De symptomen van nachthonger
De symptomen van nachthonger zijn:
∗
1. Het te vaak raadplegen van uitagenda’s en partyguides voor meldingen van nieuwe, onmisbare bars, kroegen, clubs, te openen galeries, absintkelders, dinner concepts, dj-clashes en cross-musical experiences.
2. Permanente onrust, gepaard gaand met tappende voeten, getik van nagels of een andere zenuwtrek naar keuze.
3. De meest zinloze excuses aangrijpen om de stad in te gaan, van de opening van een envelop tot de verjaardag van Zijne Koninklijke Hoogheid William, prins van Wales en ridder in de Orde van de Kousenband.
4. Mensen die geen last hebben van nachthonger oud en saai vinden.
5. Bang zijn om oud en saai te worden.
6. Je voor de zoveelste keer afvragen waar in godsnaam toch die geheime tent is waar iedereen het over heeft, waar je alleen binnenkomt als je iemand kent die je het wachtwoord kan geven en overwegen om een willekeurig iemand in een hip T-shirt fysiek te bedreigen, omdat je brandt van nieuwsgierigheid.
7. Naar bed gaan en denken aan mensen die nu met een drankje in hun hand aan een bar staan van een tent waar jij nog niet geweest bent en met glazen klinken en met hun hoofd knikken op de maat van de muziek en kijken naar alle andere mensen die ook onbetwist de leukste avond van hun leven hebben, even smalend denken aan iedereen die zo dom is om thuis in zijn bed te gaan liggen, een grote slok nemen en zich dan joelend in het dansvloergeweld storten. 8. Bij alles denken: daar moet op gedronken worden.
∗
Net als bij de voedselvariant wordt de nachthonger pas gestild als je hem geeft waarom hij vraagt. Tot die tijd is hij altijd aanwezig; eerst zachtjes knagend, maar naarmate hij langer genegeerd wordt bijtender en uiteindelijk overstemt hij al je andere gedachten. Het beste wat je dan maar kunt doen is naar bed gaan.
Ik lig dus in bed, met een volle buik van de gewokte runderreepjes met spitskool en een salade van blablabla die Max vanavond gekookt heeft en staar naar de bladzijden van Presidential Affairs. Naast me ligt Max te slapen, verstild tevreden, zoals alleen Max dat kan. Zijn haar waaiert over zijn kussen en iets vrolijks speelt met zijn mondhoeken; hij droomt waarschijnlijk over zijn kast, die alle andere kasten overbodig zal maken. Ik zie nog steeds vrij weinig gebeuren, maar volgens Max zijn er vanavond grote resultaten geboekt en is het nu slechts een kwestie van dagen. Iedere dag doe ik weer mijn best om zonder te vloeken om de stapel planken heen te lopen – rustig, blijf rustig – maar hoe groot mijn ergerreservoir is, weet ik niet precies. Op de doos die mijn nachtkastje geworden is, zoemt mijn telefoon.
IN CANDY BAR, HADDEN DORST. WAAR JIJ? KOM JE OOK? X
Jeroen, ik gooi zijn bericht meteen weg. Volgens oud familie-gebruik doe ik al een paar dagen alsof ik niks zie, in dit geval het enige zinnige dat ik kan bedenken. En voor de zekerheid bewaak ik mijn intieme cirkel nauwlettend. Tot nu toe werkt het vrij aardig; mijn lichaam heeft nog maar af en toe plotselinge aanvallen van hitsigheid en ik geloof dat de fantasieën ook afnemen (vreemd: kantoren hebben nooit zo tot mijn verbeelding gesproken, maar ik betrapte mezelf vaker dan ik zou willen tegen een muur, op mijn bureau of over de vergaderzitzakken). Een moment van zwakte. Moet kunnen, ik ben ook maar een mens, nietwaar, en iedereen heeft wel eens behoefte aan wat entertainment van de geest, maar op een gegeven moment moet het ook weer afgelopen zijn. En als je niets doet, gaat het meeste vanzelf wel over.
Presidential Affairs vertelt mij dat Bill Clintons leven feitelijk een aaneenschakeling van plotselinge aanvallen van hitsigheid is. Hij had regelmatig last van ‘bimbo eruptions’, momenten waarop hij opeens ontzettende behoefte kreeg aan een sloerie; het liefst een paar tegelijkertijd en zo blond mogelijk, waarbij hij dan graag –
Oké.
