Mijn kater heeft te veel geldingsdrang
Slapen was een wat te ambitieus idee, vonden mijn lichaam, mijn geest en een energieveld waar ik in bleek te zitten. Ik heb gestaard naar Max, naar de bijzondere grijstonen op het plafond, geluisterd naar de stilte en mijn kaken gingen hun eigen malende gang. Toen de wekker zei dat het 05.27 was ben ik naar beneden geslopen en kwamen de Wii en ik in een heerlijke flow met de Luma’s. Ik stikte van de power stars, danste op het plafond en het haar van princess Rosalina zat geweldig. En dan de douche. De sensatie van die druppels op mijn huid en hun fascinerende regelmaat. En zo mooi, met die schitteringen erop. Ik stond daar, genoot van de warmte en dacht zonder weemoed aan de douche in ons oude huis, die steeds zachter miezerde naarmate de dag vorderde.
En nu zit ik aan een gedekte tafel, mijn haar in een natte staart, mijn gezicht frisgepoetst, mijn wimpers bemascaraad, in kleren die ruiken naar de lentefrisse wasverzachter waar Max zo dol op is. Het is grijs buiten, maar toch glijdt er een zonnige glans naar binnen, die onze keuken verandert in de set van een cornflakecommercial. Op tafel staan boterhammen en afbakcroissants die ik in een kastje vond en sinaasappelsap en kaas en jam en Koen de Ridder-hagelslag. Max en Junior keken verbaasd toen ze de keuken binnenliepen, want wij dekken nooit de tafel. Wij smeren iets aan het aanrecht of gooien iets in een schaaltje en eten het op terwijl we naar het ochtendnieuws kijken, gymtassen inpakken en laptopsnoeren zoeken. Junior hupt opgewonden op zijn stoel en zet zijn tandjes in een croissant. Mijn kaken maken al uren kauwbewegingen, maar ik moet niet aan eten denken. Max ook niet, want hij heeft geen tijd voor mijn tafel. Hij moet nog snel zijn ontwerp langs brengen bij een vader die virtuoos timmeraar blijkt te zijn, of zoiets, voordat hij bij een Heel Belangrijke Klant van MAX Design moet zijn.
“Diwt is wéúk, mawma,” zegt Junior met volle mond.
Ik knik, aai hem over zijn zachte haar en kijk hoe Max de deur uit loopt. Hij kan mooi lopen, vind ik, ritmisch en ontspannen, in zijn eigen onverstoorbare tempo. Ik zwaai hem na, maar hij zwaait niet terug, zijn hoofd al bij scharniersystemen van ridderkastelen.
∗
Na het ontbijt gaat Junior met Eva naar school in de bakfiets van Monique, zodat het Verenigd Verbond Van Ouders me bespaard blijft. Onderweg naar de tramhalte zwaai ik naar de bouwvakkers in het zand, die niet fluiten, maar verbaasd terugzwaaien.
“Coole pata’s, mevrouw!” roept een meisje dat me tegemoet fietst. Ze moet een jaar of veertien zijn en draagt een jas die ik ook op het oog had.
Ik lach tegen de wind in. Wanneer kinderen die technisch gezien van jou hadden kunnen zijn je complimenteren met je schoenen, is er officieel geen generatiekloof meer.
∗
Als ik de redactie op loop, begint het energieveld me in de steek te laten. Het kost moeite om de aan-knop van mijn computer in te drukken en het licht van mijn bureaulamp doet pijn aan mijn ogen. Op de wc blijf ik veel te lang zitten, simpelweg omdat het me niet lukt om op te staan. Ik staar naar de deur die zo grijs is als mijn hoofd en luister naar de hakken die het toilet binnen komen takken.
“Ik vind dat die broekje écht goed staat, hoor,” zegt een stem. Het meisje van het actualiteitenprogramma voor pubers, Claudia, geloof ik. Een lippenstift klikt open.
“Maar ik ben aangekomen,” zegt een andere stem. Jennifer, de presentatrice.
“Nééé, écht niet!”
“Eén komma twee kilo,” zegt Jennifer met een stem alsof ze zojuist gehoord heeft dat de complete koninklijke familie ontvoerd is.
“Daar zie je niks van, hoor.”
“Jawel, kijk nou.”
Een mep op een bil, een korte stilte. De lippenstift klikt weer dicht.
“Weet je wat schijnt te helpen?” zegt Claudia dan. “Watten-schijfjes eten. Die zwellen op in je maag en dan heb je helemaal geen honger meer.”
