Bewijsstuk referentiecode: VN8723

Zaaknummer: VN87

Leidinggevend inspecteur: Samuel Kombothekra

DAGBOEK VAN GERALDINE BRETHERICK, FRAGMENT 5 VAN 9 (afkomstig van de harde schijf van een Toshiba laptop in Corn Mill House, Castle Park, Spilling, RY29 OLE)

3 mei 2006, 21.00 uur

Een van de bijwerkingen van het moederschap is dat ik een paar van mijn angsten kwijt ben en een deel van mijn verbeelding. Op een bepaalde manier is dat heel bevrijdend. Ik ben zo overdonderd door mijn eigen gevoelens dat ik me niet kan voorstellen dat anderen het misschien anders zien. Een mooi voorbeeld: zaterdag hebben Cordy en ik Oonagh en Lucy mee naar het zwembad genomen. Op de terugweg zijn we even gestopt bij de supermarkt. De meisjes zijn allebei in slaap gevallen. Ik zei tegen Cordy dat zij en ik wel even snel de supermarkt in en uit konden rennen, en de meisjes in de afgesloten auto op de parkeerplaats laten zitten, maar Cordy was totaal geschokt. ‘Dat kan toch niet,’ zei ze. ‘Wat nu als de auto explodeert? Dat is wel eens gebeurd, heb ik op het nieuws gezien. Er waren kinderen overleden doordat ze achtergelaten waren in een auto waarvan de benzinetank ineens explodeerde.’

‘Maar als we ze mee naar binnen nemen en het dak van de supermarkt stort in?’ vroeg ik.

‘We kunnen ze niet alleen laten,’ hield ze vol. ‘Straks worden ze nog ontvoerd door een of andere psychopaat.’

‘Ze zijn moe,’ zei ik. ‘We moeten ze gewoon laten slapen. De auto zit toch op slot.’ Dat was een nog minder overtuigend argument dan mijn vorige, dat wist ik ook best. Want een psychopaat slaat gewoon het ruitje in en neemt die twee meisjes zo mee. Wat ik eigenlijk had willen zeggen, maar dat kon natuurlijk niet, was dat ik echt niet kon begrijpen waarom iemand zich twee meisjes van vijf op de hals zou willen halen als dat niet per se nodig was. Ik wist wel dat Cordy eigenlijk pedofiel bedoelde toen ze ‘psychopaat’ zei. Ik probeerde me in de gedachtegang van een pedofiel te verplaatsen. Maar dat lukte me niet, en niet alleen om de voor de hand liggende redenen. Ik kan me überhaupt niet verplaatsen in een volwassene die graag in het gezelschap van kinderen verkeert. Ik weet dat mensen het voortdurend doen, vaak heel onschuldig en zonder slechte bedoelingen, maar ik kan er nog steeds niet bij. En wat je je niet kunt voorstellen, daar kun je ook niet bang voor zijn.

Ik ben ook af van mijn vliegangst, zoals ik gisteravond ontdekte toen Mark voorstelde om tijdens de schoolvakantie naar het buitenland te gaan. Ik weet absoluut zeker dat een vliegtuig waar ik in zit nooit kan neerstorten, omdat dat me zou ontslaan van al mijn toekomstige ouderlijke plichten, en de wet van Murphy schrijft nu eenmaal voor dat ik er niet zo gemakkelijk van afkom. Als ik bij een vliegtuigongeluk om het leven zou komen, dan zou ik niet nog duizenden middagen naast een springkussen hoeven staan, dat ruikt naar kots en stinksokken, om maar eens iets te noemen. Ik zeg niet dat ik dood wil – ik zeg alleen maar dat ik zeker weet dat het niet gaat gebeuren.

Ik heb tegen Mark gezegd dat ik weiger om me mijn huis en het land uit te laten jagen op een tijdstip dat mij totaal niet uitkomt, alleen omdat St Swithun toevallig heeft besloten om de juffen een extra lange voorjaarsvakantie te gunnen. Ik kan er zo kwaad om worden: je betaalt een vermogen voor een privéschool en dan krijgen die kinderen toch langer vakantie dan kinderen op gewone openbare scholen. Dat noem ik bedrog.

