14
10/08/2007
Sellers tikte tegen de achterkant van de computer waar Gibbs op zat te werken. ‘Kom, we zijn al laat.’
‘Wacht maar niet op mij, anders kom je nog veel later.’
‘Maar dit wil je niet missen, man.’
‘Hoezo? Is er iets gebeurd?’
‘Ik sprak Tim Cook net,’ zei Sellers.
‘Doet die het nog steeds met dat ouwe wijf?’
‘Dat betwijfel ik. Ze wonen al tien jaar samen.’ Stilte. ‘Dat was een grapje. Maar jij bent misschien nog niet lang genoeg getrouwd.’ Geen reactie. Sellers gooide het over een andere boeg. ‘Die tandheelkundige dossiers gaven een match. Die skeletten zijn inderdaad Encarna en Amy Oliva. Waren,’ verbeterde hij zichzelf.
Gibbs keek op. Als Sellers gelijk had, dan kon hij net zo goed ophouden met waar hij mee bezig was. Maar hij was al zo’n eind opgeschoten… ‘Ga jij maar,’ zei hij. ‘Ik kom straks.’
‘Er is nog meer. De nanny van Amy is eindelijk – ach, waarom zou ik ook?’ Sellers zweeg ongeduldig. ‘Als je nog enige belangstelling hebt, hou dan op met dat surfen naar pornosites en kom mee naar de briefing. Ze kunnen precies zien welke sites je hebt bezocht, wist je dat?’
‘Ik zit nu in Yahoo Mail,’ zei Gibbs met een grijns. ‘Hoezo pornosites? Wat weet jij daarvan?’
Sellers gaf het op.
Zodra hij weg was tikte Gibbs zijn naam en wachtwoord in. Amy Oliva was dood. Haar lichaam was gevonden in de tuin van Mark Bretherick. Dan was het wat optimistisch om aan te nemen dat ze had gereageerd op de e-mail die Gibbs haar gisteren had gestuurd.
Dat had ze ook niet. De enige mail was er eentje van zijn zus. Hij klikte hem aan en zag dat het ging over wat ze met de kerst zouden doen, dus die sloot hij zonder te antwoorden. Het was augustus. Kerst was pas in december. Je moest ergens een grens trekken.
Pornosites. Hij haalde vol verachting zijn neus op. Sellers was zo’n seksverslaafde waar je wel eens over leest, zoals… was het nou Kirk Douglas of Michael Douglas? De HTCU had waarschijnlijk een heel dik dossier over Sellers. Gibbs dacht aan Norman Grace, die roze overhemden droeg en dunne gestreepte sjaals om zijn nek wikkelde. En hij droeg instappers. Kombothekra had de laptop van Geraldine Bretherick toevertrouwd aan een man die zich kleedde als een wijf. Gibbs had Norman een keer een modetijdschrift zien lezen in de kantine. Als hij nou een nicht was dan kon hij dat begrijpen, maar die lul was gewoon hetero. Hij had een hele zwik vriendinnetjes – mooie. Hoe flikte hij dat?
Gibbs wilde opstaan, toen hij ineens iets bedacht. Nog een klusje voor Norman. Of eigenlijk kon hij het ook wel zonder Norman. Hij zou het zelf proberen. Hij ging naar de site van Hotmail. Toen het sign-in vakje verscheen typte hij Amy Oliva’s e-mailadres in, amysnieuwehuisinspanje@hotmail.com. Toen klikte hij op ‘wachtwoord vergeten?’ Als dit net zo werkte als bij Yahoo…
En dat deed het. Gibbs glimlachte toen hij de beveiligingsvraag zag: ‘Wie schreef Heart of Darkness?’ Hij typte ‘Blondie’ in en vloekte zachtjes toen hij daar niet mee binnenkwam. Hij probeerde Debbie Harry, Deborah Harry en Debra Harry en pas toen herinnerde hij zich dat het Blondienummer ‘Heart of Glass’ heette. Kut. Hij googelde ‘Heart of Darkness’ en ontdekte dat het geschreven was door een gozer die Joseph Conrad heette. Hij ging weer terug naar het Hotmail-scherm en probeerde die naam, ook al had hij er nog nooit van gehoord.
Bingo. Hij moest een nieuw wachtwoord aanmaken om de berichten te kunnen lezen, aangezien hij had beweerd dat hij het oude niet meer wist. Hij koos ‘Debbie’. Ter ere van zijn vrouw, niet van Debbie Harry.
