3

Mijn hand klemde zich om de ijzeren deurklink, het metaal was zo koud dat het door de palm van mijn schrijfhandschoenen brandde. Ik drukte en de klink gaf gelukkig mee. Naar adem happend, luisterde ik naar meisjesstemmen die roddelden en giechelden, pagina’s van schoolboeken die werden omgeslagen, potloden die krasten op papier. Een zware stap naderde, vergezeld van het geklingel van een sleutelbos. Ik ging rechtop staan, opende de deur, stapte over de drempel en staarde recht in de venijnige blik van de surveillant.

      Ze liet de sleutel die ze net in het slot had willen steken zakken en probeerde me te vernietigen met een sarcastische glimlach. ‘Maestressa Catherine Hassi Barahal. Wat vriendelijk van u dat u de verplichte lezing van vandaag bijwoont.’

      Ik opende mijn mond om een gevat antwoord te geven, maar ik was vergeten dat ik het hengsel van mijn schooltas tussen mijn tanden had en moest die opvangen omdat hij viel. Ik liet de behendige vangst overgaan in een reverence. ‘Maestra Madrahat. Neem me niet kwalijk. Ik had wat damesproblemen.’

      Sommige dingen kon je een respectabele jongedame niet verwijten in het openbaar, zelfs als je je afvroeg of ze de waarheid vertelde. Ze trakteerde me op een opgetrokken wenkbrauw die duidelijk maakte dat ze haar twijfels had, maar stapte opzij zodat ik langs haar kon glippen om over het gangpad naar de mij toegewezen plaats te gaan. ‘Doe uw gewaad dicht, maestressa,’ voegde ze me toe als laatste plaagstoot.

      Ik haastte me door het gangpad; bibberend van opluchting en van de kou hoorde ik haar de sleutel omdraaien in het slot. Opnieuw was ik – net op tijd – met beide voeten op de grond beland.

      Een paar andere leerlingen wierpen even een blik op mij, maar ik was niet belangrijk genoeg om meer aandacht te geven dan wat onderdrukt gegiechel, een duw van een elleboog, of een geeuw. Achter de ronding van het balkon glipte ik op de bank naast Beatrice. Haar schoolboek lag open bij een pagina die voor de helft gevuld was met een ingewikkelde tekening en ze schudde net een gebroken grafietstift uit haar vulpotlood toen ik ging zitten.

      ‘Daar ben je!’ fluisterde ze zonder me aan te kijken, haar aandacht gericht op haar vulpotlood. ‘Ik wist wel dat je op tijd zou komen.’

      ‘Je vertrouwen doet me goed.’

      ‘Ik heb het vannacht gedroomd.’ Ze wierp een zijdelingse blik op me. ‘Je weet dat ik mijn dromen altijd geloof.’

      Beneden, op het podium van de voorkant van de collegezaal, rolden twee bedienden een schoolbord naar voren en hingen een netje met krijtjes aan de onderkant.

      Ik boog dichter naar haar toe. ‘Ik dacht dat jij alleen over bepaalde mannelijke studenten droomde...’

      Ze schopte tegen mijn enkel.

      ‘Au!’

      Het schoolhoofd hinkte het podium op en wij vielen stil, net als alle andere leerlingen, de jongens beneden in de zaal en de meisjes boven op het balkon. De oude geleerde maakte nooit veel werk van een introductie. Een naam, een lijst van spectaculaire experimenten die waren uitgevoerd en revolutionaire artikelen die waren gepubliceerd, de titel van de lezing waarvan wij het voorrecht hadden die vandaag te horen over Aerostatics, het principe van gassen in balans en van de balans van ballonnen en bestuurbare luchtballonnen oftewel zeppelins in veranderende omstandigheden in de atmosfeer. Toen hij klaar was, klonk er een verbaasd gemompel door de zaal omdat de studenten beseften dat de spreker een vrouw was.

