Gaybars zijn de nieuwe shoarma-tenten
Gaybars zijn de nieuwe shoarmatenten, verkondigde Louise toen de lichten in de tWnTG aangingen. Daarom zitten we nu niet onder tl-licht aan vleesslierten met shoarmasaus, maar in een homodisco die volgens mij postmodern is, met een mix van in leer gestoken vijftigers, voormalige blokdansers uit de tijd dat loungen nog gewoon een verkeerd gespeld meervoud was van lounge en nette jongens in pakken en overhemden, een dansvloer met lichtjes waarop John Travolta jaloers zou zijn geweest, een dj die moeiteloos beukende house met Erasure mixt en het schijnt dat er een darkroompje is waar geurkaarsen branden. Toen ik de shoarmatheorie net vertelde aan een beeldschone jongen naast me in een kilt, die Robzz bleek te heten (met twee z’en; een overblijfsel uit zijn dagen in een boyband, die best groot was in Maleisië, volgens Robzz), wees hij naar mijn biertje en zei dat bier voor jongens is.
“Ja, en rokjes voor meisjes,” wijs ik naar zijn kilt.
“En pailletten zijn voor homo’s,” wijst hij naar mijn top, die ik onder in een doos had gevonden.
“En jij bent dus de nieuwe shoarma,” prik ik in zijn borst, jolig van het bier en de wodka met een vies energiedrankje.
“En jij bent gaaf.” roept Robzz en ramt zijn martiniglas tegen mijn vaasje. “Niet dat ik het met je zou kunnen doen ofzo, maar je bent een lekker wijf.”
“Daar hoef je niet zo vies bij te kijken, hoor,” lach ik.
“Hem daarentegen…”
“Daarentegen?”
“Ja, ik ben aan mijn conversatieskills aan het werken. Af en toe pak ik een woord uit het woordenboek en dan gebruik ik het spontaan in een gesprek. Daarentegen. Edoch. Querulant. Maar goed, hem zou ik dus graag eens onder handen nemen.” Hij knikt naar Jeroen aan de overkant van de bar, die naar ons zit te kijken, terwijl Louise naast hem zit te kakelen over werk of schoenen of god mag weten wat.
“Oh, ik denk niet dat hij die kans zou laten liggen als hij niet zo hetero was,” lach ik. Jeroens ogen branden op mijn gezicht, ik lach harder dan nodig is. Ik geloof dat ik er zelfs mijn hoofd een beetje bij naar achteren gooi, alsof ik een supermodel uit de jaren negentig ben. Kijk mij eens zorgeloos mijn glamoureuze tanden bloot lachen.
Robzz kijkt van mij naar Jeroen, van Jeroen naar mij en trekt zijn wenkbrauwen op.
“Nee nee, ik woon samen,” zeg ik snel.
Robzz’ wenkbrauwen duwen zijn haargrens nog steeds omhoog. Jeroen neemt een slok van zijn bier, zijn ogen strak op ons gericht, Louises gepraat lijkt volledig langs hem heen te gaan.
“Met iemand anders.”
“Ja?”
“En we hebben een hypotheek.”
“Dus?” vraagt Robzz weer.
“Dus wat?”
Oké, nu begin ik me echt ongemakkelijk te voelen. Jeroen is al dagen bezig met een eindeloze blik van verstandhouding die van alles kwijt wil, maar waar ik niet naar wil luisteren. Ik ben ontzettend druk met het vermijden van iedere valkuil, maar hij kijkt met een fanatieke vasthoudendheid waar ik me nog ongemakkelijker bij zou voelen als ik dat gevoel toe zou laten. Ik wilde dat ik erom kon lachen, dat ik het af kon doen als Jeroens deformatie, als iets wat niets betekent. Maar de methode van het negeren blijkt een uiterste houdbaarheidsdatum te hebben en zijn niet-aflatende gekijk doet me net iets te vaak denken aan dingen die niet mogelijk zouden moeten zijn.
“Mag je het dan niet meer leuk hebben, of zo?” roept Robzz.
We hebben het wel leuk, wil ik zeggen, maar bedenk me dan dat leuk niks is. Leuk is een film met Hugh Grant, gratis monsters bij je veel te dure crème, leuk is een fanclub in Maleisië. Leuk is niet wereldschokkend, van leuk krijg je geen kippenvel, leuk blijft je niet je leven lang bij. Jeroen kijkt nog steeds; allang niet meer spottend, maar bloedserieus. Droevig, bijna.
“Maar genoeg over mij,” draai ik me naar Robzz. Hoog tijd voor een ander onderwerp. “Wat doe je, nu de royalty’s van je boyband op zijn?”
“Oh, ik zit nog steeds in de entertainment,” zegt hij. “Maar ik treed nu meer in exclusieve setting op.”
