Je handen in de lucht, alsof het je niks kan schelen
Ooit werd hier gebeden, maar nu is de missionarishouding en de vraag of God een dj is het enige waar deze kerkgangers aan denken. Het gerucht gaat dat dit de nieuwe Mecca is. Nou gaat dat gerucht al jaren over nieuwe tenten – sinds de Mecca is afgebrand, om precies te zijn – maar dit zou misschien wel eens in de buurt kunnen komen. In wat ooit de preekstoel was staat Dave D te draaien, pompend en beukend en onweerstaanbaar. Max was altijd dol op Dave D toen hij nog resident-dj in de Mecca was. Heidi heeft voor iedereen kaarten geregeld en ik heb Max gesmeekt om mee te gaan, om het weer eens samen te beleven, desnoods for old times’ sake, maar Max kreeg de Endemol-vader langs met een maquette voor de schoolmusical. De maquettefase is belangrijk, zo vertelde hij me, omdat er dan nog optimalisaties doorgevoerd kunnen worden voor ze ermee de vloer op gaan. Dat zei hij echt, voor ze ermee de vloer op gaan. Iedereen die er altijd was is er en iedereen vraagt naar Max. Maar hoe meer ik drink, hoe minder ik het hoor en de halve pil helpt om me te laten koeioneren door de bazige beat, die beukt, beukt, beukt in het ritme van mijn hartslag, alsof Dave D zijn hand aan mijn pols houdt. Het is vol, de muren zweten en iedereen gooit de handen in de lucht alsof het ze niks kan schelen en ik ook, want daar vraagt Dave D om. En als Dave het vraagt, dan doe je dat.
“Dit is smout!” roept Louise en ik moet haar gelijk geven; het is een onwijs smout nummer. We gooien onze handen omhoog naar een schommel in de vorm van een wierookvat waarop een zangeres zingt over faith en devotion en op het altaar doen twee dansers een act met olie en crucifixen. Ik schud mijn haar los en laat de muziek in al mijn ledematen kruipen, want ik wil dansen.
“Doll!”
Dansen.
“Dóóóll! ”
Een bekende stem. Als ik mijn hoofd naar het snerpende geluid draai, kijk ik midden in het ronduit indrukwekkende gezicht van – nee! – Miss Sunshine, de meest flamboyante portier die het nachtleven ooit gekend heeft, of in ieder geval mijn nachtleven. Ze draagt een loeistrakke glitterjurk en heeft vleugels op haar rug gebonden. Ik gil: “Aaaaaah!” want dat lijkt me wel toepasselijk en Miss Sunshine omhelst me in glitters en foundation en een walm Gaultier.
“Baby!” Ze houdt me van zich af en neemt me geconcentreerd in zich op. Dan lacht ze weer breed en stort zich nog een keer op me, in al haar glorie. “How are you?” gilt ze in mijn nek. Haar omhelzing voelt zacht en zo fijn dat ik wil wonen in haar armen. Ze wil me weer loslaten, maar ik klamp me vast aan haar warmte, blij dat er armen zijn in deze wereld.
“Het gaat fantastisch,” glimlach ik. Armen zijn liefde. Wauw, ik voel me goed.
“Waar is die man van je?” Ze wrikt zich voorzichtig van me los.
“Oh, die is thuis, beetje moe,” zeg ik, met haar armen nog steeds in mijn hoofd.
“Je ziet er goed uit, doll. Nog exactly the same, bitch. Hahaa!”
“Dank je,” glimlach ik. Ik pak haar handen en al mijn aandacht klampt zich vast aan haar gezicht. Miss Sunshine. Er zijn wat meer rimpels, maar die krijgen geen schijn van kans onder haar make-up. Haar wimpers zijn lila en zo lang dat ze een schaduw slaan tot onder haar neus en boven haar ogen gaat blauw over in groen over in paars over in goud. Wauw. “Jij bent ook prachtig,” zeg ik, want ik meen het. Oogschaduw is emotie die je uit kunt smeren.
“En je bent vast ook nog steeds zo happy. De meeste mensen mesden een beetje rond, maar dat van jullie was anders, dat zag je gewoon. Die dedication.”
“Ja,” zucht ik.
“Ik mis het,” zucht Miss Sunshine mee. “I mean, ik doe nu party consultancy en ik MC hier en daar en dat is best leuk, maar ik zou er alles voor geven om weer bij de deur te staan. Those were the days, hè.”
