Sudderplaten, spiraalsnijders en bedruipspuiten

Max staat vandaag al langer in de keuken dan ik gedaan heb sinds we hier wonen. Vanochtend is hij met Junior de hele stad door gereden om alle ingrediënten te verzamelen, want in het winkelcentrum van Nieuwburg hebben ze geen citroengras, verse kappertjes en ongezouten melkerijboter. En nu mag ik hem niet storen. Aanvankelijk schuifelde hij onrustig door de keuken, bezig met te veel dingen tegelijkertijd, maar na een uur of twee leek hij zijn draai te vinden. Er vielen minder dingen op de grond, er werd bijna niet meer gevloekt en het begon goed te ruiken. De definitieve doorbraak was de jalapefio­koriander­mayonaise om kwart voor twee; sindsdien loopt hij als een overtuigde kooknerd door de keuken. En af en aan naar Marcel, voor stoompannen, staafmixers, sudderplaten, spiraalsnijders en bedruipspuiten. De gaten in de keuken zijn inmiddels gevuld met inbouwapparaten, die bijzonder goed van pas blijken te komen. Schaaltje na schaaltje wordt gevuld met een voltooid gerecht of onderdeel daarvan, een theedoek hangt nonchalant over zijn schouder en af en toe wordt er zelfs een liedje gefloten. Marcel staat nu naast hem, om hem te assisteren bij het frituren van de tempura. Want het frituren van tempura is niet eenvoudig, zo blijkt.

Ik dribbel door de woonkamer, nerveuzer dan ik dacht, leg messen nog wat rechter, maak een playlist met eetmuziek op de Apple en steek kaarsen in de kandelaar.

“Hal-lóóó!”

De stem van Jan-Willem, klokslag zeven uur.

“Hal-lóóóó!”

En Ellen.

Natuurlijk zijn Jan-Willem en Ellen op tijd. Jan-Willem is artsenbezoeker en Ellen is naast chef Schooltuintjes accountmanager bij een kopieergigant, weet ik me te herinneren uit de briefing van Max, en het is hun baan om op tijd te zijn. Als wij nog jongleren met boterhammen, bekijk ik hoe zij keurig op schema van hun parkeerplaats af draaien.

Ik hoor Max “Welkom! Welkom!” roepen, daarna zoenen – links, rechts, links – en Marcel iets zeggen over tempura. Ik haal diep adem, loop naar de keuken, zoen – links, rechts, links – neem een fles wijn in ontvangst, ontkurk een fles prosecco, schenk de glazen vol zoals ik denk dat een gastvrouw dat doet en praat over de boekentoptien, spinnen in afvoerputjes, de HEMA die nu toch echt in het winkelcentrum zal gaan komen en Marnix en Marijke van nummer 18. Jan-Willem heeft zijn artsenbezoekpak verwisseld voor een jeans en een ruitjesoverhemd, Ellens jurk is niet bijzonder vriendelijk voor haar zwangerschapsrestanten. Als ik de tweede fles opentrek, komt Monique binnen – “Hal-lóóó!” – met Eva aan de hand, die meteen naar boven rent. Monique trekt haar colbert uit, neemt een glas prosecco van me aan en klokt het gulzig leeg. Ik schenk nog maar eens bij, vraag hoe haar dag bij Achmea was, geef mijn geheugen een complimentje, vertel over De Dag in 30 en maak grapjes over de berg zand in onze tuin. Bij de derde fles komen David en Heidi – “Hal-lóóó!” – binnen. Links, rechts, links.

“Homie!” roept Heidi.

“Homie!” gil ik en laat me knuffelen als een verloren dochter. Ze ziet er kleurrijk uit, zoals altijd, in een strakke jurk met puppyprint en sneakers uit een goed jaar. David draagt een baggy broek en een ingewikkeld T-shirt.

“Jezus, wat een eind voor een zandbak vol bakfietsen,” knipoogt Heidi.

Ik probeer in mijn hoofd een grapje over jodelen en zandbergen, maar mijn hersenen vinden het te flauw om uit te spreken. “Ach, dat valt toch best mee?” zeg ik daarom maar en geef een glas aan. “Maar even met lijn 32.”