Amy Oliva had drie nieuwe berichten. Gibbs klikte op ‘Inbox’ en wachtte. Hij keek verbaasd toen de computer op het volgende scherm sprong. De ongelezen berichten waren geel gemarkeerd om ze te onderscheiden van de berichten die al geopend waren. Het eerste nieuwe berichtje aan Amy kwam van Oonagh O’Hara. Het tweede en derde waren van Great Western Hotels en Halifax, de bank – junkmail, dus.
Maar het berichtje dat Gibbs gisteren vanaf St Swithun had verstuurd was niet geel gemarkeerd. Hij huiverde, en wreef in zijn nek. Hij had een e-mail gestuurd aan een dood meisje, in de waan verkerend dat ze nog in leven was, en zij had die mail geopend. Dat wil zeggen, iemand had hem geopend, waarschijnlijk degene die haar had vermoord.
Gibbs keek naar de namen onder zijn eigen naam. Oonagh O’Hara kwam vaak in de lijst voor, net als iemand genaamd Silvia Ruiz Oliva – waarschijnlijk familie. De rest was allemaal spam.
Silvia bleek Amy’s grootmoeder te zijn: al haar berichtjes waren ondertekend met ‘Oma’. Hij las ze allemaal, en vond ze steeds interessanter naarmate hij de cumulatieve betekenis op zich in liet werken. Het was duidelijk dat er een familievete speelde. Silvia bleef maar vragen wanneer ze Amy weer eens kon zien. In een van haar mails schreef ze: ‘Zeg alsjeblieft tegen mama dat het me spijt als ze boos op me is.’ Gibbs scrolde naar beneden om te zien of er ook berichtjes van Amy aan die van Silvia hingen. Niet, dus. Hij ging naar de pagina met verstuurde berichten. Niks. Niet één bericht.
Hij opende de berichtjes van Oonagh. Niks bijzonders, als je niet meetelde dat de ontvanger niet meer leefde toen ze werden geschreven en verstuurd. Hij las helemaal door tot het eind, en hield zijn adem in toen hij zag dat Amy’s oorspronkelijke brief nu niet was gewist. Gibbs scrolde verder door en vond onder Amy’s stukje nog een berichtje van Oonagh, die waarschijnlijk ook elders in de mailbox stond. Daaronder nog een stukje van degene die deed alsof hij Amy was. En eindeloze heen en weer correspondentie. Gibbs zag dat Oonaghs e-mails af en toe spelfouten bevatten. De mails van Amy waren in vlekkeloos Engels geschreven.
Kombothekra had Oonagh O’Hara gisteren ondervraagd en ze had hem verteld dat zij al sinds mei niets meer van Amy had gehoord. Dat loog ze dus. Tenminste, zij dacht zelf dat ze loog. In feite had ze per ongeluk de waarheid verteld: ze had brieven uitgewisseld met Amy’s moordenaar, niet met Amy zelf.
Gibbs racete door de berichten. Aan het eind van elke mail schreef Oonagh voor ze ondertekende: ‘Hoe gaat het met je moeder?’ of ‘Is alles goed met je moeder?’ En twee keer schreef Oonagh nadat ze naar Encarna Oliva had geïnformeerd: ‘Hoe is het met Patrick?’ En één keer: ‘Hoe is het met Partick?’
Was Encarna bij haar man weggegaan voor een andere man? Werkte die Patrick soms ook bij de bank? Of was het soms een collega van haar man, iemand die met Angel Oliva in het Culver Valley General Hospital had gewerkt? Je had vrouwen, wist Gibbs, die het geen enkel probleem vonden om met de maten van hun man in bed te duiken. Het leek Gibbs onvermijdelijk dat Sellers ooit zou proberen om Debbie zover te krijgen; hij wende er maar vast aan om nu al een hekel aan Sellers te hebben, dan was hij tenminste voorbereid als het zover was.
Amy’s antwoorden op Oonaghs mailtjes waren uitgebreid maar vaag, vol kletskoek over stierenvechten en flamencodansers. Spaanse clichés. Leugens. Want wat haar e-mailadres ook beweerde, Amy Oliva was nooit in Spanje aangekomen. Ze was nooit verder gekomen dan de tuin van Corn Mill House. Interessant genoeg had zij – haar moordenaar, verbeterde Gibbs zichzelf – niet één keer antwoord gegeven op de vragen over Encarna en Patrick.
Waarom had Oonagh O’Hara gelogen over wanneer ze voor het laatst contact had gehad met Amy? Er was toch helemaal niks geheims of persoonlijks aan deze e-mails? ‘Er is hier iets heel vreemds aan de hand,’ zei Gibbs hardop.
