Homie is niet bestemd voor iedereen
Volgens Heidi was ik in slaap gevallen op de bank met een loempia in mijn hand, maar volgens mij had ik alleen maar héél even mijn ogen dicht. Een microseconde, om de dag van me af te schudden en kracht te verzamelen voor een nieuwe avond. Er is iets met vj’s en digital design in de tWnTG van hele goede vrienden van Louise en ik heb geen idee wat ik me voor moet stellen bij iets met vj’s en digital design, behalve dat er mensen zijn en drank en muziek. Eigenlijk zou ik best willen slapen. Heel even maar, hier op de bank met de tijdschriften en de chipskruimels. Met misschien een dekentje over me heen, als dat kan.
“Oké, homie, aan de slag!” roept Heidi en schuift haar wandvullende kledingkast open, volgeperst met mouwen, kleuren, spijkerstof en schoenen. Hij ziet er niet uit alsof ze hem serieus opgeruimd heeft sinds we hier iedere donderdag, vrijdag en zaterdag voor stonden en ons voorbereidden op de Mecca. We probeerden combinaties uit, beoordeelden elkaars pogingen, praatten over wie wat met wie deed en hadden voor- en napret tegelijkertijd.
“Dat is lang geleden,” gaap ik. Lachend, dat wel. Ik zie een paar laarzen liggen dat ik wel aan wil en een stukje van de jurk waar we altijd om vochten. Maar eerst wil ik nog heel even liggen hier op de bank, een minuutje nog.
“Ik dacht: misschien deze,” zegt Heidi. Ze haalt een Fedora-hoed van een plank en zet hem schuin op haar hoofd. “Met deze…” ze trekt een gescheurd spijkerbroekje uit de kast dat loei-strak moet zitten, “en dit…” ze houdt een flodderig zilveren hemdje op, “of dit…” en een T-shirt met Minnie Mouse in doodsnood erop, “of dit.” Als laatste houdt ze een mini-jurk met kunstig aangebrachte verfvlekken omhoog.
“Ja, die is zó Groove Hysteria,” grijns ik. Groove Hysteria was mijn favoriete avond in de Mecca. Dat was de avond dat Max stond te schilderen en iedereen binnenkwam alsof hij artiest was in een zelfverzonnen kunstvorm naar keuze, diepzeeballet bijvoorbeeld, of snelschilderen, of freestyle-beeldhouwen. Iedere week deden mensen meer hun best, werden de outfits wilder en de verhalen idioter. En daar ging het om, dat je je best deed om een verhaal te vertellen, hoe absurd ook. Dat je je fantasie gebruikte om een bijzondere avond te maken. Dat je er onderdeel van was en niet alleen pretconsument.
Heidi trekt nog meer kledingstukken uit de kast en herinneringen rollen mee, aan feesten, mensen en optredens. Ze voert een modeshow op vol greatest hits, die ik glimlachend vanaf de bank bekijk, met een groen vest over me heen bij wijze van dekentje. Haar gezicht is spitser geworden, zie ik vanaf hier, maar haar lichaam is nog altijd vierentwintig. Ieder kledingstuk staat fantastisch op haar slanke, gespierde lijf. Heidi wist heel goed hoe ze dat uit moest buiten, met stretchstofvarianten en wat bodypaint op z’n tijd. We lachen om de Romeinse Lusthof bij het tienjarig jubileum en de dikke drag-queen die door het bed zakte en ik bedenk me dat je op je rug heel lekker kunt lachen. Bij iedere ha schiet je buik de lucht in en als hij terugvalt, stuitert hij meteen weer omhoog, zodat er een nieuwe lach mee schiet. Ha. Haa.
“Je moet terugkomen,” zegt Heidi dan, uit het niets.
Verstoord richt ik me op. Ik wil lachen op mijn rug en praten over dikke dragqueens en niet over consequenties van dingen die ik niet wil weten.
“Het is niks daar, voor jou,” zegt ze, weer met dat Oprah-hoofd.
“Nee,” zeg ik. Want dat is waar.
“Sommige dingen gaan over,” zegt ze, voorzichtig. Ik hoor dat ze er haar best op doet. “Sommige dingen zijn niet voor altijd. Soms lopen levens uit elkaar.”
“Nee,” zeg ik.
“Kom terug.”
“Nee,” zeg ik.
Ze opent haar mond weer, waarschijnlijk om te zeggen dat alles mogelijk is en dat het leven leuk moet zijn, maar ik roep: “Dat kan toch helemaal niet?”
