Bewijsstuk referentiecode: VN8723
Zaaknummer: VN87
Leidinggevend inspecteur: Samuel Kombothekra
DAGBOEK VAN GERALDINE BRETHERICK, FRAGMENT 6 VAN 9 (afkomstig van de harde schijf van een Toshiba laptop in Corn Mill House, Castle Park, Spilling, RY29 OLE)
9 mei 2006, 22.30 uur
Vandaag heb ik gedaan waar ik zo vaak over heb gefantaseerd zonder dat ik ooit dacht dat ik het echt een keer zou doen. Ik heb mijn eigen brutaliteit kennelijk onderschat. Vanochtend om tien uur ging mijn mobiel. Het was mevrouw Flowers, die belde om te zeggen dat Lucy had overgegeven en ze vroeg of ik haar kwam halen. Ik had het gevoel alsof er allemaal betonnen platen omvielen in mijn binnenste, als dominostenen, bij dat verschrikkelijke besef: al die dingen die ik niet meer kon doen als ik nu inderdaad naar St Swithun zou gaan zoals mij werd opgedragen.
Kinderen geven constant over; meestal heeft het niets te betekenen. Ik vroeg hoe het nu met Lucy ging.
‘Heel stilletjes,’ zei mevrouw Flowers. ‘Ze zit bij juffrouw Tom op schoot, en die leest haar voor. Ik weet zeker dat ze zich een stuk beter zal voelen als ze haar mama ziet.’
Ik hoorde mezelf zeggen: ‘Ik zou best willen, maar ik zit nu in Praag.’ Ik heb geen idee waarom ik Praag uitkoos. Misschien omdat het lekker kort en krachtig klinkt, en omdat je het zo lekker kunt blaffen als je in een rotstemming bent. ‘Zelfs al pakte ik nu de eerste vlucht...’ ik zweeg, alsof ik erover nadacht. ‘Nee, u moet Mark maar bellen,’ zei ik.
‘Dat heb ik al gedaan,’ zei mevrouw Flowers. ‘Hij heeft een meldtekst op zijn telefoon staan; hij is pas na de lunch weer bereikbaar.’
‘O jee!’ Ik probeerde aangedaan te klinken. ‘Redt u het tot die tijd?’
Mevrouw Flowers slaakte een zucht. ‘Wij wel, ja. Maar ik maak me eerder zorgen om Lucy. Enfin. We zullen haar flink knuffelen en proberen om haar een beetje rustig te houden totdat we haar papa te pakken krijgen.’
Dat lukt vast wel, dacht ik, want u bent toch zo goed met kleine kinderen. Ik dacht zelf ook aan Lucy, ook al zou mijn moeder me een vreselijke egoïst vinden. De vorige keer dat ik Lucy eerder van school heb gehaald omdat ze ziek was, heb ik haar bedreigd, en liepen de tranen van woede me over de wangen. ‘Ik was vandaag ziek op school, papa,’ zei ze later tegen Mark. ‘En toen werd mama ook ziek – ze heeft de hele weg naar huis gehuild, hè mama?’ Goddank hield ze de rest van het verhaal achter: dat ik met mijn vinger voor haar gezicht had geschud, en dat ik had gezegd: ‘Als jij zo ziek bent, dan ga je straks direct naar bed zodra we thuis zijn, en dan ga jij maar eens een flink poosje slapen, zodat mama alle dingen kan doen die ze moet doen. En als je niet wilt slapen, dan ben jij dus helemaal niet zo ziek en dan breng ik je gewoon weer terug naar school.’ Vreselijk om zoiets te zeggen, dat weet ik ook best, maar ja, het was maandag. Ik verheug me altijd zo op maandagen, dat zou geen mens geloven. Na het weekend wil ik weg bij Lucy, en het is gewoon geweldig om weer wat tijd en ruimte voor mezelf te hebben. Ik hou van mijn dochter, maar ik ben een ontzettend slechte moeder. De opofferingen die het vergt zijn gewoon volkomen tegen mijn natuur, en het wordt tijd dat de wereld – inclusief mevrouw Flowers – rekening gaat houden met mijn aangeboren gebreken. Als ik zou vertellen dat ik hopeloos slecht in tennis was, dan zou toch ook niemand van me vragen dat ik er net zo lang mee doorging totdat ik even goed was als Martina Navratilova?
We moeten allemaal doen waar we goed in zijn. En daarom voelde ik me ook zo verraden toen Cordy vertelde dat ze van plan is om te stoppen met werken zodra haar nieuwe baby er is. Daar ging mijn theorie dat ze bij Dermot weg wilde om Oonagh en het moederschap vaarwel te kunnen zeggen. ‘Ik kan het me wel veroorloven om een paar jaartjes niet te werken,’ zei ze in antwoord op mijn vraag waarom. ‘Ik heb wat gespaard. En ik vond het leven als werkende moeder eigenlijk maar niks. Ik wil er zelf voor mijn kinderen zijn, en niet op mijn ouder wordende ouders hoeven leunen of op een analfabete oppas. Ik wil zelf moeder zijn. Maar nu goed.’