Op tv is het niet veel vrolijker; een treinongeluk in Duitsland ziet eruit als een opengereten blik witte bonen in tomatensaus en in de rest van het late nieuws woedt de burgeroorlog waarvan niemand nog iets begrijpt onverstoorbaar door, zodat het doorwoeden het enige is dat men nog begrijpt, of eigenlijk ook niet meer. Verder blijken meer Chinese kinderen ziek te zijn van giftige stoffen in badschuim dan aangenomen werd.
Teletekst vertelt me dat de prijs van koeienvoer gestegen is en dat Kate Taylor haar pols gebroken heeft door een dronken val van een bar tijdens een nachtje doorzakken met een presentator die bekendstaat als grootverbruiker.
Via het late avondpraatprogramma waarvoor ik ook ooit nog eens heb gesolliciteerd beland ik bij Den Haag Vandaag, met een samenvatting van het debat over de baardenmotie van de Partij van de Waarheid. Maatman is al een paar dagen bezig met zijn pleidooi voor het verbieden van baarden langer dan vijf centimeter, want baarden in deze categorie zijn volgens hem zodanig gelaatbedekkend dat ze niet bevorderlijk zijn voor de nationale veiligheid. Bovendien zouden ze niet aansluiten bij de Nederlandse ideeën over heldere communicatie en hygiëne, waarmee hij direct weggeeft dat het hem om alles behalve die baarden gaat. Dolgelukkig met alle ballen voor open doel voelt echter geen kamerlid de behoefte om hem daarover door te zagen, waardoor het debat al snel verzandt in het nationaal kampioenschap onelinerslingeren.
Jan Wolfs van het CDA wil graag opmerken dat de baard een fundamenteel recht is van de man, dat symbool voor ontdekken, voor wereldsheid. Hoe hadden Jan, Piert, Joris en Corneel anders te Kaap’ren moeten varen?
Gerbrand van Rijn van de PVDA kon zich enerzijds baarden-voorwaarden voorstellen in specifieke situaties, zoals in het openbaar vervoer en publieke functies binnen de gemeentelijke diensten, maar had anderzijds toch moeite met de inperking van een stukje persoonlijke uitingsvrijheid.
Mat Bronkhorst van de VVD voelde mee met Maatman, maar vond zijn oplossing wel wat radicaal; hij zou liever wat meer aandacht voor scheermesjes zien, omdat daarmee het initiatief bij de burger wordt gelegd.
Gierend van de lach lig ik de rest van de uitzending uit. Kamerleden met scoordrang zijn zo grappig dat ze het zelf helemaal niet in de gaten hebben – en zó makkelijk op de kast te krijgen. Misschien moeten we een thema-uitzending doen over de PVDW, zodat iedereen zich bij ons aan tafel tegelijkertijd druk kan maken.
Ik zap verder, langs webcambabes (Deze hete conciërge wil graag bij jou komen schoonmaken! ), een documentaire over pool-plankton en stuit dan op een herhaling van een herhaling van een herhaling van The Cosby Show. De Huxtables! Ik ga er eens goed voor liggen en doe alsof ik thuis ben. Denise en Vanessa vechten om een enorme paarse trui. Ze gillen en duwen, maar niet hard genoeg om elkaar echt pijn te doen en kleine Rudy zit buiten aan de deur te luisteren. Het leek me geweldig om te vechten om een trui, en dan het liefst om een lelijke paarse. Franks legertruien wilde ik niet aan en ik voelde niet de geringste aandrang om mama te lijf te gaan om een van haar bloemenbloezen. Na nog wat zusterlijk geduw komen Cliff & Clair to the rescue, Cliff in een klassieke Cosby-trui en Clair in een roze ensemble. Ik grijns naar het beeldscherm en geniet van het pluizig warme gevoel dat me bekruipt.
Oh, Cliff! Oh, Clair!
