Op een dag

We zitten op een stapel planken die nooit meer Max’ dvd-kast gaat worden, met onze rug tegen de muur. De zon begint op krachten te komen en geeft al een halfuur alles wat hij heeft. Hier uit de wind met een jas aan is het best te doen. “Je had gelijk,” zegt Max. “Het is een kutkast.”

“ Zelfs het I told you so-lied is niet voldoende voor de zelfingenomenheid die ik nu voel,” grijns ik. En ik heb het vaak gezongen, het I told you so-lied. Als ik een weddenschap won over de natuurlijke haarkleur van Elvis (blond, echt waar), voor hoeveel procent je hersenen uit water bestaan (tachtig), of als ik wel wist waar we naartoe moesten in een stad waar Max de weg al lang kwijt was. I told you so, told you so, told you told you told you so.

Vandaag hebben we om de feiten heen gedraaid, zoals we dat zo graag doen. We hebben ontbeten, met Junior de musical van voor naar achteren doorgenomen (hij straalt nog altijd alsof hij een bouwlamp ingeslikt heeft en vroeg of Broadway ver weg is), de fotoreportage bekeken die Erik Van Sky Radio rondgemaild heeft, de krant gelezen, rare programma’s gekeken op Discovery, de bijlagen van de krant gelezen, gelachen om de ingezonden brieven en het echt laatste nieuws gelezen op internet. Maatmangate beheerst nog altijd het nieuws, maar media beginnen zichzelf en elkaar te herhalen.

Danser: “Ik ben Freeks grote liefde

Huwelijk Maatman al jaren farce

Van Rijn: “Maatman alle geloofwaardigheid kwijt

Ik bekijk het met een onwennige afstand, alsof ik op reis ben geweest en nu weer door de kranten blader, verbaasd over de onbenullige dingen waarover men zich in de tussentijd in Nederland druk gemaakt heeft.

Gisteravond hebben we trouwens niet om de feiten heen gedraaid. Het was zoals Jeroen had gefantaseerd dat het zou zijn. Los, vrij en schaamteloos.

“Dat wat je laatst zei, hè,” zeg ik. Ik pulk aan een schroef die Max niet goed in de plank gekregen heeft. Omdat het hout niet zaagvallend was, of zoiets.

“Ja?” zegt Max.

Ik wou dat ik rookte, dan kon ik nu uitgebreid een sigaret opsteken. Het pakje uit mijn jaszak halen, er een sigaret uit schudden, dan heel lang zoeken naar mijn aansteker, die binnen zou blijken te liggen. En als ik dan eindelijk de sigaret aan zou steken en de eerste nicotine en teer naar binnen zoog, zouden de woorden me als vanzelf te binnen schieten, in de juiste volgorde, als een vloeiende monoloog. Want ik zoek woorden. Om me aan vast te klampen tijdens deze vrije val naar het echte leven.

“Over dat praten. Daar had je gelijk in.”

“Ja,” zegt Max. Hij kijkt naar Junior en een shovel die druk bezig is om zand te verplaatsen; het moet een kasteel worden, denk ik. Op een zandbergje links van ons doen een paar grassprieten dapper hun best voor een tuinachtig gevoel.

“Ik heb niet goed opgelet,” zegt hij dan.

“Maar ik heb ook niet opgelet,” zeg ik haastig, gretig, bijna.

“Nee, serieus. Ik was te veel met mezelf bezig. Ik dacht dat je er gewoon even in moest komen, dat het allemaal wel goed kwam. Ik vond het hier zo leuk dat het er bij mij niet in ging dat je het niet leuk zou kunnen vinden.”

“Ja, maar ik was nog véél meer met mezelf bezig,” spring ik erbovenop. “Als er iemand veel met zichzelf bezig was, dan was ik het wel. Ik was echt verreweg het meeste met mezelf bezig. Als ik niet zoveel met mezelf bezig was geweest, had ik in de gaten gehad dat jij niet in de gaten had hoe ik me voelde.”

Max strekt zijn benen en zucht. “We moeten dit écht beter doen,” zegt hij.

“Ja,” zeg ik.

Ik wou dat ik rookte.

Op een dag zit je op een stapel planken op een zandvlakte die ooit je tuin zou kunnen worden en kijkje naar niks. Je uitzicht is namelijk niks: zand, een bouwkeet in de verte en in de linkerhoek een hijskraan. Je dacht dat je wist hoe het zat, alleen zat het een beetje anders. Er is van alles wat je wilt zeggen, maar je weet niet waar je moet beginnen. Je hebt spijt van zoveel dingen dat je beloftes wilt doen waarvan je helemaal niet weet of je ze waar kunt maken; je zou je onmiddellijk aanmelden voor het lenteklaar maken van de schooltuintjes, als er nu een formulier voorbij zou komen. En sommige dingen die door je hoofd zweven zijn zo klef dat je bang bent dat Max ervan in de lach schiet. Je hebt geen idee hoe het moet en hoe het allemaal verder moet. Maar wat je wel weet is dat je nu hier wilt zitten, in de zon, naast Max. Met uitzicht op Junior, die zingend zand verplaatst.