      ‘En heb je dat werkstuk nu af?’ vroeg Bee fluisterend met een meelevende blik. ‘Ik weet hoe goed je het college van het schoolhoofd vindt. Het zou vreselijk zijn als je er niet naartoe kan.’

      Onder dekking van de moeizame aftocht van het schoolhoofd en de afgemeten entree van de dignitaris, haalde ik mijn schoolboek tevoorschijn uit mijn tas en legde het keurig open voor me op de gehavende oude tafel met mijn nieuwe zilveren vulpotlood schuin over de onbeschreven pagina. Ondertussen fluisterde ik snel terwijl Bee zat te frunniken met haar gebroken vulling.

      ‘Ik heb het af, maar niet helemaal zoals ik wilde. Het was zo raar. Een of andere man was door het raam naar binnen gekomen en zat te wachten in de studeerkamer.’

      ‘Hoe is hem dat gelukt?’

      ‘Geen idee. Oom vroeg zich hetzelfde af. Daarom waren ze naar de tuin gegaan toen jij naar beneden kwam. Daarna kwam er een andere man. Oom moest voor hem een boek uit de zitkamer halen, daarom moest ik rennen zodat Evved me niet zou zien. Gezegende Tanit! Ik heb het verslag dat ik zat te lezen op de tafel laten liggen. Hij zal zich afvragen waarom het daar ligt!’

      ‘Hij is de laatste tijd erg verstrooid en kribbiger dan gebruikelijk. Ik denk dat hij ergens nerveus over is. Iets wat mama en hij ons niet vertellen. Dus misschien zal hij het niet opmerken, of vergeten ernaar te vragen.’

      ‘Ik hoop het. Wat kon ik anders doen? Ik griste mijn schooltas en mijn werkstuk mee en rende de hele weg naar de academie, alleen vergat ik mijn mantel, dus ik had het heel, heel erg koud.’ Ik had het nog steeds koud, omdat een derde van de hoge dakramen met stokken was opengezet om wat lucht binnen te laten in de anders bedompte atmosfeer tussen de krappe rijen op het balkon. ‘Maar er is wel iets opwindends gebeurd,’ voegde ik er uitdagend aan toe. ‘Toen ik de binnenplaats oprende, kwam er een prachtig rijtuig aan en daar stapte niemand minder uit dan maester Amadou en zijn tweelingzusters.’

      Bee’s hand verstijfde. Haar roze lippen persten zich op elkaar. Ze reageerde niet op het lokaas. Nog niet, maar dat kwam nog wel. In plaats daarvan zei ze zo onverschillig mogelijk: ‘Ik zag de tweeling binnenkomen.’ Ze wees naar twee lange meisjes die op de eerste rij bij het balkonhek zaten, gekleed in een schitterende blauwe stof die doorweven was met gouddraad, hun haren bedekt met zijden hoofddoeken waarvan de glans bijna nog meer licht gaf dan de armetierige gasverlichting. Ze zaten samen plichtsgetrouw aantekeningen te maken, terwijl de hooggeëerde professor de omtrek van een luchtschip op het schoolbord tekende.

      ‘Hoe kan het dat zij sneller boven waren dan jij?’

      Ik glimlachte om haar nieuwsgierigheid te prikkelen. ‘Maester Amadou hield me tegen. Hij had een vraag.’

      ‘O. Een vraag.’ Ze zuchtte lusteloos, alsof zijn vragen voor haar absoluut oninteressant waren.

      ‘Hij vroeg iets over jóú.’

      Nu heb ik je! Ik grijnsde verwachtingsvol, maar ze draaide me de rug toe; haar aandacht werd getrokken door een beweging in de zaal onder ons. Bepaalde mannelijke studenten kwamen stijlvol te laat en gingen nu op hun toegewezen plaatsen zitten. Het leek waarschijnlijk dat ze de komende eeuw naar maester Amadous aantrekkelijke figuur en prachtige kleren zou blijven staren, alleen om me te beroven van de kans haar te pesten. Of misschien staarde ze naar hem omdat ze dat al deed vanaf de eerste dag dat hij en zijn zusters bijna zes maanden geleden als leerlingen op de academie waren gekomen, net na het feest van Beltane, aan het begin van de maand maius.