David trekt een wenkbrauw op, neemt een kritische slok en meteen daarna een enthousiaste. Heidi drinkt haar glas leeg alsof ze zojuist Parijs-Dakar heeft hardgelopen. Dan slaat ze haar arm om me heen, geeft me nog een zoen op mijn wang en lacht: “Zo, daar zijn we dan. De stad mist jullie, hoor.”

Ik slik wat weg, laat me lachend tegen haar aan trekken en stel dan Centrum aan Nieuwburg voor – hallo, hallo. Ik vertel Centrum dat Nieuwburg vertegenwoordigt en dingen met kopieerapparaten doet en vertel Nieuwburg dat Centrum een collega is bij De Dag in 30 en spijkerbroeken importeert. Hele dure, die gewassen worden in machines met rubberen ballen en daarna onder handen worden genomen door een apparaat met staalborstels, zodat ze eruitzien alsof ze al jaren bij je in de kast liggen. En als je wilt, wordt er een custom made gat voor je in gemaakt, op een plaats naar keuze. Voor bijna alle modellen is er een wachtlijst.

“Zeg, laat dat kasteel van jullie eens zien,” zegt David, als Monique en Ellen beginnen over parkeerbeheer en Marcel aan Max laat zien hoe je het makkelijkst een saus kunt binden zonder hem klonterig te laten worden.

“Ja, laat zien!” trappelt Heidi.

Ik zeg plechtig dat de tour gaat beginnen en leid ze langs de bezienswaardigheden in het huis, met toelichtingen in het Nederlands en Engels. Ze zijn onder de indruk van de ruimte, het licht, de betonnen vloer boven, de industriële lamp in de gang die bijna zo groot is als Junior en de uitvergrote foto’s in de slaapkamer. Max heeft de visie, ik weet waar we de spullen vandaan moeten halen. Samen hebben we een geweldige smaak.

“Het is ver weg, maar dan heb je ook wat,” knikt David.

Ja ja, nou weten we het wel.

Op Juniors kamer ontkomen ze niet aan de Ridderdans, die Heidi vlekkeloos blijkt te kunnen. Junior en Eva gieren het uit als ze een paard en ruiter tegelijkertijd nadoet.

“Kom, we gaan eten,” zeg ik, als een heuse moeder.

“Vissticks?” vraagt Junior opgetogen.

“Wat zijn dat?” vraagt Eva.

“Een soort vissen, maar dan rechthoekig,” zegt Heidi.

Aan tafel wordt er matig gemengd; alle koppels kruipen naast elkaar, Junior en Eva incluis. Max serveert tartaar van tonijn met garnaaltempura en een salade van paksoi – en hamburgers voor iedereen beneden de vierendertig. Als een geroutineerde sterrenkok, maar ik zie de trotse glinster in zijn ogen. Ik geef Max een knipoog, maar hij mislukt; allebei mijn ogen worden streepjes. David, Heidi, Marcel, Monique en ik bombarderen hem met complimentjes, oooh’s en aaah’s en pakken ons bestek, maar Ellen en Jan-Willem kijken twijfelend naar hun bord.

“Is dit, eh…” zegt Ellen.

“…dolfijnvriendelijke tonijn?” maakt Jan-Willem haar zin af.

“Nou…” begint Max.

“Wist je dat dolfijnen de enige dieren zijn die genieten van seks?” zeg ik.

“Anders kan ik het niet eten, het spijt me,” zegt Ellen stellig.

Monique trekt een excuserende wenkbrauw op, Davids bestek hangt ongeduldig boven zijn bord. Marcel zucht bijna onzichtbaar. “Natuurlijk is dit dolfijnvriendelijke tonijn,” zegt hij. “De Viskoning heeft alleen maar visvriendelijke vis.”

Opgelucht pakt Jan-Willem zijn bestek, Ellen volgt. “Sorry, maar we zijn zo gegrepen door die documentaire van Justin Timberlake dat we wat beter op het milieu proberen te letten. Ik schrok er echt van hoe erg het in 2080 met de CO² is als we zo doorgaan. Ik wil graag dat Sterre en Amélie ook nog een beetje kunnen ademen, later.”