Ik knik. De halve pil van Suus blies een ballon van onbezorgde vrolijkheid en liefde en lichtheid in me op, maar die begint nu leeg te lopen, met een flodderig scheetgeluid. Miss Sunshine die de deur openduwde, iedere keer in een spectaculairdere outfit, naar een bad vol belofte waar we vol overgave indoken. Max eerst, dan ik. Het donker van de gang, de muziek die steeds dichterbij kwam, verwachtingsvolle gezichten bij de garderobe. Een avond lang onder water, in een wereld die zoveel mooier en spannender en verslavender was dan alles wat ik daarvoor kende.
“Ik vond die live art stuff ‘die hij deed altijd zo cool. Music is art, art is music, zeiden ze toch altijd?”
Ja, Max en zijn academievrienden die twee keer per maand live een nieuwe schildering maakten op de wand achter de dansvloer, geïnspireerd door wat er gedraaid werd. Met zijn haar nog langer en een T-shirt vol vlekken maakte hij abstracte interpretaties van Olav Basoski, Kerri Chandler of Limelife, groot en wild. Die kwast stond hem afschuwelijk sexy. Geloof me, de kwast is een buitengewoon onderschat verleidingsinstrument. Af en toe kwam ik naar hem toe voor een kus en wat aandacht, vaak liet hij dan per ongeluk een streep achter op mijn wang of mijn voorhoofd. Trots liet ik dat de hele avond zitten, mijn brandmerk van zijn liefde.
We staan nog steeds hand in hand tegenover elkaar op de dansvloer, Miss Sunshine en ik, maar onze gedachten lopen het balkon op, van waaraf we naar de deinende massa kijken die zich overgeleverd heeft aan Dave D, met een smal gezicht en nog al zijn haar. Hij gooit zijn armen in de lucht en iedereen volgt hem, want als Dave je vraagt om je handen in de lucht te gooien, dan doe je dat. Max staat naast me, zijn ogen glanzen.
Dan zucht Miss Sunshine zich van het balkon af en laat haar handen uit de mijne glijden. “Oké, gotta go, doll. Duty calls.” Ze knikt naar een man een paar meter verderop, of een vrouw, dat is me niet helemaal duidelijk. “Lots of love voor Max.” Ze omhelst me nog een keer en kust me met haar parelmoeren lippen. “See ya, schat!” Nog een kus op mijn andere wang en dan danst ze weg, haar vleugels dansen achter haar aan. Ik staar haar na tot ze verdwijnt in de massa en een arm om mijn schouder me aan het schrikken maakt.
“Homie! Nu al moe?” Heidi’s ogen stralen wodka en haar grijns is zo breed dat het vast pijn doet. Ik moet vrij sneu kijken, want haar grijns smelt weg tot iets serieus, wat haar voor geen meter staat. “Oké, luister. Max zit in die zandbak, maar jij bent hier.” Ze pakt mijn hand en knijpt er zo hard in dat ze mijn knokkels tegen elkaar aan perst. “Als hij geen plezier maakt, moet jij het ook maar voor hem doen. Dat is je recht, als vrouw in deze maatschappij, weet je.”
Ze neemt mijn handen in haar handen met een blik als Oprah die een gast vertelt dat ze zich nu écht niet meer moet laten slaan door haar man, omdat ze er ook mag zijn, als mens, zegt ‘Pak dat recht’ en danst dan de muziek achterna, mijn linkerhand nog in de hare. Gedwee laat ik me achter haar aan trekken, zoek met mijn vrije hand in mijn zak naar de rest van mijn geslaagde avond, slik hem door en dans mee, heel ijverig. Heidi zwaait met haar haar en haar armen en schuurt tegen een jongen die niet op David lijkt, Louise doet smout, Suus hupt monotoon op haar retrosneakers en glimlacht verliefd naar Farid of de paal naast hem en Farid danst alsof hij in een videoclip zit. Ik dans hardnekkig door en doe heel erg mijn best om me weer te laten bekruipen door de beats van Dave D. Werkdansen is dit, zo fanatiek dansen dat je inspanning uiteindelijk wel beloond móét worden. En ja, na een minuut of twintig begint de nacht inderdaad aan mijn armen en benen te trekken, klaar om de controle over te nemen. Ik sluit mijn ogen en voel hoe het licht en de vrolijkheid langzaam weer in me opgeblazen wordt. Come together as one, draait Dave. Ja, together. As one. Dit kan ik uren doen, dit kan ik mijn hele leven blijven doen. Gehoorzamen aan Dave, omringd door zóveel vrienden die allemaal hetzelfde willen. Kleuren waaieren achter mijn oogleden als een hypnotiserende vj-show en ik beweeg vloeiend met ze mee. Als ik na een minuut of vijf mijn ogen weer opendoe, heeft de nacht meer pixels gekregen. Het valt me opeens op hoe mooi de mensen zijn. Iedereen is prachtig op zijn eigen manier. Zo ontroerend, al die gezichten, uitgelaten of juist in zichzelf gekeerd, allemaal overgeleverd aan Dave D. Ik zie dingen die ik eerder niet zag, mijn oog is werkelijk vlijmscherp.
