Witte en rode rozen

“Denk je dat we iets te eten moeten doen aan het eind? Schnitzels bijvoorbeeld, met koffie?”

“Schnitzels met koffie?”

“Dat is heel normaal, om een uur of twaalf. Dat niet iedereen met honger naar huis gaat.”

“Echt waar?”

Schnitzels met koffie vind ik sowieso geen aantrekkelijk concept, maar om twaalf uur ‘s-nachts helemaal niet.

“Ja, ik denk dat we het moeten doen. Als je goed begint, moet je ook goed eindigen.”

Buiten is het zo donker dat er geen zand te zien is. Max en Marcel staan gebogen over de planken met een stapel printjes in hun hand, Junior ligt te slapen met Beer de beer naast zich en ik maak mezelf met een laptop op schoot wijs dat ik aan het werk ben, omdat anders mijn gedachten in het wilde weg rond gaan rennen. En iedereen weet wat er dan gebeurt. Met mijn nagels klamp ik me vast aan wat ik ken, bang om meegesleurd te worden met een lawine van radeloosheid. Ik werk, ik zorg voor Junior, speel met hem op de Wii en bak de prachtigste vissticks, want de puinhoop in mijn hoofd is niet zijn probleem. Maar steeds brokkelt er iets weg. Eerder vanavond ben ik in slaap gevallen op de bank en droomde over oorlog en achtervolgingen en machinegeweren. Ik val de laatste tijd vaak in slaap op de bank.

“Ik heb trouwens de corsages uitgezocht. Een combinatie van witte en rode rozen, dat staat voor eeuwige liefde. Mooi, hè?”

“Prachtig,” zeg ik.

“Wel kunstbloemen natuurlijk, want echte gaan zo hangen aan het einde van de dag. Ze lijken net echt. Oh ja, en ik wou je nog even vragen wat je van garnalen vindt.” Ze praat snel, geagiteerd. De spanning loopt op, zoals altijd als iets op het punt staat te gebeuren, zoals een vakantie, een nieuw tuinseizoen of een verjaardag.

“Ik vind het vrolijke dieren met leuke pootjes,” zeg ik. Want wat moet ik vinden over garnalen? Dat ze niet zo goed zijn voor je cholesterol? Dat het een beetje overdreven is dat ze met meer dan tweeduizend soorten zijn?

“Maar denk je dat mensen ze lekker vinden? Misschien kan ik toch beter haringhapjes doen.”

Ze moet nu in de fase zijn dat ze aan de lak van haar prachtig verzorgde nagels gaat peuteren. De nagels die ze altijd met handschoenen beschermt als ze in de tuin gaat werken, of iets schoonmaakt.

Max legt twee planken op zijn kant, waar Marcel iets tussen schroeft. Ze kijken serieus. Opperste concentratie. Net vertelden Marcel en Max iets grappigs over Ellen, waarvan de clou langs me heen gleed. Op het moment waarvan ik het idee had dat van me verwacht werd dat ik moest lachen, lachte ik schaapachtig en net te lang. Het moet er belachelijk uit hebben gezien.

“Wat doen jullie trouwens aan?” vraagt mama.

“Oh, ik heb iets heel leuks van latex gevonden en Junior wil per se zijn clownspak aan.”

Het rent mijn mond uit, ik kon het niet binnenhouden. Max knikt met zijn hoofd naar nog een plank, die Marcel aan de onderkant schroeft. Hij schroeft met de plechtigheid van iemand die weet dat hij voor een doorbraak gaat zorgen.

“Echt waar?” Ik hoor de paniek in haar stem. Arme mama.

“Mam, het komt allemaal goed,” zeg ik met het laatste restje kalmte dat ik nog heb. “Echt.”

“Denk je?” vraagt ze.

Max en Marcel hijsen hun planken omhoog en op de plek waar ooit de kast moet staan die alle andere kasten het nakijken geeft, staat iets wat onmiskenbaar een raamwerk is. Ze kijken tevreden en knikken.