“Het kan wel,” zegt Heidi ernstig, alsof ze het allemaal wel weet. Maar wat weet zij nou, behalve dan dat het leven leuk moet zijn? Ik kan een frons niet onderdrukken, Heidi heeft geen idee waar ze het over heeft. Want hoe moet dat dan? Om het weekend Junior en op woensdag en donderdag met lijn 32 naar Nieuwburg om hem van school te halen? Moet ik mezelf uitkopen uit de hypotheek en moet iemand iemand alimentatie betalen?
“Weet je nog die keer met die Franse dj?” zeg ik zo venijnig dat ik het bijna blaf. Ik wil niet vooruitkijken, maar achterom, nog even ronddobberen in nostalgie.
Heidi kijkt geschrokken. “Jaaa,” zegt ze overijverig. “Hoe heette die ook alweer? Maurice Ie Pont, of zo?”
De toegevoegde waarde van bijna vijftien jaar vriendschap: gespaard worden van woorden die je niet wil horen, laat staan uitspreken.
Fanatiek werken we nog een aantal buitenlandse dj’s af en acts met slangenvrouwen, priesters en acrobaten, proberen we outfits en striken we poses. Om het retrogevoel compleet te maken haalt Heidi een kabouterenvelopje uit haar tas en legt vier prachtige, kaarsrechte lijnen op haar salontafel, dezelfde als die vroeger dienstdeed als lijnendistributiecentrum. Er moet nog voor tientallen euro’s coke in de nerven zitten. “Wacht even,” zeg ik en zoek naar het pakje drinkyoghurt dat Junior laatst niet opgedronken heeft. Ah, daar. Ik trek het rietje los, peuter het plastic eraf en buig voorover met het rietje in mijn linkerneusgat. Gretig snuif ik vroeger op.
En nog een keer.
Ja.
Mijn hoofd klaart op, de watten verdwijnen.
Oh ja.
Jaa.
Ik geef het rietje aan Heidi, die vooroverbuigt. Achter een gordijn van haar werkt ze de andere twee lijnen naar binnen. Ze snuift nog een keer diep en kijkt dan grijnzend op. Ik grijns terug, zo breed als ik kan. Wat doen we hier nog? Wat zitten we hier te tutten rond een salontafel? Gaan we ganzenborden, ofzo? Of Kolonisten van Catan, met cola en toastjes met selleriesalade erbij? Ik heb de jurk aan waar we altijd om vochten en de tijd tikt door. We moeten gaan! Alles is allang begonnen.
∗
De drukte is geruststellend, als een deken van lawaai en mensen die zich om me heen sluit. Achter een laptop is een jongen met een grote bril druk bezig met schokkerige montages van Pacman, stokstaartjes, Joop den Uyl, Tom & Jerry, harige naakten, zoetwaterwalvissen en Sophia Loren, die op grote videoschermen voorbijflitsen. Ik zwaai naar Suus en Farid die tegen elkaar aan hangen op een zitzak en naar Jeroen aan de bar, die enthousiast zwaait.
U denkt nu misschien: was dat niet een wat te enthousiast zwaaitje? Welnee, dat kan best. Sterker, het is onderdeel van mijn nieuwe benadering. En dan moet je wel meteen goed beginnen.
“Ik kom net pas bij Bram vandaan,” zucht hij als ik naast hem ga zitten. “De netleiding zit nog steeds met die kijkcijfers. En dat we niet spraakmakend genoeg meer zijn.”
“Dus eigenlijk is al je hoop nu gevestigd op mij,” zeg ik en doe er een kokette haarzwaai bij, daar zit ik niet meer mee.
“Dat zou je wel kunnen zeggen,” grijnst Jeroen. Ja, de man is nog steeds seks in een pak, maar daar heb ik geen last meer van. Ik kanaliseer het, zodat het via een afvoerputje mijn hoofd uit vloeit, naar een reservoir vol overbodige gedachten. Hij vertelt over verhitte discussies, gesprekken die uitliepen en nog meer gesprekken, waarvan hem niets aan te zien is. Kijk hem zitten aan de bar met stralende ogen, meepratende handen en een uitstekende haardag, alsof de tijd geen grip op hem heeft en nachtrust voor mietjes is. Jeroen ziet er niet uit alsof hij ooit in slaap valt met een loempia in zijn hand.
“Hoe hou jij het allemaal vol?” vraag ik, want nu wil ik het weten ook.