“Meer in exclusieve setting,” echo ik.
“Ja, waar ik natuurlijk niks over kan vertellen, hè,” knipoogt hij zo schalks als een man dat kan. “Ooooooooh, de dingen die ik weet.” Hij giechelt en neemt nog een slok van zijn Apple martini. “My lips are totally sealed, natuurlijk, maar wat ik je zou kunnen vertellen over Roderick van Lanschot, Ron Brandsteder, Bas van N-JOY, die ene van de Partij van de Waarheid…”
Mijn hart ramt tegen mijn adamsappel. “Hoe sealed zijn je lippen precies?” vraag ik.
∗
Ik heb niks geslikt of gesnoven, maar in de taxi naar huis stuiter ik op de passagiersstoel en zelfs de blokkige skyline van Nieuwburg staat me niet eens heel erg tegen. Scoop, kan ik alleen maar denken. Scoop. Scoooooooop. Ik rule zo ontzettend, vanavond rule ik de wereld. Bram gaat onmiddellijk een standbeeld van mij bestellen in China als hij dit hoort.
In de slaapkamer smijt ik mijn kleren op de verhuisdoos die mijn kledingkast geworden is en kruip aan mijn kant van het bed. Er was vanaf het begin al een mijn kant en een Max’ kant: de mijne links en die van Max rechts, net zoals op het matras in het oude huis. Op mijn zij kijk ik naar de regelmatige beweging van Max’ rug. Zijn bovenste schouderblad hangt ontspannen naar achteren en zijn spieren doen mooie decoratieve dingen op zijn schouder en in zijn nek.
Scoop.
Scoooooop.
Zijn huid is nog een beetje bruin van Tenerife, hij ziet er zacht en warm en uitnodigend uit. Charlottes of niet, ik lig nog altijd naast hem en heb nog altijd het exclusieve recht op de privileges die daarbij horen. En vandaag is het universum aan mijn kant. Vandaag lukt wat anders blijft hangen in bedoelingen. Vandaag kan ik dingen misschien een klein beetje terugbuigen, de goede kant op. Weg van het drijfzand.
Ik schuif tegen hem aan en laat mijn hand over zijn borst glijden, over zijn buik en dan langzaam omlaag. Max kreunt in zijn slaap, draait zijn hoofd naar me toe. Een lok haar glijdt over zijn wang. Ik kan hem wakker maken, ik heb dit eerder gedaan, denk ik en herinner me de tergend lekkere seks daarna met Max’ onderbewustzijn, dat heel langzaam in de gaten kreeg wat zijn lichaam aan het doen was en uiteindelijk wakker werd met een grommend orgasme. Topdriepositie, absoluut. Ik kus zijn lippen, zijn nek, zijn borst, zijn buik die geen buikje is maar ook niet meer de spierenplank die ik zo goed kende en trek zijn boxershort omlaag, terwijl Max’ hoofd zich met een kreun terug op zijn andere kant gooit. Vol van mijn plan streel ik en kneed ik en open dan mijn mond voor de verrassing waarvan hij wel wakker móét worden, leer mij mannenlichamen kennen. Ik laat me langzaam om zijn lul heen glijden, want op een moment als dit zeg je geen geslacht of jongeheer en begin zachtjes, niet te gehaast; hij moet ongemerkt uit zijn slaap naar mij toe rollen, denken dat ik een droom ben en er dan dolgelukkig achter komen dat ik echt ben. Dat ik het ben, nog steeds. Ja, ik voel een voorzichtig resultaat, ik hoor Max boven me mijn naam kreunen en lekker en een hand glijdt over mijn hoofd, dus ik ga door, steviger, alsof mijn mond mijn mond niet is, want tongen zijn in de gevorderde kunst van fellatio niet relevant, heb ik vanavond van Robzz geleerd. Mijn lichaam laat zich meeslepen, vol adrenaline en gejaagder dan dat van Max, dat maar langzaam meekomt. Hij moet vast uit een diepe slaap komen. Ik wil Max’ gezicht zo graag zien, zijn lippen in een glimlach en zijn ogen die wegdraaien, of dat anders zo meteen wel doen. Daarom til ik mijn hoofd op en draag het werk over aan mijn hand, want we kunnen niet stoppen, nog lang niet.
Eerst denk ik dat ik het verkeerd zie, dat hij zijn ogen uit puur genot gesloten heeft. Maar als ik mijn ongeloof weggeknipperd heb zie ik toch echt dat hij ligt te slapen. Diep en vredig, zoals alleen Max dat kan. Zijn borst gaat kalm op en neer en zijn wimpers slaan een idioot lange schaduw over zijn wangen.
Jeroens ogen branden nog steeds. Hij schudt meewarig zijn hoofd.