Een neus wordt gesnoten, een kraan loopt, hakken takken weer weg. Tegen mijn verhemelte maakt een nest caviaatjes het zich gemakkelijk en mijn hoofd wint met de seconde gewicht.
“Maar hoe krijg je die wattenschijfjes naar binnen dan?” hoor ik Jennifer nog zeggen op de gang, voordat de deur haar van me afsnijdt. “In stukjes, ofzo?”
Ik moet nu echt opstaan en de dingen doen die ik hoor te doen, maar ik geef mezelf nog een paar seconden op de toilet-bril, die steeds warmer wordt. Het grijs in mijn hoofd begint langzaam contouren te krijgen. Ik zie George en Jeroen, een dansende massa, handen. Ik zie hoe ik me mee laat slepen en een opgewonden schaamte bekruipt me; ik zou het willen terugspoelen en dan wissen om het gevoel van de handen te vergeten. Verdomde realiteit. Handen zijn communicatie. Ja, en ik ben een scooter.
Ik haal diep adem, sleur mezelf van het toilet af en doe mijn broek dicht met handen die opeens trillen. Zonder de soft focus van vanochtend is de dag niet best. Ik weet dat het niet zal helpen, maar houd mijn polsen toch onder de koude kraan en probeer ondertussen niet te veel naar mezelf te kijken. Ik ben even niet zo goed voor mijn zelfbeeld.
∗
In de vergaderruimte doet Jeroen een hèè-hè-zucht alsof hij er al uren zit, maar het kan niet anders dan dat hij net uit zijn Landrover gestapt is, nadat hij tien minuten heeft zitten sms’en om er zeker van te zijn dat hij modieus laat is. Hij heeft zich weer helemaal hervonden in zijn Jeroenheid en legt, om dat te onderstrepen, zijn laarzen op tafel. Hij ziet er opmerkelijk fris uit, alsof hij dit al jaren doet zonder een centje pijn. Wat waarschijnlijk ook zo is.
“Ging de trekschuit niet meer vanuit Nieuwburg?” brult Bram.
Mijn kater heeft te veel geldingsdrang om iets gevats terug te kunnen zeggen. In plaats daarvan ga ik zo ver mogelijk bij Jeroen vandaan zitten, open mijn notitieblok en hoop dat de dag me een beetje met rust laat.
“Gaat het wel goed met je?” vraagt Louise, fris en glad en walgelijk tweeëntwintig.
Er waren tijden dat een nacht- en een dagleven prima te combineren waren. Op woensdag naar Groove Hysteria in de Mecca en op donderdag gewoon werken was geen probleem. Ik kwam de dag door op napret en een traytje Red Buil. Maar nu verkeer ik in de tijdelijke verstandsverbijstering dat ik nooit meer drank of drugs wil, sterker – dat ik nooit meer uit wil. En mijn collega’s zien er ook niet uit alsof ze denken dat deze dag een uitspatting van energie en plezier gaat zijn.
“Goed. Die fuckers van RTL vreten dus nog steeds aan onze kijkcijfers met hun namaakprogramma. Fucking zender vol fucking namaakprogramma’s. Rob mag bidden dat ik hem niet een keer voor de fucking wielen krijg. Met z’n fucking fopzender.”
“Fuck man,” zegt Heidi.
Fuck man, inderdaad. Die donkergrijze wallen staan haar eigenlijk best goed. Hangover chic.
“De komende weken gaan dus om één ding: winnen, winnen, winnen,” dendert Bram verder.
“Dat zijn drie dingen,” zegt Heidi.
Bram snuift voor de vorm wat bozig en richt zich dan weer op het gezelschap. “We zullen die fuckers eens laten zien wie hier de baas is. Oké. Als jullie dachten dat wat we deden hard en snel was, weten jullie niet wat fucking hard en snel is.”
Hij kijkt verwilderd de tafel rond en haalt zijn neus op. Opgejaagd praat hij verder over hard en fuck en dat dit geen werk is, maar een passie en een manier van leven bovendien en ik probeer scherp te zijn, maar mijn gedachten zijn als Gran Turismo zonder stuurtje. Ze zwabberen alle kanten op en knallen tegen bomen en huisjes aan, als ik niet oplet.
“hallo?”
Kijk, daar heb je het al, een keiharde crash tegen een muur. Bram kijkt me vol verwachting aan.