Ik open mijn mond en besluit om maar te zien wat eruit komt, want wie weet verras ik mezelf met een prachtige speech of een gedicht misschien, als de buurdeur opengaat. Marcel komt eruit in een trui van een Amerikaanse fantasie-universiteit, over zijn schouder draagt hij een theedoek.

“Goedemiddag,” lacht hij breed, alsof hij geen geschreeuw gehoord heeft en geen Jeroen gezien heeft. Een man naar mijn hart.

“Hallo,” lachen wij terug.

“Hé, kijk daar, de grote ster!” Marcel zwaait naar Junior, die stralend terugzwaait. Dan haalt hij een sigaret achter zijn oor vandaan en steekt hem op. Hij wel. “Wat een avond, hè. Een geweldig succes, als je het mij vraagt. Het werd even spannend toen Bickel het op z’n heupen kreeg, maar dat heeft Junior werkelijk fantastisch opgepakt.” Hij steekt zijn duim op naar Junior, die een nieuwe lading zand leegt op zijn bouwplaats.

“Die jongen had nooit de hoofdrol moeten krijgen,” zegt Max. “Hij stierf zowat van de zenuwen.”

Marcel knikt en blaast een witte wolk voor zich uit. “Het wordt tijd dat Charlotte weer aan het werk gaat.”

“Maar ze is toch toegewijd supermoeder?” Ik ga rechtop zitten op mijn planken. “Zonder haar stort alles toch in?”

“Ach…” grijnst Marcel.

“Nou…” zucht Max.

“Ze was iets in de pr bij een cosmeticamerk,” vertelt Marcel, “maar daar liep ze helemaal in vast. Vorig jaar kreeg ze een gierende burn-out.”

“Goh,” zeg ik.

“Volgens haar baas gaf ze neurotisch een nieuwe dimensie, zei Ellen.”

Max schiet in de lach, Marcel neemt een nieuwe trek.

“Ik dacht dat jij haar zo leuk vond?” draai ik me naar Max toe. “Wat zei je ook alweer – zo’n sympathieke vrouw?” Ik kan het niet nalaten om een ontzettend slechte imitatie van zijn stem te doen. Daar ga je dan met je volwassen pretenties.

“Na weken schoolmusical word je er wel moe van,” lacht hij. Een beetje verontschuldigend, geloof ik.

Marcel trapt zijn peuk uit in het zand waar misschien ooit een terras komt, of een grasveldje, of een bloemenperk. “Ik moet weer naar binnen, het eten is bijna klaar.” De zon trekt weg, het wordt meteen een stuk kouder. “Hé,” zegt hij dan. “Waarom eten jullie niet mee? Ik heb weer véél te veel gemaakt. Een pastatje met huisgemaakte pesto vooraf en daarna lamsrack met courgettekoekjes. Kunnen we lekker napraten.”

“Ja, gezellig!” zeg ik. “Toch, schat?”

Ik noem Max nooit schat. Ja, af en toe voor de grap, als we vadertje en moedertje spelen. Max kijkt me verbaasd aan, maar lacht dan met een blik van verstandhouding die ik lang niet meer heb gezien.

“Oh,” kijkt Marcel op zijn horloge, “ik moet nu de courgettekoekjes uit de oven halen.” Hij haast zich naar zijn keukendeur.

“We komen er zo aan,” roep ik hem na.

Eten bij de buren, wie had dat gedacht.

“Ik kan toch op z’n minst mijn best doen,” grijns ik naar Max.

Zonder de zon is het opeens weer winter. Ik ril en rits mijn jas dicht. Max trekt me tegen zich aan, onze winterjassen kraken. Geluk is zand onder je voeten en een man die naar je lacht.

“Had je dan gedacht dat alles altijd zo bleef als het was?” vraagt hij.

“Dat hoopte ik wel,” zeg ik en kruip nog wat dichter tegen Max aan, mijn hoofd beweegt mee in het ritme van zijn ademhaling. Het wordt nu snel donker, Junior kijkt verstoord op van de gracht die hij aan het graven is.

“We hoeven hier niet te blijven,” zegt Max.

“We zien het wel,” zeg ik omhoog, zijn haar kriebelt op mijn gezicht.

Op het moment dat Max me kust, voel ik de eerste druppels op mijn hoofd.

EOF