Hij liep net de recherchekamer uit toen de telefoon ging. Het was Barbara Fitzgerald, het hoofd van St Swithun. ‘Dag Christopher,’ zei ze hartelijk toen Gibbs zichzelf bekend had gemaakt. ‘Ik bel alleen even om je te laten weten dat ik je nu een volledige lijst heb gemaild van iedereen die vorig jaar mee was naar het uilenpark. Ik was toch een paar namen vergeten.’
Gibbs bedankte haar.
‘Is er… is er nog nieuws?’
‘Nee.’ Hij wilde niet degene zijn die haar moest vertellen dat er nog een van haar leerlingen was vermoord. En hij wilde ook liever niet met haar praten terwijl hij dat moest achterhouden; door het schuldgevoel was hij nog meer kortaf dan anders, en uiteindelijk gaf Barbara Fitzgerald de moed op.
Hij voelde zich niet prettig en schaamde zich voor zijn lafheid terwijl hij weer terugnavigeerde naar zijn eigen Yahoo Mail. Hij voerde zijn naam en wachtwoord in, en wachtte tot zijn inbox op het scherm verscheen, maar hij realiseerde zich toen dat dit nergens op sloeg. Barbara Fitzgerald had zijn Yahoo-adres helemaal niet. Zij zou die lijst met namen naar zijn werkadres hebben gemaild, want daar had hij haar zelf nog een mailtje vandaan gestuurd. Domme eikel. Hij wilde net weer uitloggen toen hij zag dat hij een nieuw bericht had. Van Amy Oliva. Hoe hij ook met zijn ogen knipperde, het verdween niet van het scherm.
Gibbs dubbelklikte op het envelopicoontje. Het bericht was verstuurd van een hotmailadres, maar het luidde anders: amyisweerteruguitspanje@hotmail.com. Het bestond uit maar drie woorden, drie doodgewone woorden. Toch baarden die drie woorden Gibbs meer zorgen dan een openlijke bedreiging ooit zou doen. Hij stond op en liep de kamer uit, zonder uit te loggen.
Vergaderkamer 1 voor een teambriefing? Wat was er mis met de recherchekamer? Charlie vond het altijd een prima ruimte. Ze sloeg de hoek om en zette het op een lopen. Tegen de tijd dat ze bij de kamer aankwam, was ze buiten adem. Ze klopte en deed de deur open. Sam Kombothekra, Simon, Sellers en professor Keith Harbard zaten zwijgend op gemakkelijke blauwleren stoelen die eruitzagen als of ze uit een mooie bioscoop kwamen. Harbard zat een muffin te eten en liet daarbij kruimels vallen op het tapijt, om zijn voeten.
Hoofdinspecteur Proust stond in de hoek van de kamer bij de waterkoeler en hield zijn mobiel tegen zijn oor gedrukt; hij had het, veel te hard, over een dvd-speler die ‘veel te moeilijk’ was. Belde hij soms met een winkel aan de andere kant van de wereld om zijn beklag te doen?
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Charlie.
‘We zitten op Gibbs te wachten,’ zei Sam.
De Sneeuwman onderbrak zijn telefoongesprek om te zeggen: ‘Ga hem eens even halen, inspecteur.’
Hij had het tegen haar. Die heeft ook lef. ‘Ik kan niet blijven, meneer. Ik heb even een van jullie nodig, want ik heb iets waar jullie denk ik wat aan hebben.’ Ze durfde niet om Simon te vragen. Niet waar iedereen bij was.
‘Toe maar, Waterhouse,’ zei Proust. Charlie kon hem wel zoenen. ‘Niet te lang graag, inspecteur.’
‘Ik voel me net een kind dat twee uur te vroeg van een feestje wordt geplukt door zijn moeder,’ zei Simon terwijl hij achter Charlie door de gang liep.
Ze glimlachte over haar schouder: ‘Deed jouw moeder zulke dingen?’
Geen antwoord.
‘Ja dus?’
‘Waar gaat dit eigenlijk over?’
‘Tegen de tijd dat ik dat heb uitgelegd…’
De rest van de wandeling zwegen ze. Charlie bleef staan bij verhoorkamer 3, en Simon botste tegen haar op. Ze grijnsde nadrukkelijk terwijl hij van schrik achteruit sprong door dit onverwachte lichamelijke contact.
Ze deed de deur open. Een breedgeschouderde vrouw met kort stekeltjeshaar en een gepijnigde uitdrukking op haar gezicht zat achter de tafel. Ze droeg een zwarte joggingbroek met roze strepen langs de zijkant, roze flatjes en een strak roze coltruitje waarin de vetrollen rond haar middel goed uitkwamen. ‘Dit is Pam Senior,’ zei Charlie tegen Simon. ‘Juffrouw Senior, dit is rechercheur Simon Waterhouse. Ik wil graag dat u ook aan hem vertelt wat u mij net hebt verteld.’