Ja.
Dit is waarom we leven. Om te genieten, zo intens mogelijk en zo vaak als we kunnen, hard en vol overgave en bandeloos, als het moet. Omdat we dat aan het leven verplicht zijn. Omdat je het gewoon niet kunt maken om dat niet te doen. Sorry, nacht, dat ik je links heb laten liggen. Dat ik niet genoeg naar je geluisterd heb.
Tussen een zee van deinende gezichten zie ik opeens iets bekends, een dierbare vriend. Ik zwaai en spring, hij ziet me en lacht breed, zwaait terug en loopt met open armen naar me toe, door de dansende menigte. Wat geweldig om hem hier te zien. Juist hij, juist hier.
“George!”
George klemt zich om me heen, warm en jong. Zijn haar glijdt over mijn gezicht, het ruikt naar amandelen en geluk.
“Hoe is het met je?” vraagt hij. “Als mens, bedoel ik? Want je bent een mooi mens, weet je.”
Ik knik, want hij is ook een mooi mens, met zijn kunstobjecten en zijn ideeën over de zin van alles.
“Dansen?”
Ik lach ja, of eigenlijk deed ik dat nog steeds, want ik kan niet stoppen met lachen. Ik denk dat ik morgen nog lach en volgende week ook, want hoe meer er te lachen is, hoe minder ruimte er over is voor die prop die zich af en toe opdringt in mijn keel. Max is nu druk in gesprek met de Endemol-vader, of hij is in slaap gevallen op de bank, terwijl The Big Lebowski doorspeelt.
Dansen.
Ja.
George begint alvast, vanzelfsprekend soepel zoals je doet als je begin twintig bent. Hij springt op zijn tenen, doet dan iets cools met zijn armen en grijpt mijn hand. Ik voel hoe zijn energie mijn arm instroomt, een injectie van warmte. Armen zijn communicatie. Mijn schouder begint te tintelen en dan te bewegen, mijn benen doen mee, mijn billen ook, en dan weet ik niet meer of het mijn hoofd is of dat van George, zijn haar of het mijne. We dansen als één mens, één met Dave D.
“Dansen,” zegt George. Hij draagt geen gele Speedo, maar wel een bijzonder T-shirt, met cavia en een koptelefoon.
“Party nights and neon lights,” zeg ik. “We hit the floors, we hit the heights.” George knikt en doet iets ontzettend streets met zijn hoofd, of het mijne, ik weer het niet precies. “One, two, three, rap!” roep ik. Sommige dingen blijken ongemerkt in je geheugen gebeiteld te zijn.
George lacht en ik lach, zo hard dat mijn wangen pijn beginnen te doen, tot ik Jeroen zie door een dik waas van vrolijkheid. Hij leunt tegen een pilaar en kijkt naar me alsof ik iets doe dat helemaal niet de bedoeling is. Zoals hij daar staat ziet hij er helemaal niet uit als ultraman die zijn testosteronoverschot ergens kwijt moet, maar lijkt hij eerder verloren in de drukte. Ik vind hem zielig, hij moet ook vrolijk zijn en lachen en meedelen in deze energie, want er is genoeg voor iedereen. George laat ik van me afglijden, die vloeiend overgaat in iets breakdancerigs. En ik waad naar Jeroen toe.
“Kom dansen!” roep ik.
“Nee, ik dans niet,” zegt Jeroen.
“Jawel!” roep ik.
“Nee, echt niet,” zegt Jeroen. “Ik kan niet dansen.”
“Natuurlijk kun je dansen.”
“Nee, ik kan echt niet dansen.”
“Echt wel.”
“Echt niet.”
“Kom op.”
“Nee-hee.” Een flauw glimlachje, dat er maar matig gemeend uitziet.