“Nou? Ik heb jou niet zomaar op de Partij van de Waarheid gezet, hè. Dat bij elkaar geraapte zooitje zet binnen no time heel Nederland op z’n kop, daar moet iets niet kloppen, daar moet iets los te peuteren zijn. En zeker bij Maatman, die geeft al staatsgeheimen prijs als hij je behabandje ziet. Kom op, gooi die charmes in de strijd.”
Ik wil antwoorden dat het vandaag qua charmes wat lastig wordt, maar mijn stem blijft hangen achter een halve cavia. Gadverdamme. En jezus, wat warm is het hier.
“Heb jij al iets?” wijst Bram naar Heidi, die als een bezetene op haar kauwgom kauwt. “Hoe heet die ene ook alweer die vorig jaar op het Boekenbal met bier begon te gooien? Of desnoods iets met Hells Angels, ofzo?”
“Bijna rond,” zegt Heidi. Ik weet zeker dat Heidi nog niks heeft, maar dat ze net op tijd een schrijver of beroepsboze columnist op weet te lieren tegen Grunberg, of desnoods Jeroen. Alles voor de kijkcijfers. Man, wat is het warm. Ik schuif mijn mouwen omhoog en probeer mezelf koelte toe te blazen, waardoor mijn mond nog droger wordt. Water, en veel daarvan, straks.
“Mooi,” zegt Jeroen, “het moet iets Bukowski-achtigs worden.”
Iedereen kijkt hem verdwaasd aan.
“De Amerikaanse schrijver,” zegt hij, zijn handen praten mee. Ik wil zijn handen niet zien, die grote, zachte dingen die ik uitgenodigd heb op plekken die ik ze helemaal niet had willen laten ontdekken. Als ik weer eens vrouwen hoorde die achter hem in de rij hadden gestaan bij een kassa en zich tegen hem aan wilden duwen of fantaseerden dat hij ze op de boodschappen-band zou smijten, moest ik lachen. Maar nu kan ik meer begrip opbrengen voor de soapsterretjes en stagiaires dan ik dacht. Want als je die mix van onversneden testosteron en bijna kinderlijke oprechtheid (voor dat moment dan) dicht bij je gelaten hebt, denk je net iets te vaak aan zijn handen op plekken die te weinig aangeraakt worden, op een leegte die ze met gemak kunnen vullen en die binnen de kortste keren over zal lopen van verlangen, niet naar geknuffel en voorspelgedoe, maar naar rauwe toestanden op wat dan ook in de buurt voorhanden is. En dan misschien dat voorspelgedoe daarna.
Jezus, die hitte. Ben ik de enige die daar last van heeft?
“Bukowski zoop iedere dag alsof het zijn laatste was en verscheen eens dronken in een talkshow, waarin hij een schrijfster vroeg om haar rok op te tillen omdat dat echt de enige manier was waarop hij kon zien of ze goed was, schold vervolgens de talkshowhost uit voor fucking son of a fucking bitch asshole, zette een fles wijn aan zijn mond en liep met veel lawaai weg. Iedereen had het erover en vijfendertig jaar later wordt het nog steeds bekeken op YouTube. Zoiets hebben we nodig.”
Bram knikt enthousiast. “Jaa, wat een held. De dames waren dol op hem, hij had blijkbaar iets dierlijks onweerstaanbaars.”
“Daar hoef jij het niet zo warm van te krijgen,” grijnst Jeroen naar me, Heidi lacht als een kaketoe. Ik doe alsof ik niks heb gehoord, maar wil verdwijnen, of anders van mijn stoel afglijden en in foetushouding onder de tafel kruipen en dromen over bloemenvelden, maar er moeten nog miljoenen ontzettend belangrijke dingen besproken worden die ik niet kan bijbenen, zoveel moeite heb ik om mijn hoofd rechtop te houden. Bram is voornamelijk alleen aan het woord, afgewisseld door Louise en Jeroen. Ze praten en praten en op de momenten dat ik mijn blik scherp gesteld krijg, zie ik dat Farid steeds wegzakt en dan weer wakker schrikt, Suus naar het tafelblad kijkt en Heidi wazig naar Suus kijkt die naar het tafelblad kijkt.
“Oké. Aan het werk!” brult Bram na twintig tergende minuten.