“We proberen dus ons steentje bij te dragen,” zegt Ellen, terwijl Jan-Willem praktisch het hele voorgerecht in één keer in zijn mond schuift. “We hebben overal spaarlampen in gedraaid en we douchen nog maar vijf minuten.”

“En de auto?” vraag ik. Jan-Willem en Ellen hebben een BMW 3 Serie, met velgen waar een rapper jaloers op zou zijn en zwartleren bekleding. Ik zie ze vaker daarin dan op hun beschilderde bakfiets.

“Die is heel zuinig in zijn klasse, wist je dat?” zegt Jan-Willem snel.

Max’ culinaire succes slokt de aandacht van het gezelschap op. Ik durf zijn creatie bijna niet kapot te maken, maar eet haar toch maar op, met voorzichtige hapjes. In stilte, want na het co²-neutrale begin blijft het gesprek hangen tussen de paksoi-scheuten. De gastvrouw in mij (we schuifelen onwennig om elkaar heen, want heel goed kennen we elkaar nog niet) begint zich met iedere hap ongemakkelijker te voelen.

“Fantastisch, Max,” breekt Monique de stilte, “alsof we in een restaurant zitten. Vind je niet, Mars?”

Mars knikt trots.

“Da’s alweer veel te lang geleden. We zouden eigenlijk meer uit moeten gaan, hè, Mars?”

Mars knikt.

“Maar dat komt er gewoon vaak niet van. Met de kinderen, enzo.”

“Oh, Junior ging altijd mee naar de Fitch,” kauwt Heidi. “Je gaf hem een kleurplaat en een appelsap en hij was gelukkig.”

“Hij was het jongste stamgastje,” zeg ik. “Toch, Junior?” Junior knikt blij. Happy memories. “Oh, weet je nog die keer dat we aan het borrelen waren, Heidi?” springt de gastvrouw er enthousiast bovenop, blij met een aanleiding voor een gesprek. Ze praat te snel, struikelt bijna over haar woorden. Heidi knikt lachend, de rest kijkt benieuwd. Geloof ik. “Nou goed, we zaten dus te borrelen en Junior lag lekker te slapen in z’n Maxi-Cosi, onder tafel. Ik mocht eindelijk weer drinken, dus ja, wat doe je dan? Er kwamen vrienden langs, het werd later en later en Junior sliep maar door. Hij vond kroeggeruis heerlijk om bij te slapen. Na een tijdje begon ik wat wankel te worden, dus zwabberde ik naar huis. Toen ik de deur opendeed, dacht ik: ik ben iets vergeten. Mijn sleutels? Had ik in mijn hand. Telefoon? In mijn broekzak. Toen schoot het door me heen: Junior. Ik rende terug naar de Fitch, zo hard als ik kon, en zag Junior liggen, op hetzelfde plekje onder tafel. En wat denk je? Hij sliep nog steeds als een blok.”

Heidi lacht smakelijk bij de herinnering, David en Max grinniken, maar de rest van de tafelheren en -dames kijkt me ongelovig aan. Marcel lijkt al zijn hoop voor dit gezin op Max te vestigen en aan Ellens gezicht te zien had ik nog beter kunnen voorstellen om papaverplanten te gaan kweken in de schooltuintjes en de kinderen daarna te gebruiken als heroïnekoeriertjes.

“Echt, ze zou d’r kont vergeten als die niet vastzat!” giert Heidi.

“Helemaal alleen!” gooit Junior er nog een schepje bovenop. Hij heeft dit verhaal al honderd keer gehoord en vindt het prachtig. Een Bijbels sprookje, waarin hij als een soort Mozes in een mandje weer bij zijn moeder terugkomt.

Meewarig gaan de blikken naar hem en dan weer naar mij. Als iedereen zich realiseert dat het wel erg stil is, wordt er beleefd gelachen en gaat de aandacht weer snel naar de dolfijn-vriendelijke tonijn.