‘Het hele verhaal?’
‘Ja, graag.’
‘Maar… ik kan hier echt niet de hele dag blijven, ik heb mijn eigen zaak. Ik ben oppasmoeder. Ik dacht eigenlijk dat u het hem al had uitgelegd.’
Toen Charlie niet reageerde, slaakte Pam Senior een zucht en stak van wal. Gisteravond stond er ineens een vrouw bij haar op de stoep die ze niet kende. Laat: elf uur. Ze stelde zich voor als Esther Taylor en ze zei dat ze de beste vriendin was van een vrouw voor wie Pam wel eens oppaste – Sally Thorning. Ze wilde weten wat Pam met Sally had gedaan, en ze wilde Pams huis binnendringen.
‘Ze schold me uit voor leugenaar en voor weet ik wat nog meer – dat ik Sally onder een bus had geduwd, maar dat heb ik niet gedaan, ik zweer het! Sally zal haar wel hebben verteld dat ik dat heb gedaan, en nu denkt ze dat Sally ineens is verdwenen en dat ik daar wel meer van zal weten.’ Pams neusgaten trilden. Ze snoof een paar keer. ‘Dus ik dacht dat ik dat maar beter eerst aan jullie moest vertellen. Want wat zij allemaal zegt, dat is smaad, en dat is verboden, niet dan?’
‘Onder een bus?’ vroeg Simon. ‘Weet u heel zeker dat ze dat zei? Hoe kwam ze daarbij, denkt u?’
‘Sally had inderdaad een ongeluk met een bus, in Rawndesley, een paar dagen geleden. Ik was erbij, ik heb het gezien. Tenminste, ik heb het niet zien gebeuren, maar ik zag dat er allemaal mensen om iemand heen stonden, dus ging ik kijken en ik zag dat het Sally was. Ik wilde haar nog helpen, en ik heb aangeboden om met haar naar het ziekenhuis te gaan, zodat ze zich even na kon laten kijken, maar dat wilde ze niet. Ze begon te schelden en te schreeuwen, waar al die mensen bij stonden.’ Pams gezicht was rood aangelopen terwijl ze aan dat incident terugdacht. ‘We hadden eerder die dag een beetje ruzie gehad, vanwege een vergissing over een oppasafspraak, en ik geef toe dat ik toen heel kwaad op haar was, maar… wat denkt ze wel niet van me, dat ik zoiets zou doen?’
‘Dus u hebt haar niet geduwd?’ vroeg Charlie.
‘Nee, natuurlijk niet!’
‘En u hebt ook niet gezien dat iemand anders haar duwde?’
‘Nee, dat zeg ik toch? Ik ben er al de hele week van over mijn toeren. Ik begon me net weer een beetje beter te voelen – Sally had een berichtje ingesproken om te zeggen dat het haar speet, dus ik dacht, zand erover – komt die Esther Taylor mijn huis binnen stormen! Kijk dan.’ Pam stak haar hand uit zodat Simon kon zien dat die trilde. ‘Ik zit er helemaal doorheen.’
‘Vertel hem de rest eens,’ zei Charlie.
‘Nou, het lukte me om haar buiten de deur te houden, en ik sloeg hem hard dicht.’ Pam raakte haar keel aan. ‘Ze begon te gillen over Mark Bretherick en vroeg of hij soms degene was die… die Sally dood wilde. Ik durf het bijna niet hardop te zeggen, zo afschuwelijk vind ik het. Ik lees de krant, dus die naam herkende ik wel. Dat vond ik nog het allerergste.’ Ze trok een zakdoekje uit de zak van haar joggingbroek; er stond PS op geborduurd. En het was netjes gestreken, zag Charlie, en keurig opgevouwen.
‘Kent u Mark Bretherick dan?’ vroeg Simon.
‘Nee!’
‘En kende u Geraldine en Lucy Bretherick?’
‘Nee, maar ik weet wel hoe ze zijn gestorven en ik wil er helemaal niks mee te maken hebben!’
Ook raar, om dat zo te zeggen, vond Charlie. ‘Maar u zegt dus dat u er verder niets mee te maken hebt,’ zei ze. ‘En u kent de familie Bretherick ook helemaal niet. U hebt hen nooit ontmoet.’
‘Nou, die Esther Taylor, die weet duidelijk wel iets over hen, en anders Sally wel, en ik wil met geen van hen ooit nog iets te maken hebben. Ik wil niet midden in de nacht aangevallen worden als ik me absoluut van geen kwaad bewust ben!’
