Performances met naakt en kuikens en verf

Onze teamuitjes van laatst hebben blijkbaar in iedereen iets wakker gemaakt: na de uitzending gaat iedereen naar de Candy Bar, alsof we nooit anders deden. Want een drankje moet kunnen, één drankje maar, of anders twee, en de Candy Bar is de nieuwe Fitch, volgens Louise. Ze leek zo’n braaf stagiairemeisje, maar onze excursie naar de tWnTG was als Pokon voor haar zelfvertrouwen en sindsdien gedraagt ze zich als onze Tenerifiaanse reisleidster, inclusief toelichtingen voor iedereen beneden de vierendertig. Zo wees ze ons op het feit dat bier het nieuwe wijn is (want lekker casual) en losse veters de nieuwe gestrikte veters zijn (ik vermoed hetzelfde). De Candy Bar is vorige week geopend op rolafstand van ons oude huis en ziet eruit als een gezellige orgie van jellybeans: de vloer is groen, de bar van magenta plexiglas, de barmeisjes en -jongens dragen aquablauwe outfits, overal staan wild gekleurde designstoelen en op een muur worden hallucinerende kleurexperimenten geprojecteerd. Dat van dat bier vind ik trouwens prima; ik was vergeten hoe goed het smaakt na een dag bellen en praten en proberen om de feiten bij hun nekvel te grijpen. Ik neem een slok, neem nog een slok en kijk om me heen. Er zijn opvallend veel biertjes en loshangende veters.

“Cool, hè?” zegt Louise.

“Wat?” vraag ik.

“Nou, de crowd. Iedereen is hier, zie je dat?” Ze kijkt trots om zich heen. “Rodzjer, Martine, en William is er ook.”

Ik knik en kan een glimlach niet onderdrukken.

Louise praat opgewonden verder over dj’s en kleren en mensen die mensen kennen en ik bedenk me dat ik haar misschien onder mijn vleugels moet nemen. Om haar te vertellen dat cool niet is waar het om gaat. Cool is een bijkomstigheid die er goed uitziet, Louise. Leuk, zeker, en vleiend op z’n tijd, maar uiteindelijk een randverschijnsel. Misschien moet ik je vertellen over de Mecca vlak voordat hij afbrandde. Over legendarische avonden met idiote thema’s en nog idiotere aankleding, over muziek die je lichaam overnam en je uren op de been hield en ervoor gezorgd heeft dat de eindexamenkandidaat die hier stoer staat te doen achter zijn draaitafel überhaupt iets heeft om te draaien. Over mooie mensen, die misschien niet allemaal even mooi waren maar ik vond van wel, want het leven was mooi en de wereld ook. Over de bejaarde vrouw die er altijd was en midden op de dansvloer alles gaf wat ze had, over performances met naakt en kuikens en verf, die in al hun bizarheid doodnormaal leken op dat moment en op die plek, over het gevoel dat je ertoe deed, dat iedereen ertoe deed. Dat je deel uitmaakte van iets bijzonders, iedere avond weer.

Want daar ging het om, Louise. Daar ging het mij om. De nacht was er om de kunst van het genieten zo ver mogelijk te rekken, met een intensiteit en een tempo die overdag niet bestonden. Om alle kansen en verleidingen en eerste keren die in je vizier liggen te proeven, te testen en te herhalen als ze bevielen. Ik hoefde niet per se de wereld te redden – hoewel, dat kon later altijd nog. Eerst wilde ik al haar mogelijkheden opslurpen en er zeker van zijn dat ik niets over het hoofd zag.

In de verte zwaait William. Ik zwaai terug, hij tikt lachend tegen zijn hoed.

“Hij is echt cool,” zucht Louise. “Maar jij bent ook cool, hoor,” voegt ze er haastig aan toe.

“Nou, bedankt.”

“Serieus, ik bedoel, je merkt bijna niet dat je een kind hebt, bijvoorbeeld. En je hebt leuke schoenen.”

Ik kijk naar mijn Mare Jacobs-laarsjes, die ik onder een stapel sportschoenen vandaan gesleurd heb op een hysterische sample sale. Heidi heeft twee vrouwen van mijn rug af moeten trekken en eentje uit mijn haar. De dingen die je doet in de naam van mode.

“En je bent nog best bij!” kakelt ze verder. “Die Legendary Biscuits waar je het steeds over hebt, die zijn echt goed. Mijn moeder bijvoorbeeld, die – ”

Don’t go there,” houd ik mijn flesje als een vermanende vinger omhoog. “Als je denkt dat ik je moeder had kunnen zijn, had ik jou moeten krijgen toen ik twaalf was. En dan had ik bevrucht moeten worden door Christoffel.”

“Christoffel?”

“Mijn zeehond.” Christoffel had een pluizige vacht en geen neus meer. Maar dat was niet erg, want zeehonden kunnen toch niet ruiken onder water.

Dj Clearasil zet iets op waardoor Louise opeens enorm moet dansen. Ze zwaait wild met haar haar en slaakt er zelfs een hoog gilletje bij. “The Flexmaster! Dit vind ik zo’n smout nummer!”

Smout?

Ik blijf nog even aan de bar staan, want om The Flexmaster smout te vinden heb ik nog een biertje nodig, of misschien twee. Louise danst smouter en smouter, William trekt een wenkbrauw op en er wordt gekeken naar haar kont, die meeschudt met haar haar. Suus besluit heel smout mee te doen en gooit daarbij bijna een tafeltje vol bierflesjes omver. Verderop blaast Heidi flirterig een roze kauwgombal naar een jongen die niet David is.