“Gewoon, veertig is het nieuwe dertig.” Weer die lach, die de tanden van een tiener laat zien. Wat overigens hoesjes zijn, die Jeroen een paar jaar geleden in één dapper weekend over zijn steeds bruinere koffietanden heeft laten zetten.
“Iets te veel damesbladen gelezen?” Ik zwaai mijn haar nu de andere kant op, wat maakt het allemaal uit.
“De Quest, op de wc. Maar dat terzijde. Wat ze dus nu doen is niet meer kijken naar hoe lang je geleefd hebt, maar naar hoe lang je nog te leven hebt. En omdat we steeds ouder worden, zijn we dus relatief jonger. Dus ik ben eigenlijk zesendertig.”
“Ah, ja. Dus dan ben ik vijfentwintig,” zeg ik.
“Precies,” grijnst Jeroen. “Mijn favoriete leeftijd.”
“Kun jij alleen maar foute dingen zeggen?” vraag ik semibeledigd.
“Alsof jij dat niet leuk vindt. Maar waar het om gaat,” zegt hij, serieus nu, “is dat je je niks aantrekt van wat de bedoeling zou moeten zijn. Want de bedoeling is ook maar wat een paar mensen bedacht hebben.”
Ik ga eens goed zitten voor dit college levenslust voor gevorderden.
“Weet je, mijn vader fietste vierenveertig jaar lang iedere dag naar Philips. Vierenveertig jaar lang, iedere dag, op die paar weken vakantie per jaar na. In zijn pak, met zijn aktetas onder de snelbinders en een elastiekje om zijn broekspijp, zodat die niet tussen de ketting kwam. Hij begon als onderknuppel op de administratieve afdeling en werd langzaam iets minder een onderknuppel. Maar nooit in die vierenveertig jaar deed hij wat hij vroeger wilde als hij later groot was. En hij wilde niet eens astronaut worden, ofzo.” Jeroen neemt een teug bier. “Hij wilde voetbaltrainer worden. En dat had misschien best gekund, als hij zich niet zoveel aangetrokken had van wat de bedoeling was. Hij had talent, zat bijna in de selectie van PSV. Maar goed, drie jaar voor hij eervol met pensioen kon, werd zijn baan weggereorganiseerd. Twee jaar later was hij dood.”
Hij kijkt me nu recht aan, indringend en naakt opeens. En dichterbij dan ik bedacht had.
“Toen we hem begroeven, had ik geen idee of hij gelukkig was geweest. Ik had geen idee of iets hem ooit echt geraakt had. Of hij ontroerd geweest is, of hij ergens door was meegesleept. Of hij van iemand gehouden heeft, zo intens dat je aan niets anders meer kan denken. Van mijn moeder, of van iemand anders, desnoods. Ik kon het gevoel niet van me afzetten dat zijn leven onbenut was. Dat hij zijn best niet gedaan had. Begrijp je?” Een blondine in een catsuit loopt langs, maar Jeroen ziet haar niet. “Gek eigenlijk,” zegt hij dan. “Ik praat hier nooit met iemand over. Maar ik heb het gevoel dat jij het wel begrijpt.”
Oh, ik begrijp wat je bedoelt, ik begrijp je veel beter dan ik dacht. In jouw herinnering was je vader vast ook je hele leven oud. En hij had ook maar één spijkerbroek, van stugge stof met bandplooien, die op zaterdag de kast uit kwam als hij klusjes in en om het huis ging doen en de auto ging wassen. Hij vond waarschijnlijk ook alles goed wat je moeder zei.
“Wat ik maar wil zeggen,” zegt Jeroen weer opgewekt alsof hij zijn vader weer van zich heeft afgeschud, “de bedoeling is een complot van mensen die te bang zijn om te leven. Trap er niet in.”
Hij knipoogt, laat zijn hand te lang op mijn schouder liggen als hij van zijn kruk afglijdt en loopt dan naar de toiletten. Tenminste, ik neem aan dat dat toiletten zijn, en niet een of andere video-installatie. Op de dansvloer springt Louise rond in een vintage jumpsuit die ik zelfs twintig jaar geleden niet overwogen zou hebben toen hij nog eerstehands was. Hij is zilver en heeft een paarse ceintuur en staat haar niet eens heel raar. Ik bestel nog een biertje en denk aan papa, die iedere ochtend om tien over acht met zijn lunchtrommel in zijn auto stapte. Mama zwaaide hem uit, iedere dag weer, naar een bedrijf dat hem weinig te bieden had, maar dat hij altijd trouw gebleven is. Van zijn twintigste tot zijn pensioen vorig jaar. Ik begreep het niet. Ik begreep gewoon niet waarom je genoegen zou nemen met een leven waarvan je wist dat het je niet door elkaar zou schudden, dat niet eens een sneakpreview was van wat er allemaal mogelijk was. Nee, ik ging het helemaal anders doen.