‘Oké,’ zei Charlie. ‘Rustig maar.’
‘Hoe zag die Esther Taylor eruit?’ vroeg Simon.
‘Ongeveer net zo groot als ik. Kort, blond haar. Een bril. Zoiets als die blonde uit When Harry Met Sally, maar dan lelijker en met een bril.’
‘Dus ze leek niet op Geraldine Bretherick? Weet u hoe die eruitzag? Hebt u haar foto in de krant gezien?’
Pam knikte. ‘Nee, deze vrouw leek totaal niet op haar.’
Charlie zag hoe Simon naar Pam keek. Waar wachtte hij op? Ze had zijn vraag toch beantwoord?
‘Maar wacht even…’ Pams zakdoekje lag strakgetrokken over haar schoot, en haar linker- en rechterhand leken in een subtiel potje touwtrekken verwikkeld. ‘O, mijn god. Sally lijkt op mevrouw Bretherick. Daar denk ik nu pas aan… Waarom vroeg u dat eigenlijk aan me? Wat is er allemaal aan de hand?’
‘Ik heb Sally’s adres en telefoonnummer nodig en ik wil dat u me zo veel mogelijk over haar vertelt,’ zei Simon. Terwijl Pam aan het woord was, zat hij te knikken en te fronsen, en hij sloeg alles op wat ze zei. Charlie maakte aantekeningen. Simon keek alleen verbaasd toen Pam vertelde dat de man van Sally Thorning, Nick, als röntgenoloog in het Culver Valley General Hospital werkte. Zodra hij alles uit haar had getrokken wat ze te melden had, liep hij de kamer uit.
Charlie liep achter hem aan en deed de deur dicht tegen alle eisen en vragen van Pam. Ze had gedacht dat ze achter Simon aan moest hollen, maar ze trof hem roerloos aan buiten de verhoorkamer. ‘Wat is er?’ vroeg ze.
‘Ik heb When Harry Met Sally geloof ik wel eens gezien. Ze zei: “Die blonde uit When Harry Met Sally”. En dat is Sally, uiteraard, want Harry is de man.’
‘Ik ken hem ook, die film. Na een hopeloze start leven ze nog lang en gelukkig,’ zei Charlie veelbetekenend.
‘Jij heet Charlie. Maar Charlie kan ook een mannennaam zijn.’
‘Simon, wat ben je in godsnaam…’
‘Ik weet weer waar ik de naam Harry Martineau van ken.’
‘De man die in het oude huis van de Oliva’s woont?’
‘Nee. Hij bestaat helemaal niet. Daarom heeft ook niemand gehoord van Angel Oliva in het Culver Valley General, het ziekenhuis waar Nick Thorning werkt.’
‘Ik kan het even helemaal niet volgen,’ zei Charlie.
‘Jones is de naam. Jones: de gewoonste naam ter wereld.’
‘Simon, nou word ik toch echt een beetje eng van je. Wie is Jones? De moordenaar? De man die Sally Thorning in dat hotel heeft ontmoet?’
‘Nee. Kom, we moeten weer terug naar de briefing.’
‘Ik heb mijn eigen werk! Ik kan Pam toch niet zomaar laten zitten…’
Simon beende de gang door. Charlie holde achter hem aan. Zoals altijd wilde ze iets van hem dat hij haar niet zomaar gaf. Het was haar zaak helemaal niet, ze had er verder niks mee te maken, maar toch moest ze weten wat hij bedoelde.
Ze waren nog onderweg toen ze Norman Grace van HTCU op hen af zagen komen. ‘Ik was naar jou op zoek,’ zei hij tegen Simon.
‘Wat heb je?’
‘Wat jij zei klopte niet…’
‘Dat kan niet.’
‘… maar toch had je gelijk.’
‘Norman, ik heb haast.’
‘De naam is Jones,’ zei Norman, en Charlie werd helemaal koud.
‘Ik weet het.’ Simon rende weg.
Nog geen dankjewel. Charlie haalde verontschuldigend haar schouders op. ‘Sorry,’ zei ze tegen Norman. ‘Hij spoort niet helemaal.’
‘Wil je tegen hem zeggen dat ik die harddisk van Bretherick nog even houd? Er is nog meer, maar het kost tijd om het in een toonbare staat te krijgen.’
Charlie knikte en wilde weglopen toen Norman haar arm aanraakte. ‘Hoe is het met jou, Charlie?’
‘Prima, zolang niemand me vraagt hoe het met me is, tenminste,’ zei ze met een glimlach.
‘Dat meen je niet. Je wilt niet echt dat het mensen niet kan schelen.’