“Moet jij niet dansen?” vraagt Jeroen, die Louises plek in blijkt te hebben genomen. Hij draagt vandaag een Iron Maiden T-shirt onder zijn Dries van Noten-pak. Volgens styliste Julia is het ‘onwijs humor’ om T-shirts van slechte bands te dragen, zo zei ze laatst toen ze met haar wekelijkse kledingrekje langskwam op de redactie.

“Nee, ik voel me nog niet zo smout.”

“Smout?” Jeroen haalt zijn hand door zijn haar, een pluk haar blijft vragend overeind staan.

“En jij dan? Moet jij niet dansen?”

“Nee, ik ben niet zo’n danser. Nooit geweest ook.”

“Stond je vroeger niet alle meisjes uit het dorp van de dansvloer te sleuren, dan?” doe ik koketter dan ik bedoel.

“Niet echt. Ik viel niet zo in de smaak, geloof ik. Ik hoorde er nooit helemaal bij.” Hij neemt een teug bier, voor Jeroen is bier nooit weggeweest. “Ik deed wel mee met de dingen die je in het dorp deed, veel drinken en op brommers rijden en voetballen en dat soort dingen, maar ik was met andere dingen bezig dan de rest. De wereld, enzo. Ja, dat klinkt misschien pretentieus, maar ik vond het zo benauwend en klein daar dat ik niets liever dan weg wilde en zo veel mogelijk zien, ontdekken. Snap je?”

Ik knik als een opwindpoppetje dat losgelaten wordt.

“En toen dat nog niet kon, zorgde ik ervoor dat ik er alles over te weten kwam, zodat ik het in ieder geval alvast een beetje in mijn hoofd kon beleven. Ik was zo’n jongetje dat allemaal dingen wist waar je niks aan had.” Hij prutst aan het etiket van zijn flesje. “Ik wist bijna alle landen van de wereld op de kaart, wie de president was van Togo, dat Eskimo’s rauw vlees eten en dat de jojo een wapen was op de Filippijnen. Dat soort dingen. Dat vond ik leuk.”

“En dat krokodillen hun tong niet kunnen uitsteken,” zeg ik.

“Precies,” grinnikt hij.

“En dat Chang de meest voorkomende achternaam in de wereld is.”

“De KIJK,” trekt hij een wenkbrauw op.

Ik knik. “En de Grote Oosthoek. Van mijn opa.”

Zijn mond krult in een grijns. Vermaakt, niet spottend, al weet ik dat niet helemaal zeker. “Ik was altijd aan het lezen. Daar raakt je kop maar vol van, zei mijn vader altijd. Dus dan las ik maar verder op mijn kamer.”

“En dan keek je uit het raam en fantaseerde je over de wereld die achter de weilanden begon,” staar ik naar de dansende minimassa voor me, met Louise als behoorlijk stralend middelpunt. “Je zocht naar een skyline met kerktorens of misschien wel een wolkenkrabber, wist jij veel, en stelde je voor hoe het straks zou zijn. Hoe je je niet zou laten vangen door gewoontes, hoe iedere dag opnieuw een verrassing zou zijn, vol dingen die je nog nooit gezien had. Hoe jij zou bewijzen dat het anders kon. Want jouw leven zou niet zomaar een leven zijn.”

Ik kijk weer opzij en zie een blik van verstandhouding waarvan ik niet kan doen alsof ik hem niet begrijp.

“Goh,” zegt Jeroen.

Hij kijkt en blijft kijken, aandachtig, alsof hij me nooit eerder gezien heeft. Hij bestudeert mijn neus, mijn lippen, mijn haar, mijn hals. Te lang, te aandachtig. Even haken mijn ogen aan de zijne, maar snel draaien ze een fractie naar links om zogenaamd in de verte te kijken, mijmerend over de invloed van de elektrische gitaar op de naoorlogse populaire muziek.

“Ja, goh,” zeg ik en draai mijn hoofd nog verder van hem af, naar de steeds grotere groep mensen die smout staat te dansen. Louise lijkt bedacht te hebben dat haarzwaaien het nieuwe bier is, Suus en Nadine doen alsof Farid een paal is en Heidi doet een act om de jongen die niet David is heen. Dan ziet ze mij en wenkt me met lange halen en een come hither-blik. Dj Clearasil zet iets op met een veelbelovende beat, ik giet de laatste slok bier in mijn keelgat en gehoorzaam Heidi, weg van Jeroens goh-ogen en laat me opjutten door de knorrende bas die dingen overstemt waaraan ik niet wil denken. Vanuit mijn buik borrelt een vertrouwde nachthonger op, naar lawaai, drank, beweging, naar alle mogelijkheden die in het donker verborgen kunnen liggen. Ik wil kopje-onder in een massa van lachende mensen, met drankjes in hun hand en groeiende pupillen, druk pratend over elkaar, de wereld en onbelangrijkere dingen. Even geen moeder, liefhebbende partner, bonuskaarthouder, huisbezitter, stagebegeleider, buurvrouw of aspirant-schooltuinschoffelaar zijn, maar met z’n allen onszelf. De nacht is niet van Louise, hij is van mij. Of eigenlijk ben ik van hem. Je kunt hem even negeren, je kunt het best een tijdje rustiger aan doen, maar als dat te lang duurt gaat hij trekken aan je ledematen en je hoofd, om te laten zien wie hier de baas is. Ik ben van de nacht en ik ben er nog niet klaar voor om hem voor te stellen aan een stagiaire die mij nog best wel bij vindt en een paar jaar geleden met geurpennen hartjes op de i’s zette.

Hier ben ik, nacht. Zie mij dansen, zie mij in je opgaan. Allemaal voor jou.