Michelle heeft laten weten dat ik niet langer van haar diensten gebruik kan maken. Ze gaat op vakantie met haar lelijke dikke vriendje dat nooit een stom woord zegt – ze hebben hun vakantie al geboekt. Ik heb haar een exorbitant bedrag geboden om het af te zeggen, maar ze is verliefd (grot mag weten hoe en waarom, want het object van haar liefde geeft daar totaal geen aanleiding toe) en ze lijkt immuun voor mijn financiële lokkertjes. Als ik echt wanhopig word, moet ik misschien aan een van de moeders op school vragen of Lucy daar in de vakantie mag logeren; er is er geheid eentje die van plan is om twee weken van haar eigen leven te vergallen door allemaal ‘leuke dingen’ met de kinderen te gaan doen, nou, dan mag ze mijn kind er wel bij. Dan koop ik gewoon een nieuwe stofzuiger of een leuk schort voor haar als bedankje, en dan kan Lucy veertien dagen kijken hoe het is om jezelf op te offeren en de slaaf in huis te zijn. Het leven is zoveel gemakkelijker voor vrouwen die zich die les ter harte nemen en er verder niet al te veel bij stilstaan.

Aan mijn moeder, die me eigenlijk tot steun zou moeten zijn, heb ik ook niks. Ik heb haar verleden week gebeld, maar ik ben er niet achter gekomen of ik Lucy nu wel of niet bij haar kon stallen, want zover kwamen we niet met het gesprek. Ze zei dat ik het juist leuk zou moeten vinden om voor mijn kind te zorgen in de vakantie.

‘O ja?’ vroeg ik. ‘Nou, dat vind ik dus niet. Ik trek het niet, veertien dagen waarin ik totaal niet kan doen waar ik zelf zin in heb. Je kunt me net zo goed twee weken in de boeien slaan en in een kerker gooien.’

Dingen zeggen die ik niet zo bedoel, de blaffende hond uithangen zonder te bijten, is voor mij een onontbeerlijke uitlaatklep. Mijn moeder zou blij moeten zijn dat ik mijn frustratie met humor probeer op te lossen, en alleen verbaal. Ik doe het – dat soort vreselijke dingen zeggen – om geestelijk gezond te blijven. Zei mijn moeder nu maar eens: ‘Arm kind, twee weken moederplicht, wat een nachtmerrie voor je,’ dan zou ik me tenminste niet zo miskend voelen. Nog slimmer zou zijn: ‘Je moet jezelf eens op de eerste plaats stellen – waarom stuur je Lucy niet naar een kostschool?’ Niet dat ik dat ooit zou doen. Grot verhoede het. Ik wil Lucy graag elke dag zien, alleen niet de hele dag. Zo’n kostschoolvoorstel zou mijn moederlijke hartstocht aanwakkeren, en dat is misschien precies wat ik nodig heb (zoals een werkelijk schrander iemand nu wel zo’n beetje zou moeten inzien).

Helaas begrijpt mijn moeder het principe van de omgekeerde psychologie niet. Dus begon ze te huilen en zei: ‘Ik begrijp niet waarom jij überhaupt een kind op de wereld hebt gezet. Je wist toch ook wel wat daar allemaal bij komt kijken? Je wist toch wel dat het heel zwaar is?’

Ik zei haar dat ik geen idee had hoe het zou zijn om moeder te zijn, omdat ik dat nog nooit was geweest. En bovendien, herinnerde ik haar, had zij tegen me gelogen. Zij had steeds maar weer gezegd, toen ik zwanger was, dat het wel zwaar was, het moederschap, maar dat dat niet erg was omdat je zoveel van je kind hield. ‘Dat is dus onzin,’ zei ik tegen haar. ‘Ja, je houdt wel van je kind, maar het is wel degelijk erg dat het zo zwaar is. Waarom zou je liefde voor iemand automatisch met zich meebrengen dat je dan ook je vrijheid voor hem op wilt offeren? Waarom moet je dan maar vrolijk toezien hoe je eigen leven er in alle opzichten op achteruitgaat?’