Charlie rende de gang door, in de hoop dat ze niks had gemist, en ze vroeg zich af of Norman gelijk had. Zou ze liever hebben dat iedereen het was vergeten, van vorig jaar? Zou ze willen dat iedereen weer net zo tegen haar deed als daarvoor?
Ze trof Simon om de hoek, waar hij stond te bellen. Hij zei tegen iemand dat die naar Spilling moest komen, graag zo spoedig mogelijk. Hij gaf het adres van het bureau. Charlie had hem nog nooit zo gretig en zo dankbaar gehoord. Niet dat ze jaloers was; het was duidelijk dat hij een man aan de lijn had. Simon klonk nooit zo frank en vrij als hij met vrouwen praatte.
‘Wie was dat?’ vroeg ze toen ze weer doorliepen.
‘Jonathan Hey.’
‘Die wetenschapper, uit Cambridge? Maar… Simon, je kunt niet zomaar je eigen deskundige erbij halen zonder dat eerst met Sam kort te sluiten. En Keith Harbard dan?’
‘Harbard weet niks.’
Als hij in zo’n bui was had het geen enkele zin om hem tegen te spreken, wist Charlie. Als hij vond dat Hey zoveel beter was dan Harbard, dan had hij daar waarschijnlijk ook gelijk in. Maar dat zou Proust er niet van weerhouden om de tweede sociologieprofessor die hij op zijn bord kreeg zonder pardon of een kopje koffie terug te sturen naar Cambridge. Per kerende post.
Die arme Jonathan Hey. Wat een sufferd, om te doen wat Simon van hem vroeg.
‘“Verander weer terug”?’ Proust bekeek Gibbs vanaf de andere kant van de kamer. ‘Moet dat ons iets zeggen? Verander wat weer terug? Verander het in wat?’
‘Het wachtwoord,’ zei Gibbs. ‘Dat moet wel. Om in Amy’s Hotmail te kunnen komen moest ik het wachtwoord veranderen. Dus degene die dat account heeft geopend, moet geprobeerd hebben om met het oude wachtwoord binnen te komen, en dat mislukte.’
‘En die heeft dus ook bedacht dat jij het hebt veranderd? Hoe had hij dat dan kunnen weten?’
‘Intelligente gok. Ik heb een bericht naar Amy’s Hotmail gestuurd, dus hij wist dat ik van het bestaan wist. Hij wil ons laten zien hoe slim hij is. Kijk maar naar de naam van het nieuwe adres dat hij heeft aangemaakt, hooguit een paar minuten nadat ik op het oude adres had ingebroken: amyisweerteruguitspanje@hotmail.com. Hij wil zeker grappig doen.’
‘Of zij,’ zei Keith Harbard. ‘Gibbs heeft gelijk dat de schrijver grappig wil doen, maar dat zegt mij dat het hier om een vrouw gaat.’
‘Hebt u Oscar Wilde wel eens gelezen, professor?’ informeerde Proust.
‘Zo slim is hij nou ook weer niet,’ zei Sellers. Het klonk alsof hij het over Harbard had; Gibbs moest een lachje onderdrukken.
‘“Verander weer terug.” Hoe moeten we dat dan doen? Wij weten toch niet wat het oude wachtwoord was?’
‘Dat weet hij ook wel,’ zei Gibbs ongeduldig. ‘Het is bedoeld als dreigement, toch? Hij weet dat hij ons een onmogelijke opdracht geeft.’
Harbard knikte. ‘Dat hoort bij het spelletje. Ofwel het is bedoeld om te laten zien dat er straf volgt, doordat ze er wat psychologische kwelling in gooit – ze doet net alsof ze jullie een kans biedt, maar jullie kunnen dat oude wachtwoord natuurlijk helemaal niet weten – of ze wil u aanzetten om na te denken over wat het wachtwoord geweest zou kunnen zijn. Misschien was het wel haar naam.’
‘Dat is een goed punt,’ zei Kombothekra. ‘Bedankt, Keith. Ik ga eens contact opnemen met Hotmail.’
‘In de tussentijd moet je wel antwoorden op dit bericht,’ zei Harbard. ‘Dan voelt ze zich gevleid. Zeg maar dat je niet weet hoe je verder moet, en dat je haar hulp nodig hebt bij de opdracht die ze je heeft gegeven.’
‘Niet alleen sociologische maar ook psychologische expertise,’ mompelde Proust. ‘Twee voor de prijs van één. In tegenstelling tot u, professor, ben ik niet geïnteresseerd in de innerlijke demonen waardoor onze dader wordt geplaagd. Geef me zijn naam, zeg me waar ik hem kan vinden en dan ben ik blij. Laten we ons vooral bezighouden met informatie, niet met speculatie. We hebben de twee skeletten geidentificeerd. Dat is een mooi begin.’