Blij met de gedachte aan een paar minuten stilte slof ik naar mijn bureau. Ik drink in één teug een flesje Spa Blauw leeg dat ik onder een stapel papier vond en staar daarna een heel halfuur naar mijn beeldscherm, met ruis voor mijn ogen en een mond zo droog dat zelfs de babycavia’s het er niet uithouden. Omdat ik bang ben dat ik anders op mijn toetsenbord in slaap val en een uur later met blokjes in mijn voorhoofd wakker zal schrikken van een fuck bulderende Bram, sleep ik mezelf naar het koffieapparaat. Normaal gesproken probeer ik het zo veel mogelijk te mijden, want het vocht dat hieruit komt is een verre echo van wat koffie zou kunnen zijn, maar het gerucht gaat dat er toch caféïne in zit en dat heb ik dringend, heel dringend nodig. Natuurlijk vergeet ik een bekertje te plaatsen en loopt de dubbele espresso het afvoerbakje in. PLAATS BEKER, knippert het apparaat I told you so-erig, PLAATS BEKER.
Ja ja.
Ik plaats beker en selecteer espresso, dubbel, extra sterk. Kom maar op, apparaat, knock me down. Het resultaat is heet en heel erg vies, maar ik nip dapper door, want ik moet er hierna nog vijf drinken. Halverwege mijn caféïneafmatting hoor ik hakken van laarzen achter me, neergezet met de lome regelmaat van lange benen.
Tak.
Tak.
Tak.
Tak.
Oké. Ik ben druk met mijn koffie en even ontzettend een moment voor mezelf aan het hebben.
“Hallo.” Zijn stem streelt door mijn haar.
Goed. Laten we dit voor eens en voor altijd rechtzetten. De spanning doorbreken en ervoor zorgen dat we dit achter ons kunnen laten.
“Ja, gisteren.” Met een ruk draai ik me om, zo snel dat ik schrik van de abruptheid waarmee ik oog in oog met hem sta. Of eigenlijk oog in oog met zijn overhemd, want zijn hoofd is nog een eindje omhoog. Au. “Die pil van Suus, had jij er ook een? Ik dus wel en, nou ja, het was die pil. Ik was het niet. Ik bedoel, ik was er zelf natuurlijk ook wel, want anders had ik nou niet zo’n hoofdpijn gehad, maar die pil deed het. Met die handen, enzo.” Het wordt warm achter mijn oren, razendsnel breidt de warmte zich uit naar mijn wangen en mijn voorhoofd. Dat kan er ook nog wel bij. “Het was die pil. Want handen zijn best rare dingen, vind je niet? Met die vingers eraan, enzo? En al die botjes erin? Maar goed, gisteren. Ik bedoel…nou ja, ik bedoelde het dus niet.”
Ik probeer mijn kokende hoofd te bedwingen met keiharde ratio, want waarom zou ik me ongemakkelijk voelen, dat hij weet dat de jojo een wapen was op de Filippijnen doet niets af aan het feit dat hij de notoirste vrouwengrabbelaar is sinds Ruud Lubbers, hij gebruikt stagiaires als voorgerecht en modellen als servet, verachtelijk, slecht, et cetera. En Max, laten we Max vooral niet vergeten. Als ik dit voor de derde keer in mezelf herhaal voel ik de hitte langzaam achter mijn oren wegzakken.
“Zevenentwintig botten,” zegt Jeroen. Hij pakt mijn vrije hand, een stekende tinteling schiet mijn arm binnen. Zonder uitnodiging, zonder genade. “Twaalf in de vingers. En de wijsvinger is de meest gevoelige vinger, wist je dat?” Langzaam glijdt zijn wijsvinger over mijn handpalm en laat een gloeiend spoor achter. Iets kouds glijdt tegelijkertijd over mijn rug, ik probeer het eraf te schudden. “De wijsvinger staat voor emotie en intensiteit. Maar ook voor tot je nemen, genieten. Wat je voelt, gaat naar je hersenen. Rechtstreeks, zonder filter. Je wijsvinger liegt nooit, omdat hij dat simpelweg niet kan.”
Jeroen kijkt weer met die goh-blik, alsof hij me nu pas echt ziet, onbeschaamd en uitgebreid. Zijn ogen glanzen, een glimlach duwt zijn mondhoeken omhoog, maar dan ziet hij iets over mijn schouders en laat mijn hand los, die zich verbluft omlaag laat vallen.
“Dus dat heeft Maatman toen gedaan,” zegt hij, weer met zijn werkhoofd.
“Homie!” slaat Heidi op mijn schouder. “Hé,” knikt ze naar Jeroen en zet haar beker onder het apparaat.
“Dat is toch wel gek,” zeg ik, ondraaglijk stijf.
“Ja, wat je zegt. Nou, succes ermee,” zegt Jeroen en hij maakt zich uit de voeten.
Tak.
Tak.
Tak.
Tak.
Heidi pakt haar beker en kijkt me dan betekenisvol aan.