      Maar in dat schaakspel konden twee de stukken verzetten. Ik verschikte mijn rokken voorzichtig om ervoor te zorgen dat de buitenste rok met zijn split openviel en zo de binnenste lagen van onderrokken onthulde, en trok aan mijn jasje om te zorgen dat het goed rond mijn heupen sloot. Daarna knoopte ik mijn schoolgewaad dicht om het allemaal te verbergen en vouwde mijn handen in mijn schoot.

      Ik probeerde te luisteren naar de hooggeëerde gastspreker die de inleiding had afgerond en toekwam aan het hoofdonderdeel van de lezing over de principes van de luchtvaartuigen die bij het grote publiek bekendstaan onder de naam zeppelin en heteluchtballon. Een boeiend onderwerp, vooral in een tijd waarin nieuwe technologische uitvindingen heel controversieel waren, en ook interessant omdat de wetenschapper een vrouw was en uit het zuiden kwam, van de beroemde academie voor Natuurlijke Wetenschap en Geschiedenis in Massilia aan de Middellandse Zee. Daar werd vrouwelijke studenten, zo ging het gerucht, toegestaan op dezelfde banken te zitten als jongens.

      Maar ik was van huis naar de academie gerend, een behoorlijke afstand en het merendeel heuvelopwaarts, en omdat ik te laat was met mijn werkstuk had ik geen tijd gehad om mijn ochtendpap te eten. Dus begon ik nu weg te dommelen, ondanks de harde bank die onaangenaam tegen mijn rug drukte en de kille tocht rond mijn schouders.

      Een lichaam ondergedompeld in een vloeistof wordt omhooggeduwd door een kracht die gelijk is aan het gewicht van de verplaatste vloeistof. Net zoals, vanwege hetzelfde principe, een vaartuig dat lichter is dan lucht opwaarts geduwd zal worden... Gassen zetten uit in volume wanneer de temperatuur omhooggaat... door een holte te creëren gevuld met brandbare lucht... Als varkens konden vliegen, waar zouden ze dan naartoe gaan?... Zou er zoete aardappeltaart zijn bij de lunch?...

      Ik zeil over een verblindende vlakte van ijs in een schoener die over het oppervlak van een massieve ijskap glijdt, en ik weet dat de persoon die naast me staat mijn vader is, hoewel, zoals dat gaat in dromen, hij helemaal niet lijkt op de man wiens portret ik in een medaillon om mijn nek draag...

      Een por tussen mijn ribben bracht me tot bewustzijn. Ik schrok wakker, greep naar mijn potlood, maar dat lag niet op mijn open schoolboek waar ik het had neergelegd. Bee’s rechterhand greep mijn pols en drukte mijn hand op de tafel die we deelden. Gedachteloos registreerde ik de grijze veeg van haar grafietpotlood op de witte vingertoppen van haar dunne wollen handschoenen.

      ‘Wat vroeg hij over mij?’ fluisterde ze. In het mistroostige licht van de sissende gaslampen – wij meisjesstudenten kregen hier boven op het balkon maar half zoveel licht als de mannelijke studenten in de zaal beneden – kon ik zien hoe ze met haar wimpers knipperde op die verfoeilijke manier van haar. Die hebbelijkheid die nooit faalde en waarmee ze bezwaren en vermaningen wist te ontzenuwen van elke volwassene die geboeid raakte door de beweging van die donkere vleugels. ‘Cat,’ zei ze met een stem die dreigend werd, ‘je moet het me vertellen.’

      Ik geeuwde om haar te pesten. ‘Ik heb beloofd niets te zeggen.’

      Ze liet mijn pols los en stompte me tegen mijn schouder.

      ‘Au!’