‘Harry Martineau en Angel Oliva hebben nu onze hoogste prioriteit,’ zei Kombothekra tegen hem. ‘In het Culver Valley General Hospital kan niemand zich een hartchirurg herinneren die Angel Oliva heette, en uit hun archief blijkt ook dat hij daar nooit heeft gewerkt. Dus of Martineau loog, of Oliva heeft tegen Martineau gelogen.’
‘We zijn het nog aan het controleren,’ zei Sellers, ‘maar het lijkt erop dat geen enkel kind en geen enkel staflid van St Swithun iemand met de naam William Markes kent. Cordy O’Hara’s nieuwe scharrel heet Miles Parry.’
‘De nanny.’ Kombothekra knikte even naar Sellers.
‘Ja, ik heb met Amy Oliva’s voormalige nanny gesproken. Het nummer in de anonieme brief bleek te kloppen. Ze heeft niet eerder teruggebeld omdat ze op Corsica zit. Ze is op huwelijksreis, en ze komt morgenavond terug. Maar zelfs voordat ze me haar naam vertelde, herkende ik haar stem door de telefoon.’ Sellers probeerde niet al te opschepperig te klinken.
‘Hoezo, heb je die ook al op je speer gehad?’ vroeg Gibbs. Achter zijn hand, zodat alleen Sellers hem kon horen, begon hij te fluisteren: ‘Mooi, schatje, en nou opgehoepeld, je taxi is er…’
‘Corsica?’ vroeg Proust. ‘Waarom komt dat me zo bekend voor?’
‘Ze heet Michelle Jones,’ zei Sellers. ‘Ik herkende haar stem omdat ik haar heb ondervraagd toen de lichamen van Geraldine en Lucy Bretherick waren ontdekt. Toen zat ze ook al op Corsica – ik heb haar al eerder aan de telefoon gehad. Voordat ze getrouwd was heette ze namelijk Michelle Greenwood.’
‘De oppas van de Brethericks,’ zei Proust. ‘Degene die vorig jaar in de meivakantie met haar vriendje op vakantie ging.’
‘Precies,’ zei Kombothekra. ‘En ze paste ook wel eens op Amy Oliva, dus dat is nog een overeenkomst tussen de families.’
‘Helaas wist ik nog niet dat we via Culver Valley General niet verder zouden komen, dus heb ik Michelle nog niks gevraagd over meneer Oliva,’ zei Sellers. ‘Maar ik heb wel een bericht bij haar ingesproken.’
‘Hoe zit het met de bank waar mevrouw Oliva werkte?’ vroeg Proust.
‘Daar ga ik vandaag heen,’ antwoordde Kombothekra. ‘Ik hoop dat iemand daar iets kan vertellen over die Patrick.’
‘Vraag meteen naar William Markes,’ zei de Sneeuwman. ‘En naar Angel Oliva. Waarom niet? Laten we al onze namen maar flink rondstrooien, en dan kijken wat ze weten.’ Proust zou zelf helemaal niks rondstrooien, want die bleef gewoon in zijn kantoortje. Hij zei ‘we’ in plaats van ‘jullie’; dat was zijn bijdrage aan de teamspirit.
‘Ik heb de postbode van de Brethericks vanmorgen gesproken,’ zei Kombothekra. ‘Hij zegt dat hij vorige lente iemand in de tuin van Corn Mill House heeft gezien, en hij weet nog dat dat was in de tijd dat de familie in Florida zat, want Geraldine had hem verteld dat ze weg zouden gaan. Hij probeerde nog wel om te gaan kijken wat er aan de hand was, maar tegen de tijd dat hij in het gedeelte van de tuin was waar hij die persoon had gezien, was hij of zij alweer weg. En onze postbode moest zijn ronde afmaken, daarom heeft hij niet verder gekeken. Toen de Brethericks weer terug waren heeft hij Geraldine verteld dat hij iemand had gezien. Toen keek ze een beetje verbaasd, maar ze zei dat er niks bijzonders was gebeurd – geen inbraak of zo. Maar nu wordt het interessant. Ik vroeg hem of hij verder nog iets had opgemerkt, iets ongebruikelijks, terwijl de Brethericks in Florida zaten. Eerst zei hij van niet, maar toen ik aandrong dat hij daar echt goed over na moest denken, herinnerde hij zich toch iets: een rode Alfa Romeo, die onder aan de laan geparkeerd stond, buiten het hek van Corn Mill House. Hij zei dat hij die auto ten minste drie keer heeft gezien tijdens de afwezigheid van de Brethericks.’