“Jawel, kom op,” probeer ik het nog een keer, nu wat volhardender. Ik pak hem stevig vast aan zijn overhemd en trek hem de dansvloer op, naar de rest. Heidi danst ondertussen alsof ze op een blok staat, Louise danst nog smouter, Suus hupt nog altijd monotoon op haar retrosneakers waar regenbogen uit tevoorschijn komen en Farid is in een danswedstrijd met George verwikkeld geraakt. Jeroen staat stil en kijkt besluiteloos omlaag naar de krioelende wereld beneden hem, maar dat kan natuurlijk niet, dus ik pak zijn handen en laat ze met me mee dansen, slinger ze vrolijk heen en weer, net zo lang tot Jeroen meedanst, hoppend en schokkend.
“Ik zei toch dat ik niet kan dansen,” zegt hij.
Dat is waar, maar dat maakt niks uit. Want het gaat erom dat we hier together zijn, as one.
“Ik help je wel,” zeg ik. Ik voel zoveel warmte voor Jeroen en het universum. Mijn handen geven een ritme aan dat Jeroen probeert te volgen, maar na een paar danspasjes staat hij weer stil tegenover me, onze handen tegen elkaar geplakt. Ik grijns nog steeds van oor tot oor, maar Jeroen heeft dezelfde goh-blik als laatst. Zijn ogen klemmen zich vast aan de mijne, kijken naar me alsof ze me beter zien dan ooit en zijn handen voeren hun eigen gesprek met mijn zintuigen, die onbeschermd aan de oppervlakte liggen. Aan zijn blik van verstandhouding is niet te ontkomen.
“Ik ben hier,” zeggen zijn handen.
“Max is er niet,” zeggen de mijne.
Ja, dichtbij, steeds dichterbij. Ik voel de warmte van zijn lichaam, twintig centimeter verwijderd van een omhelzing die ik allang voel. Zijn borst, stevig en gloeiend, de spieren van zijn armen in mijn nek.
“Ik ben niet zoals je denkt, niet alleen maar. Ik ben meer dan je denkt.”
Hij ruikt naar shampoo en beslapen lakens. Zijn handen plakken nog steeds tegen de mijne aan, maar ik voel ze over mijn schouderbladen glijden, langs mijn rug, een wijsvinger over mijn ruggenwervel. Een siddering rent omlaag.
“Als ik een connectie voel met iemand, is er geen redden meer aan. Dan wil ik haar helemaal, meteen. Wij samen tegen de rest van de wereld, genoeg hebben aan elkaar. Begrijp je?”
Ik begrijp hem, ik begrijp hem zó goed.
Zijn handen zijn groot, tegenover me en tegelijkertijd over mijn billen, tillen mijn jurk op. De rits doet er niet toe, hij kan overal bij, mijn buik, mijn borsten, weer mijn rug. Mijn lichaam schreeuwt naar zijn lange lijf, mijn handen willen zich vastgrijpen aan zijn haar.
“Ik kan me helemaal in iemand verliezen,” gooien zijn ogen er een schepje bovenop, alsof ik nog weerstand overhad. Zijn lippen zijn centimeters van me verwijderd maar ik voel ze, zachter dan ik had gedacht. Zijn tong duwt mijn lippen zelfverzekerd uit elkaar, dringt mijn mond binnen voor iets wat me doet verkrampen van hebzucht en net als ik gek dreig te worden, stopt hij. Ik probeer mijn adem onder controle te krijgen en til dan mijn hoofd naar hem op om het nog een keer te voelen, maar dan echt. Jeroen bukt zich naar me toe, elektriciteitsdeeltjes beuken tegen mijn lippen en onze ogen zijn naakt, maar dan begint iemand zich ermee te bemoeien – ik schijn het zelf te zijn – en fluistert me niet mis te verstane dingen in.
“Ik moet gaan,” mompel ik en loop weg als Assepoester met allebei haar schoenen nog aan. Het zijn de eerste woorden die ik zeg sinds we stopten met dansen, maar mijn kaken zijn stijf alsof ik uren achtereen gepraat heb. Jeroen kijkt me na, zijn handen nog in de lucht.
Door mezelf word ik naar huis gedirigeerd. In de taxi kom ik langzaam tot rust en denk ik aan armen, vrede en konijnen. Liefde is alles, liefde is iedereen. Thuis kijk ik naar Max, diep in slaap en verstild tevreden, zoals alleen Max dat kan.