      Hoofden werden omgedraaid. Hoewel ze er misschien uitzag als een frêle wezentje was Bee een krachtpatser, en werkelijk zonder medelijden als ze boos werd. Ik wierp een blik op de ingang waar de surveillant voor de gesloten gordijnen zo stijf als een standbeeld en zo grimmig als de winter op wacht stond en recht voor zich uit staarde. De ijverige studenten richtten hun aandacht weer op de lezing en de verveelden doezelden terug in hun dutjes.

      ‘Dat had je verdiend!’ Bee wist precies hoe ze haar stem moest temperen zodat alleen ik haar kon horen. ‘Ik ben al een eeuwigheid verliefd op hem...’

      ‘Drie weken!’ Ik wreef over mijn schouder.

      ‘Drie maanden! Al vanaf het moment dat ik die droom over hem had waarin hij met getrokken zwaard op een aarden borstwering stond en soldaten in het livrei van een magiërshuis afweerde.’ Ze legde een hand op haar borst, die op en neer ging onder een hoog gesloten japon die geschikt was voor de keurige collegezalen van de academie. ‘Ik heb de waarheid over mijn wanhopige gevoelens voor me gehouden uit angst voor...’

      ‘Uit angst dat wij ons zouden afvragen waarom je zo plotseling ophield met verliefd te zijn op maester Lewis met zijn prachtige roodgouden haar. Je dacht dat je voorbestemd was om met hem te trouwen en opeens richtte je je standvastige hart op de schoonheid van maester Amadou met zijn doordringende zwarte ogen.’

      ‘Waarvan je zelf ook zei dat ze mooi zijn.’

      Ze boog naar voren en staarde over de rijen banken langs de vrouwelijke studenten die in tweetallen aan de studietafels zaten en over de versierde leuning die het balkon begrensde. Omdat wij samen met de andere beursstudenten op de krappe achterste rij zaten, hadden we alleen zicht op het voorste deel van de grote zaal beneden ons. Maester Amadou zat comfortabel op de tweede rij in een stoel aan een glanzende tafel vlak bij het podium. Zijn modieus geklede rug was naar ons toegekeerd, maar ik kon zien dat hij dobbelde met zijn tafelgenoot, maester Lewis, die even goede connecties had. Hij was een jongeling van hoge rang die was opgevoed aan het hof van onze heerser, de prins van Tarrant, in wiens territorium onze stad Adurnam lag. De jongemannen waren allebei zo opvallend knap dat ik me afvroeg of ze naast elkaar zaten om hun contrasterende uiterlijk goed te laten uitkomen, de een melkwit met gouden lokken en de ander donker als koffie en met zwarte haren. Op het podium liep de hooggeëerde natuurkundige heen en weer voor het schoolbord en zwaaide geestdriftig met haar hand. Ze barstte los in een enthousiaste uitweiding over de natuurlijke wetten die betrekking hebben op het gedrag van gassen. De woorden tuimelden over elkaar heen.

      ‘Ja, hij is bijna net zo knap als jij,’ kaatste ik terug, ‘en zich er heel goed van bewust dat de rijkdom van zijn familie hem in staat stelt laat binnen te komen én spelletjes te spelen vooraan in de zaal, allemaal zonder onaangename gevolgen. Hij is de ijdelste man die ik ooit heb ontmoet.’

      ‘Hoe kun je dat nu zeggen? Je weet toch hoe hij en zijn drie zusters en zijn tante ontsnapten aan de aanval op Eko door moordzuchtige, teringlijders van demonen. Hoe ze gedwongen waren om afscheid te nemen van hun ouders en hun oudere broers die ze op het strand moesten achterlaten terwijl de monsters eraan kwamen. Dat is toch een hartverscheurend verhaal!’

      ‘Als het waar is. De nederzetting en het fort waren speciaal gevestigd op Eko omdat dat een eiland is en demonen niet over water kunnen reizen. Dus hoe konden die demonen hen dan bereiken? Iedereen kan zeggen wat hij wil als er geen getuigen zijn.’