‘Wat een slimmerik, onze postbode,’ zei Gibbs. ‘Heeft hij dan helemaal geen verband gelegd tussen die auto en de man die hij heeft gezien?’
‘Nee,’ zei Kombothekra. ‘Op de dag dat hij de moordenaar heeft gezien, stond die auto er namelijk niet.’
‘Misschien heeft onze man toen wel de benenwagen genomen.’
‘Niet man, maar persoon,’ herinnerde Harbard hem. ‘Al het bewijs wijst immers op een vrouw.’
Gibbs keek hem pissig aan. Hij had zijn punt gemaakt, waarom bleef hij er dan steeds op hameren? En over wat voor bewijs had hij het trouwens? Gibbs was prima in staat om een mannenmisdaad te herkennen.
‘Dus Encarna en Amy Oliva zijn vermoord en begraven terwijl de Brethericks in Florida waren,’ concludeerde Proust.
‘Nee, toen zijn ze begraven,’ zei Kombothekra. ‘We weten niet wanneer ze zijn vermoord, maar het was in elk geval na vrijdag 19 mei vorig jaar. Dat was Amy’s laatste dag op school en Encarna’s laatste dag op het werk. Geen van beiden heeft iets tegen klasgenoten of collega’s gezegd over weggaan. De plotselinge verhuizing naar Spanje, zonder aankondiging vooraf, kwam voor iedereen als een verrassing.’ Kombothekra fronste.
‘De directrice van St Swithun is pas naderhand per e-mail op de hoogte gesteld,’ zei Sellers. ‘Kennelijk heeft Encarna Oliva zich verontschuldigd voor het feit dat ze het niet eerder hadden verteld, en ze had een cheque voor de rest van het schooljaar bijgesloten.’
Proust maakte ontevreden geluiden. ‘Wanneer zijn de Brethericks precies naar Florida gevlogen?’ vroeg hij bozig.
‘Op zondag 21 mei vorig jaar,’ zei Kombothekra.
‘Goed dan, inspecteur. Encarna en Amy Oliva zijn dus ergens tussen de avond van vrijdag 19 mei en zondag 4 juni vermoord. Toen kwamen de Brethericks immers terug uit Florida. Als je dan toch zo graag wilt muggenziften.’
Kombothekra keek hem aan alsof hij nu toch eindelijk eens voor zichzelf op zou komen. ‘Mark Bretherick vertelde de waarheid,’ zei hij. ‘Hij heeft veertien dagen gewerkt bij High Magnetic Field Laboratory in Tallahassee. Ik vind dat we hem vrij moeten laten, ook al wil hij nog graag blijven om me in te peperen dat ik het allemaal zo verkeerd zie.’
‘Dat advocatenkantoor dat Geraldine toen heeft gebeld om te vragen naar een advocaat die de scheiding en de voogdij zou kunnen regelen,’ zei Sellers. ‘En als dat Geraldine helemaal niet was? Het kon toch ook een andere vrouw zijn geweest die haar echte naam niet wilde geven.’
De deur ging met een klap open en Simon Waterhouse kwam binnen met Charlie Zailer in zijn kielzog. ‘Hebben we de volledige lijst van het uilenuitje al gekregen van St Swithun?’ vroeg hij.
Gibbs kneep zijn ogen dicht. Shit. De e-mail van Barbara Fitzgerald. Hij was zo geschrokken van de e-mail van Amy Oliva dat hij die hele lijst was vergeten. ‘Hij zit in mijn e-mail,’ zei hij. ‘Maar ik heb nog geen tijd gehad om hem uit te printen.’
‘Stond er een Jones op die lijst?’
‘Michelle Greenwood heet nu Jones,’ zei Sellers tegen Waterhouse. ‘Lucy Brethericks oppas – die is pas getrouwd. Ze heeft ook voor de Oliva’s gewerkt.’
Waterhouse lachte en sloeg met een vlakke hand tegen de muur. ‘Natuurlijk,’ zei hij.
‘Ik tel tot vijf, Waterhouse…’ begon de Sneeuwman.
‘Geen tijd, meneer. We moeten Sally Thorning zien te vinden.’
‘Wie?’
‘En Esther Taylor.’ Hij draaide zich om naar Charlie. ‘Kan jij dat doen?’
‘Dat lijkt me niet, want ik heb geen idee waar ik moet zoeken.’
‘Ik wel,’ zei Waterhouse. ‘Pam Senior zei dat Taylor heeft gedreigd om naar de politie te gaan, toch? Ze is hier. Misschien is ze nog niet verder gekomen dan de receptie, maar ze is nu hier. Op het bureau.’