Kijk mij het eens anders doen.
Als Jeroen weer naast me gaat zitten wil ik net zo enthousiast lachen als hij, maar het lukt niet meer. En als hij zijn verhaal oppakt over het leven en werk en alles daartussenin voel ik de energie langzaam van me afglijden. Het was leenenergie, energie waar ik helemaal geen recht op had, die onaangekondigd de benen neemt als de tijd om is. Ik doe mijn best om aan Jeroens lippen te hangen, in de hoop dat er wat van zijn fut op me overspringt, maar het kost me moeite om mijn gedachten erbij te houden. Die man is verdomme elf jaar ouder dan ik en zit te stuiteren aan de bar alsof hij een puber is. Zijn handen praten over de toekomst van de talkshow, bestellen bier, gaan door zijn haar, rusten af en toe op mijn schouders en ik kijk om me heen, naar alle mensen die met glazen klinken en met hun hoofd knikken op de maat van de muziek. Louise doet stralend en blij, alsof dit de leukste plek van de wereld is. Alsof ‘s-nachts de wereld pas echt tot leven komt en alles daarvoor een warming-up is. Ze waadt door de mensenmassa heen, naar de bar, waarschijnlijk om te vertellen dat bier weer helemaal terug is van weggeweest. Ja, ze buigt zich naar de barman toe, smoest wat en lacht dan hard. De barman heeft het niet meer van het lachen en ontkurkt een biertje voor haar. Ze wil hem geld geven, maar hij maakt een laat-maar-joh-gebaar en lacht maar door. De hoofden aan de bar vervormen door lelijkheid, worden maskers. Wat doen al die mensen hier, met hun kinnen en uitpuilende ogen? Waar lachen ze om, naar elkaar toegebogen met hun kolossale voorhoofden?
“…en hem dan zó op de huid zitten dat hij geen kant op kan en dat hij het wel móét zeggen, snap je?”
Ik heb geen idee waar hij het over heeft, maar ik knik. Een nieuwe vj lost de oude af en vuurt beelden op ons af van een stomme film, Zweedse porno, Rad van Fortuin, Zeeuws meisje, Donald Duck, Vietnamese vluchtelingen, Britney Spears, Richard Nixon die het victory-gebaar maakt, Friends, een baby die geboren wordt en gillende kinderen op een Super 8-film. Het tempo wordt steeds hoger en ik voel me opgejaagd om ook in de schil van plezier te kruipen, in de schilmoet je zijn, want iedereen weet wat daaronder zit.
Wat is dit voor deprimerend gezever?
Denk ik dat?
Ik zucht en laat mijn hoofd op mijn handen leunen, heel even maar. Jeroen vraagt of het wel gaat en buigt zich over me heen, maar natuurlijk gaat het. Dat is de enige optie. Aan de andere kant van de bar valt het gesprek van Louise en haar nieuwe vriend stil. Ze zoekt om zich heen naar iets wat nog leuker is, want er is altijd iets nóg leuker, ziet ons dan en zwaait. Deinend loopt ze naar ons toe, met iedere stap die ze dichterbij komt wordt haar lach breder.
“Hé, homie!” drapeert ze zich om mijn nek.
Ik verstijf op mijn kruk.
“Homie!” roept ze weer, nu nog enthousiaster.
Ik dacht altijd dat ik een beminnelijk mens was, maar op dit moment heb ik zin om vliegen hun pootjes uit te trekken, of konijntjes vast te binden op treinrails. Mijn emoties doen maar wat, zonder nog iets met mij te overleggen. Ze doen precies wat ze willen en ik kan niet anders dan ze hun gang laten gaan, want zij zijn de baas. In mijn hoofd begint iemand heel hard nee te schreeuwen en vanuit mijn voeten kruipt er iets donkers omhoog, een woede die groter is dan ik en waar ik bang van word.
“Nee,” komt mijn lippen uit, zachtjes maar gedecideerd.
“Wat?”
“Nee!” zeg ik nog een keer, nu luid en duidelijk.
“Nee?”