Ik was ontzet, en ik kon geen woord uitbrengen terwijl ik wachtte tot dat afschuwelijke gevoel voorbij was. Dat was het dus, dacht ik: het einde van de loopbaan van een van de slimste vrouwen die ik ooit heb ontmoet. Cordy had de top kunnen bereiken in welk vak ze ook zou kiezen. Als ze er genoeg van had om als financieel adviseur te werken, dan had ze toch ook gewoon ergens anders voor kunnen gaan – een nieuwe studie, advocaat worden, of arts, een boek schrijven, wat dan ook. Ik had voor haar altijd zoveel meer respect dan voor die moeders die helemaal opgaan in het moederen. Die vrouwen zijn daar zo goed in omdat ze verder niks anders kunnen, omdat ze als de dood zijn om een voet buiten de deur te zetten. Het moederschap is hun excuus. Red je het niet in de echte grotemensenwereld? Nou, dan neem je toch een baby, want dan kan iedereen je mooi prijzen om je toewijding en overgave, omdat je meer van je kind houdt dan van wat dan ook. Wees maar trots op het feit dat je het rugzakje van je kind volstouwt met keurig geschilde papaja’s en kiwi’s, in plaats van de kleine gebutste appeltjes die de werkende moeders hun kroost meegeven. En ga maar lekker twintig minuten te vroeg bij de school staan. ‘Ik heb eigenlijk altijd alleen maar moeder willen worden.’
Mensen zonder kinderen mogen zoiets nooit zeggen. ‘Neem me niet kwalijk, mevrouw, maar waarom zit u eigenlijk de hele dag thuis zonder een klap uit te voeren?’
‘O, nou, dat zit zo, ik wil me fulltime wijden aan het nichtje zijn. Ik heb namelijk een tante. Dus daarom heb ik besloten dat ik verder nooit meer iets hoef te bereiken in het leven. Ik wil al mijn tijd en energie steken in het nichtjesschap.’ Dan zouden de mensen ronduit zeggen: ‘Maar vind je zelf ook niet dat je daar nog iets naast zou moeten doen, dan?’ Het antwoord ligt voor de hand: baby’s en kinderen vreten wel wat meer tijd dan een tante. Maar toch zit er wel een kern van waarheid in wat ik net stelde.
Ik vroeg aan Cordy of ze het spookverhaal over de apenklauw kende. Nee, dus. Ik kon me de details niet meer precies herinneren, dus dat schoot niet op. Heb ik maar een uitgeklede versie verteld: ‘Een oud stel vindt ergens een apenklauw, en daardoor mogen ze een wens doen. En die wens zal uitkomen, wat het ook is,’ zei ik. ‘Ze waren hun enige zoon kwijtgeraakt bij een tragisch ongeval – hij was in een machine gevallen in de fabriek waar hij werkte en raakte toen zo ernstig bekneld dat hij overleed…’
‘Wensten ze dat hij niet meer dood was?’ raadde Cordy.
Ik glimlachte. Je moet het heel precies vertellen, dit verhaal, anders werkt het niet. ‘Het stel sloot de ogen, hield de apenklauw boven het hoofd en zei: “Breng alstublieft onze enige zoon terug – dat is onze enige wens.” Die nacht werd er op de deur geklopt. Ze doen snel open, en hij is het. Alleen, hij is niet meer zoals hij vroeger was. Hij is een lopende, ademende hoop bloed en botten, een weerzinwekkende hoop vlees die weer tot leven is gewekt en die niet meer als een mens is te herkennen...’
‘Gatverdamme,’ zei Cordy terwijl ze me een por in mijn ribben gaf. ‘Hou op.’
‘Als ik aan dat verhaal denk, moet ik altijd aan werkende moeders denken.’
‘Waarom, in godsnaam?’ wilde Cordy weten.
Ik zei: omdat, in grotsnaam, een vrouw die weer gaat werken nadat ze een of meerdere kinderen heeft gebaard nooit meer hetzelfde is. Ze is een deels vernietigde versie van haar vroegere zelf. Verwrongen, bijna uit elkaar vallend gaat ze weer aan de slag; ze klopt op de deur en haar collega’s schrikken zich te pletter omdat ze zo veranderd is.
‘Godsammelazerus,’ mompelde Cordy. ‘Misschien moet ik nu meteen maar ophouden met werken.’
‘Nee!’ viel ik uit. Ze miste de pointe volkomen. ‘Het kan die apenklauwmoeder totaal niet schelen hoe ze eruitziet. Het interesseert haar geen moer! Ze kent haar plaats en ze wil daar per se weer naar terug, hoe ongemakkelijk dat ook mag zijn voor alle anderen.’
Cordy keek me aan alsof ik niet goed bij mijn hoofd was.
‘Offer je carrière nou niet op,’ smeekte ik haar. ‘Denk toch aan alle andere apenklauwmoeders die maar doorploeteren, en die altijd maar doorvechten ook al is er niks meer van ze over. Als jij nu ophoudt met werken, dan stel je al die andere vrouwen teleur.’
Ze zei dat ze erover na zou denken, maar ik voelde heus wel dat ze dat alleen maar deed om mij te sussen. Later zag ik in dat mijn preek totaal geen zin had. Je kunt nooit iemand iets duidelijk maken, want niemand luistert ooit. Kijk nou naar Mark en mij bijvoorbeeld. Hij vindt dat ik mezelf tekort heb gedaan en dat ik al mijn talenten heb verspild. En ik denk dat hij er helemaal naast zit. Hij wil dat ik ga schilderen of beeldhouwen. Hij zegt dat het me voldoening zal schenken, maar dat is toch zo’n gelul. Hij wil al die dingen van mij, niet voor mij, omdat hij zich beter zou voelen als ik ‘zakgeld’ zou verdienen.