“Het is waar, hè?” zegt ze.
“Wat?”
“Nou ja, wat ze zeggen,” lacht ze besmuikt naar haar koffie. “Qua uithoudingsvermogen, enzo.”
Dit wil ik helemaal niet weten.
“Ik wil alleen maar zeggen dat het geen raar idee is.”
“Ik weet niet waar je het over hebt,” zeg ik.
“Kom op, Noor.” Ze rukt haar blik uit het onderonsje met haar beker en kijkt me aan, weer met die serieuze blik. Hij staat haar niet. “Kijk nou naar jezelf. Waar ben je mee bezig? En Max?”
“Met een dvd-kast,” zeg ik. “En de schoolmusical.” Ik giet de laatste slok naar binnen, ril van afschuw en zet mijn beker onder het apparaat voor een volgende ronde. De tintel is bijna uit mijn arm verdwenen. Het was de pil, die handen gisteren. En dat gevoel net, dat was het na-effect.
“Wat ik eigenlijk bedoel: in tijden van verwarring kan een beetje afleiding nooit kwaad,” zegt ze, weer met die Oprah-blik. “Om de dingen weer in perspectief te zien, en zo.”
“Jezus, wij zijn jou niet,” snauw ik net niet. Vroeger nam ik relaties net zo weinig serieus als Heidi en deed alsof vrije liefde gaaf was. Want in de Mecca was het hele jaar één grote summer of love en hé, we hadden plezier. Maar met Max gleed ik automatisch in een vanzelfsprekende exclusiviteitsafspraak, die werkte zonder dat we erover hoefden te praten. Heidi’s aanpak is de afgelopen tien jaar echter weinig veranderd. Liefde moet leuk zijn en als het niet meer leuk is, maakt ze er gewoon zo’n puinhoop van dat de hoofdman uiteindelijk vanzelf het veld ruimt en ze de bijman promoveert tot hoofdman. Zo ritst ze vriendje aan vriendje. En gezien haar regelmatige geschuur van de laatste tijd tegen jongens aan die David niet zijn, maakt David het niet lang meer.
“Ik bedoel alleen maar dat je niet zo verkrampt moet doen,” zegt ze. “Relax, doe niet zo moeilijk.” Ze geeft een stootje tegen mijn arm, waarschijnlijk plagerig bedoeld, maar het doet pijn. Alles doet pijn. Dan veert ze weg op haar roze Rucanors, haar ongewassen haar danst achter haar aan.
Ik straf mezelf met nog één koffie en sleep mezelf dan naar mijn bureau, waar ik zie dat ik een gesprek gemist heb. Gapend bel ik de voicemail.
U – heeft – één – nog – niet – beluisterd – bericht – en – uw – hersenen – zijn – geperforeerd. Vond – u – dat – nou – echt – nodig?
“Hallo! Hallo? Oh, dit is je voicemail. Heb je al naar mijn uitnodiging kunnen kijken? Ik dacht, ik bel even, want ik had nog niks van je gehoord. Je zult wel druk zijn, werk je niet te hard? Maar goed, ik vond het zelf wel mooi, met dat gedicht erin. Dat hangt al zo lang op de wc dat het echt een beetje bij ons is gaan horen, vind je niet? En ik wilde het ook nog even hebben over de centerpieces. En nog wat andere dingen. Nou, ik hoop jullie snel weer te zien. Groetjes van je moeder.”
Kies-één-om-direct-terug-te-bellen. Kies-twee-om-te-wissen. Kies-drie-om-te-bewaren.
Ik kies twee, zoveel opgewektheid is te veel voor vandaag. Het moet de comedown zijn. En de kater. Katers stoppen vaak een prop in mijn keel die er niet meer uit gaat, behalve met een grootse en meeslepende jankpartij. Ik probeer het wel eens, in de hoop dat ik me daarna weer fris en fruitig voel, maar meestal blijft het hangen in soapachtig drooggesnotter. Huilen is echt niet makkelijk.
Ik kijk om me heen, naar de foto’s van bijzondere gasten aan de muur en een oude tekening van Junior op de archiefkast. Max, Junior en ik staan in onze oude huiskamer, door het raam is nog net het uithangbord van de Shoarmakoning te zien. Junior heeft zich in detail uitgeleefd op de tv en de Wii, waarop we veel Smarty Pants speelden. We lachen breed en houden elkaars handen vast. Beer de beer zit op de bank en ziet dat het goed is.
Het is de kater, het is de comedown. Morgen is alles weer normaal.