Ik sprak voor ik dacht, maar ik denk dat ik begrijp waarom ik zei wat ik zei. Laten we het ijs breken met een gek verhaal, de gezichten losgooien en samen lachen om nog meer blunders, die iedereen in navolging van mij ongetwijfeld op tafel gaat gooien, want iedereen is jong en dom geweest en heeft wel eens dronken op de bar van de Mecca gestaan met te weinig kleren aan, of op een andere bar naar keuze, om aan het einde van de avond nahikkend van de lach uit elkaar te gaan, blij dat we hebben kunnen gluren achter elkaars nieuwbouwfacade, zoiets moet de gedachte zijn geweest. Het ouderschap is iets waarin iedereen zich aanvankelijk een amateur voelt, dacht ik, iets wat moet groeien. Ik voelde me afschuwelijk toen ik Junior daar zag liggen als een vergeten handtas, maar ik denk niet dat iemand dat gelooft.

De stilte is nog doodser dan zojuist. Er wordt gegeten alsof het een kunstvorm is, waarbij het onbeleefd is om te spreken.

“Heerlijk,” zegt Jan-Willem na uren en legt zijn bestek neer.

“Heerlijk,” zegt Ellen.

“Heerlijk,” zeggen ook Monique, David en Heidi.

“Goed gedaan, man,” slaat Marcel op de schouder van zijn nieuwe beste vriend. Max mompelt iets over zijn hulp en dat het hem anders niet gelukt was, maar hij kijkt zo trots als toen hij die Design Award gewonnen had. Ik stapel de bordjes op mijn arm, leg het bestek erbovenop en breng alles in één keer naar de keuken, blij dat ik de arena even kan verlaten. Max loopt achter me aan met een vork en een lege karaf.

“Gaat goed, hè?” fluistert hij, terwijl ik de etensresten door het klapdeksel van de prullenbak probeer te duwen.

“Heel goed,” glimlach ik terug en laat een stuk paksoi op mijn laars vallen. Tussen Max en deze avond komt niemand, zoveel is duidelijk.

Max kust mijn haar en begint te rammelen met borden en schalen; een signaal voor Marcel om te hulp te schieten. Ik vraag voor de vorm of ik iets kan doen, maar vanavond is er geen behoefte aan een krokant gebakken visstick. Daarom pak ik een fles wijn uit de koelkast om iedereen nog maar eens bij te schenken, alsof er niets aan de hand is.

In de woonkamer heeft het gezelschap zich op en om de bank gedrapeerd en praat over naschoolse opvang en olijfboompjes. Heidi en David zijn in een kleffe bui en passen verstrengeld in elkaar de playlist op de Apple aan en Monique wil nog wel een keer bijgeschonken worden. We babbelen wat over de weersvooruitzichten en schuiven dan aan voor het hoofdgerecht: fricassee van kip met knolselderij en dragon, geserveerd met een veldsalade. Ik geloof mijn ogen niet.

“Scharrelkip, hoor,” zegt Marcel snel.

Ik waag me niet meer aan een algemeen tafelonderwerp, bang voor nog een faux pas waarmee ik me officieel zal diskwalificeren en praat met Heidi en David over Dylan Winter en de Partij van de Waarheid. Max is geschokt dat Marcel The Big Lebowski nog nooit gezien heeft en geeft een samenvatting van de meest memorabele quotes. Hij ziet er goed uit, valt me op.

Ontspannener dan de laatste maanden in het centrum, toen we druk waren met de verhuizing en MAX Design overuren draaide. De schaduwen onder zijn ogen zijn bijna verdwenen en hij mengt zich net zo makkelijk in een gesprek over boormachines als over het oeuvre van de Coen Brothers. Als er geen kruimel meer op de borden ligt breng ik Junior naar bed en leg Eva op het logeermatras. Op de gang luister ik naar Junior, die vertelt over de Kanarie-eilanden waar we naartoe gaan.