In werkelijkheid woonde ik dan misschien achttien jaar lang op de Akkerlaan 32, maar in gedachten woonde ik een aantal seizoenen lang in een brownstone in Brooklyn en was de familie Huxtable mijn fantasiefamilie. Het was zo leuk en warm en gezellig in dat huis met de voordeur waardoor je meteen in de woonkamer viel en de keuken waar iedereen steeds dingen uit de koelkast pakte dat ik er nog best bij paste, vond ik. Cliff zou mij liefdevol mopperend aan mijn huiswerk zetten en met me praten over rare verboden in Florida; dat je niet in badpak op straat mag zitten, bijvoorbeeld. En Clair zou tussen haar powervrouwbezigheden door grote truien met mij kopen waarvan we de mouwen opstroopten en pastelkleurige overalls met ceintuurtjes. En dan praatten we over Stevie Wonder en Martin Luther King, want in Cosby-land was ik ook zwart, wat helemaal niet raar stond bij mijn rode haar. Oh, Cliff, oh, Clair! Het is veel te lang geleden.
Cliff en Clair beëindigen de ruzie met een liefdevol strafje en een moralistische grol. Cliff doet zijn dramatische oh-ik-heb-het-zo-zwaar-met-al-deze-vrouwen-hier-act, Clair doet roze in haar bloezende blouse en dan gaan ze weer verder met samen de gezellige familie uithangen, samen en onverbeterlijk blij met elkaar. Na de aftiteling rook ons huis altijd nog sterker naar droogbloemen.
Met een pluizige Cosby-buik stap ik uit bed en sluip Juniors kamer in. Hij ligt heel stil te slapen, lief en klein, zoals alleen Junior dat kan. Met zijn ogen dicht lijkt hij even zorgeloos, alsof er geen Bickels, Semmen en Storms zijn. Ik hoop dat hij droomt over dansende ijstaarten en niet over dress rehearsals en zangcoaches. Beer de beer ligt naast hem en staart naar het plafond, stoïcijns als een bodyguard. Beer weet het ook zo net nog niet met de nieuwe school, ik zie het. Hij weet het zo net nog niet met de Bickels en Semmen en hun huisgeknutselde traktaties en kindersushi. Cliff zou het ook zo net nog niet weten. Hij zou zonder scheldwoorden zijn hart luchten bij de Bickels en Semmen en Storms en hun ouders, Junior een speech geven over respect en brothers en being proud en daarna gaan scatten bij een jazzplaat.
Ja, misschien moet ik dat doen. Of misschien zie ik dingen die er niet zijn, zoals Max laatst zei; hij vond dat ik mijn ideeën over het Verenigd Verbond Van Ouders projecteerde op hun kinderen, of zoiets Psychologie Magazine-achtigs.
“Geef hem even,” zei hij, “laat het hem in zijn eigen tempo doen.”
Misschien. Ik weet niet meer altijd wat ik weet.
Ik kus Junior voorzichtig op zijn zachte wang en loop terug naar de slaapkamer. Max heeft zich omgedraaid, zijn armen liggen slap over elkaar en de schaduw maakt zijn wimpers nog langer. Max heeft idioot lange wimpers voor een man. Ik doe de tv uit en pak mijn boek, maar na een paar alinea’s leg ik het weg en doe mijn lampje uit. In het donker staar ik naar het plafond, waar niks gebeurt. Geen schaduw van voorbijrijdende auto’s, geen licht van Pizza Pino en de Shoarmakoning, geen laatste tram. Alleen een donkergrijs vlak, met een nog donkergrijzer vlak van de openstaande deur.
Iedereen staat nu met een drankje in de hand in de Candy Bar en klinkt met glazen en knikt op de maat van de muziek en kijkt naar alle andere mensen die ook onbetwist de leukste avond van hun leven hebben, denkt dan even smalend aan mensen die zo dom zijn om thuis in hun bed te gaan liggen, neemt een grote slok en stort zich dan joelend in het dansvloergeweld. Behalve Jeroen, want die danst niet.
Oooh, man.
Ik verveel me.
Na nog vijf minuten plafondstudie geef ik het op en stap uit bed. Zachtjes loop ik de trap af richting Wii en Mario. In de woonkamer loop ik op de tast naar de lamp bij de bank, want Max heeft het grote licht nog niet aan de praat gekregen. Op de plek waar de kast in wording ongeveer moet liggen buig ik af naar links, maar niet genoeg, mijn voet knalt tegen iets hards en dan verlies ik alle controle over mijn bewegingen en vlieg door de donkere lucht, maaiend met mijn armen, wat er waarschijnlijk belachelijk uitziet, maar niemand ziet het, zelfs ik niet. Gerecycled kerkbankenhout is hard als je het niet aan ziet komen. Tientallen scheldwoorden stuiteren door mijn hoofd, maar ik slik ze door, om niemand wakker te maken.