin moest nu eenmaal altijd alles perfect zijn: ze was ook altijd overal zo genadeloos optimistisch over, en totaal niet bereid om toe te geven dat zelfs haar dochter fouten had.

‘Ik weet niet of iemand u dit al heeft verteld, en ik was het zelf ook niet van plan, maar…’ Cordy haalde diep adem. ‘Lucy Bretherick was helemaal geen leuk meisje. Ze was niet aardig. Ze was slim, en ze werkte hard en ze haalde hoge cijfers, dat wel, maar aardig? Absoluut niet. Ik zei toch net dat ik zo opgelucht was dat Amy ging verhuizen?’

Gibbs knikte.

‘Het klinkt vreselijk, en ik vind het natuurlijk ook heel erg dat ze dood is, maar… het feit dat Oonagh nu geen tijd meer hoeft door te brengen met Lucy is ook een ontzettende opluchting.’

‘Was Oonagh Lucy’s volgende slachtoffer toen Amy was verhuisd?’

Cordy schudde haar hoofd. ‘Nee, toen ging het wel goed, wat ik net al zei. Maar ze waren pas zes, en elke pestkop heeft een sidekick nodig. Ik geloof dat Lucy daar Oonagh voor had uitgekozen – ze bereidde haar heel subtiel voor op die taak.’

Dit klonk Gibbs absurd in de oren, maar hij vroeg er niet op door. ‘Oonagh heeft in haar e-mailtjes een paar keer gevraagd naar Patrick,’ zei hij.

Cordy knikte. ‘Die meiden waren allemaal gek op Patrick. Hij speelde altijd mee. Ze vonden hem het toppunt van schattig.’

Dat laatste woord gaf Gibbs een ongemakkelijk gevoel. Dus Oonagh O’Hara had Patrick wel eens ontmoet. Had Encarna haar minnaar dan mee naar huis genomen, om het haar man onder zijn neus te wrijven? ‘Weet u wat de achternaam van Patrick is?’

Oonagh was weer terug. Ze stond in de deuropening en staarde hem verwijtend en een beetje honend aan. ‘Die heeft hij niet, stommerd.’

‘Liefje! Waag het niet nog eens om iemand stommerd te noemen! Chris is politieagent, hoor!’

‘Ik krijg wel ergere dingen naar mijn hoofd,’ zei Gibbs. ‘Wat is de achternaam van Patrick?’

Cordy fronste. ‘Nou, misschien dat hij wel ergens officieel geregistreerd staat? Maar ja, goeie vraag. Ik zou zeggen Oliva, net als Amy.’

Nu wist Gibbs helemaal zeker dat hier iets heel vreemds aan de hand was. ‘Officieel geregistreerd?’ vroeg hij.

Toen viel bij Cordy O’Hara het kwartje, en ze keek een beetje beschaamd. Schuldig bijna. ‘O, gut, dat kunt u natuurlijk ook niet weten. Patrick is Amy’s kat,’ zei ze. ‘Een dikke rode kater. De meiden waren allemaal stapelgek op dat beest.’