In de woonkamer is de tafel inmiddels leeg, zijn de borden en schalen weggeruimd in de vaatwasser en is er afgewassen – Ellen stond erop. Ik moet niet vergeten haar even de stofzuiger in de hand te duwen, voor ze de deur uit gaat. Max komt binnen met kaas van de legendarische kaaswinkel aan de andere kant van de stad. Ik stop een goddelijk stuk schimmel in mijn mond en laat flarden gesprek mijn oren binnenwaaien, over een rechtszaak die de straat achter ons aangespannen heeft tegen een bouwonderneming die een enorme flat wil bouwen vlak voor hun uitzicht op de woestijn die half Nieuwburg nog is. En opeens valt het kwartje. Het gaat niet over dingen die mooi zijn, die je inspireren of die je nog wilt doen als je later groot bent, maar over dingen die je afgepakt kunnen worden. Hypotheekrenteaftrek. Parkeerruimte. Naschoolse opvang. Het speelveldje. De rust, omdat de gemeente besloten heeft dat deze wijk een doorsnede van de maatschappij moet worden op Nieuwburg en daarom grote blokken huurwoningen neerzet. Je figuur, na je dertigste. Benzineprijzen. Het gaat om het basisstation: huis, boom, bakfiets. We zijn met z’n allen een enorme hoeksteen van de samenleving.

“Het is toch bizar dat de spitsstrook op de A3 nog steeds niet open is?” zeg ik, als ik Marcel hoor over de files onderweg naar zijn werk. Marcel valt me vol overgave bij, ook milieugroupies Jan-Willem en Ellen vinden het een schande. Heidi kijkt me verbaasd aan – ik rij nooit, laat staan over de A3. Maar ik moet mijn best doen, hier op Nieuwburg. Zo is het nu.

Ik stijg op, zie mijn kruin en krijg dan de hele tafel in beeld, vol lege glazen en verkreukelde servetten. Iedereen kijkt naar me terwijl ik het voorgesprek recycle dat ik vorige week had met de verkeerswoordvoerder van de Partij van de Waarheid. Mijn handen praten mee; de wijn in het glas in mijn rechterhand klotst gevaarlijk richting rand. Ik had niet gedacht dat ik ooit mijn gasten zou entertainen met herkauwde waanideeën van de PVDW.

“Doen jullie ook iets voor de schoolmusical?” vraagt Monique.

Max knikt. “Ik ga het decor ontwerpen.”

Oh?

“Ah, Charlotte heeft je weten te strikken,” grinnikt Marcel.

“Ja, leuk mens,” zegt Max.

Ja, énig.

“Weet je wie ook leuk is?” roept Monique.

Terwijl alle ouders van het schoolplein de revue passeren en Charlotte in het bijzonder, zie ik Heidi en David wegdrijven. Ik wil naar ze toebuigen, met Heidi lachen over een blunder die Farid vanmiddag maakte en vertellen over The Legendary Biscuits, maar ik wil me ook thuis voelen hier. Niet als iemand die in de verkeerde film terechtgekomen is.

Als Marcel een halfuur later opstaat en zegt dat het hoog tijd is, veren Monique, Jan-Willem en Ellen ook op uit hun stoelen. Er wordt gezoend – links, rechts, links – er worden handen geschud, er wordt op schouders geslagen en er wordt ons alvast een fijne vakantie gewenst, Eva slaapt in Marcels armen. Vanaf de drempel zwaaien Max en ik iedereen uit.

“Was gezellig!” roept Max.

Ik knik en zwaai bijna net zo wild als ik mama vroeger het bezoek uit zag zwaaien. Ze riep dan altijd: “Kom snel weer eens langs!”

In de woonkamer trekt David net zijn jas aan en zoekt Heidi haar tas.

“Aaah, nog één drankje,” smeek ik en trek mijn laarzen uit.

“Nee, we moeten echt gaan,” zegt David. “We moeten nog dat hele stuk met lijn 32.”

“Dat valt toch wel – ”

Ach, laat maar.

Heidi trekt haar jas aan, tilt haar haar eruit en laat het over haar schouders vallen. Als in een shampoocommercial vormt het een waterval en veert het terug zodra het haar schouders raakt. “Het was leuk, homie.” Ze trekt me tegen zich aan en zoent me ten afscheid – links, rechts, links. “En het, nou ja, is best te doen, hier. Leuke buren.”

Bij de deur kijk ik hoe ze de straat uit lopen. Naar lijn 32, naar de stad, naar het lawaai, de lichten, lachende mensen, muziek die zich door de ramen van kroegen naar buiten perst.

“Kom snel weer eens langs!” roep ik.