‘Jouw leven is er helemaal niet op achteruitgegaan,’ zei mijn moeder. ‘Je hebt een prachtige, lieve dochter.’

‘Dat is haar leven,’ zei ik. ‘Dat van Lucy, niet dat van mij.’ En toen zei ik, vanwege een artikel dat ik gisteren in de trein had gelezen: ‘Er is een “zwijgende samenzwering” over wat het precies allemaal inhoudt, het moederschap. Niemand vertelt je ooit hoe het echt is.’

‘Een zwijgende samenzwering!’ jammerde mijn moeder. ‘Jij vertelt me voortdurend hoe vreselijk het leven is sinds je Lucy hebt. Was er maar een zwijgende samenzwering! Dan zou ik een stuk gelukkiger zijn.’

Ik heb opgehangen. Ze wilde dat ik zweeg, nou, dat kon ze krijgen. Ik zou de discussie zonder meer hebben gewonnen door haar erop te wijzen dat het feit dat ik zo’n egoïst ben en dat ik zo moeilijk mijn eigen behoeften opzij kan zetten voor iemand anders komt doordat zij me altijd heeft behandeld alsof ik van goud was. Al vanaf mijn geboorte. Nog nooit heeft ze ook maar iets laten blijken van haar eigen behoeften en ik heb ook nooit gedacht dat zij ergens anders voor diende dan om mij te dienen. In mijn moeders ogen was ik een kindgod. Wat ik ook wilde, ik kreeg het onmiddellijk. Ik kreeg ook nooit straf; ik hoefde maar te zeggen dat iets me speet en ik was alweer vergeven. Dan beloonde ze me zelfs voor mijn verontschuldiging. Lucy zal wel een veel zorgzamer type worden dan ik, daar twijfel ik niet aan, want zij weet al vanaf haar geboorte dat zij niet alleen op de wereld is.

Mijn relatie met mijn moeder is nooit echt hersteld na de Big Sleep ruzie. De kerst na Lucy’s geboorte was Mark naar een congres. Mijn moeder kwam logeren. Ze had een cadeautje voor me meegenomen: een beker met een boektitel erop: The Big Sleep, van Raymond Chandler. Ik had hem op kerstochtend uitgepakt na vier slapeloze nachten op rij, en ik sleepte mezelf door het huis als een zombie, met Lucy over mijn schouder. En maar op dat ruggetje kloppen in de hoop dat ze dan haar ogen dicht zou doen zodat ik die van mij ook even kon sluiten. ‘The Big Sleep?’ schreeuwde ik tegen mijn moeder, want ik vond het ongelofelijk dat ze zo wreed kon zijn. ‘Dus dit vind jij grappig?’

Ze hing de vermoorde onschuld uit. ‘Hoe bedoel je, liefje?’ vroeg ze.

Ik verloor mijn geduld en begon tegen haar te tieren. ‘Big Sleep? Ik slaap verdomme al tien weken niet langer dan een uur achter elkaar, ja!’ Ik slingerde de beker in haar richting en hij viel in scherven. Mijn moeder barstte in tranen uit en bezwoer me dat ze het niet expres had gedaan. Nu ik er zo op terugkijk denk ik dat ze er ook echt niets mee bedoelde. Ze is geen vals type, ze is alleen niet zo attent.

Nadat ze had verteld dat ik het juist leuk moest vinden om voor Lucy te zorgen in de vakantie, heeft mijn moeder me niet meer gebeld om aan te bieden dat zij het voor me zou doen, zoals menig liefhebbende grootmoeder in haar plaats zou hebben gedaan. Ik raak er steeds meer van overtuigd dat ze zich alleen maar zoveel zorgen maakt over Lucy omdat ze zelf maar zo weinig voor haar wil doen.