“NEE!” komt het nu uit mijn tenen, echt belachelijk hard, Louise laat me onmiddellijk los. Ik wist niet dat ik zo’n volume in me had. Heidi, die verderop aan de bar over een jongen heen gebogen staat met prachtig haar, kijkt op, de jongen ook. George? Hij lacht en steekt zijn armen naar me uit, maar als hij mijn konijntjes-op-treinrails-gezicht ziet, laat hij ze meteen weer zakken. Jezus, die jongen is ook overal. Doet hij ook nog wat anders dan uitgaan?
“Nee wat?” vraagt Louise, met onschuldig opgetrokken wenkbrauwen.
“Homie is niet voor iedereen!” roep ik.
Heidi laat George tegen de bar geplakt staan en loopt naar ons toe.
“Maar het is toch smout?” vraagt Louise. “Hééé, homie?”
Ik laat me van mijn kruk glijden en land recht voor haar, nog altijd verstijfd. Wie denkt dat mens wel dat ze is, met haar vrolijke gedoe en haar maniertjes en haar gelach met barmannen? Wat doet ze in mijn nacht?
“Homie is niet bestemd voor iedereen! Toch?” roep ik met een schuin oog naar Heidi, zwetend en misschien een tikje verwilderd. Maar hé, je kunt niet alles zomaar over je kant laten gaan.
Heidi roept niet: “Ja! Blijf met je adolescentenklauwtjes van homie af! Homie is van ons! Van ons!” zoals ik verwacht had, om Louise vervolgens meppend en krabbend de deur uit te werken, maar kijkt me bezorgd aan. Haar lippen perst ze op elkaar, alsof ik iets ergs doe. Terwijl ik alleen maar opkom voor ons, voor ons pact. Het pact van de homies.
“Nee!” roep ik nog een keer. Ik bal mijn vuisten en steek ze in de lucht, maar de woede wordt weggevaagd door een golf van melancholie die ik niet aan zag komen, zodat mijn armen weer slap omlaag vallen. Mijn gemoed is een flipperkast.
Louise lijkt even niet meer te weten wat ze moet denken en staart me met open mond aan. Jeroen kijkt ook al zo bezorgd naar me, met een plooi in zijn voorhoofd en een blik die ik nooit eerder gezien heb. Hij strekt zijn armen naar me uit. Nee, ik wil niet dat hij zijn armen om me heen slaat, dat kan niet, dat hoort niet bij het spel, maar ik heb geen keuze, want hij trekt me resoluut tegen zich aan. Zijn armen zijn zo lang dat het lijkt alsof ze drie keer om me heen geslagen zijn.
“Rustig,” zegt hij, “rustig maar. Er is niks aan de hand.” Zijn stem is zacht, met een klank die ik niet ken. Een klank die voelt als een warm vest, zo’n lange gebreide met kasjmier, waarin je helemaal weg kunt duiken. Het is fijn dicht tegen hem aan, veel fijner dan ik wil. Veilig en klein, ingepakt met warmte. Zijn handen liggen op mijn rug en zijn hartslag tegen mijn oor dwingt me om in hetzelfde tempo te ademen, terwijl ik zou willen dat zijn handen omhoog zouden kruipen, omlaag, waar dan ook naartoe, zodat ik nog maar één ding voel, zodat ik kan ontsnappen uit deze kermis van emoties. Adem. Concentreer je op je adem.
In – en uit.
In – en uit.
De prop dringt zich op in mijn keel en ik wil niets liever dan hem weghuilen, hard en met veel tranen, zoals anderen dat voortdurend doen op banken, op straat, in films, in tv-programma’s. Het schijnt iets heel normaals te zijn, sommige mensen doen het de hele dag. Ik probeer een snik, probeer er nog eentje, voeg een huilgeluid toe – bhoe, bhoe, bhoe-hoe – en laat mijn schouders met iedere bhoe meeschokken, maar er gebeurt niks. Geen sluizen die zich openen, geen ontladende stromen water over mijn wangen, geen gierende uithalen en geen snot op Jeroens T-shirt. Het blijft bij een matig huilgeplayback, maar Jeroen denkt dat ik echt huil, trekt me nog dichter tegen zijn verwarrende lichaam aan, streelt me over mijn rug, toegewijd en stevig, en legt zijn kin op mijn haar. Ik ga door met mijn huilimitatie, want ik weet niet wat ik anders moet. Ik heb geen idee waar ik naartoe moet en ik heb geen idee waar ik wil zijn. Behalve hier, misschien.
∗
Oh.
∗
Ik voel me geloof ik niet zo goed.