      ‘Je hebt geen hart, Cat. Je bent harteloos.’ Haar woedende blik was bedoeld om me tot in het hart te raken, als ik dat had gehad. Verontwaardigd haalde ze haar schouders op, draaide zich om en begon woedend te schetsen op een lege pagina van haar boek, met míjn mooie zilveren vulpotlood met de nieuwe grafietstift.

      ‘Als je daarmee bedoelt dat ik niet tot over mijn oren verliefd word op elk knap gezicht dat ik tegenkom, dan dank ik de gezegende Tanit daarvoor! Iemand moet harteloos zijn. Zijn familie is in goeden doen en heeft uitstekende connecties, dat is zeker. Zijn oudste zuster trouwde met de jongere broer van de neef van de prins van Tarrant. Zijn tante staat erom bekend dat ze heel goede zakelijke contacten onderhoudt met de bankiershuizen van het zuiden. Allemaal punten in zijn voordeel. Vooral gezien de altijd armoedige staat van de Barahal financiën. En nu wil ik mijn vulpotlood terug.’

      ‘Je zult me vertellen wat hij vróég over míj,’ mompelde ze zonder op te kijken of te stoppen met tekenen, ‘anders zal ik de komende maand iedere ochtend een handvol zout in je pap strooien...’

      ‘Catherine! Beatrice! De Hassi Barahal nichtjes zitten hun leergierigheid weer te demonstreren, neem ik aan.’

      Afgeleid door het geluid van mijn eigen stem, had ik niet gemerkt dat de surveillant stiekem langs het achterste gangpad naar ons toe was gekomen. Ze bleef recht achter ons staan, zo dichtbij dat haar adem de haartjes in mijn nek beroerde. Haar blik gleed over het balkon. De andere studentes waren allemaal druk bezig met het opschrijven van de formule V(1)T(2)=V(2)T(1) die het bord bedolf onder krijtstof terwijl de hooggeleerde professor Alexanders wet herhaalde: bij gelijkblijvende druk vermindert of vermeerdert het volume van een gegeven massa van ideaal gas met dezelfde factor als het rijzen of dalen van zijn temperatuur.

      De maestra griste mijn schoolboek van de tafel en sloeg de lege pagina’s om. ‘Is dit een nieuw schoolboek, maestressa? Of de totale som van je kennis?’

      Katten komen altijd op hun pootjes terecht! ‘Ideaal gas is veertien maal lichter dan zuurstofrijke lucht. Het kan gemaakt worden door metaal in zuur op te lossen. Gas dijt uit wanneer zijn temperatuur stijgt. Geen wonder dat de magiërs ballonnen haten! Als het waar is dat de nabijheid van een koude magiër de omringende temperatuur van elk object laat dalen, zou een koude magiër dan niet elke ballon leeg kunnen laten lopen alleen al door ernaast te staan?’

      Haar priemende blik had een olifant kunnen vellen. Maar de goden waren genadig, want in plaats van me naar het kantoor van het schoolhoofd te sturen wegens brutaliteit, richtte ze haar aandacht op Bee. Mijn schattige, meest geliefde nicht legde haastig mijn potlood neer en probeerde haar schetsboek dicht te doen. De hand van de surveillant schoot naar beneden en hield het boek open op de pagina waar Bee zojuist een indrukwekkend portret had getekend van een personage dat duidelijk mij moest voorstellen. Met de grijns van een doodskop en zilveren munten als ogen, keek de karikatuur naar een voorwerp dat ze voor zich omhooghield in een knokige hand.

      ‘Ik zie dat je in ieder geval hebt opgelet bij anatomie,’ zei de maestra net zo ijzig als de tocht die over onze schouders streek door de openingen in de hoge ramen. ‘Dat is een merkwaardig goede gelijkenis van de vier kamers van een hart, maar hoort een hart niet thuis in de holte van de borst?’

      Bee knipperde met haar oogleden terwijl een honingzoete glimlach haar gezicht oplichtte. ‘Het was maar een bevlieging, meer niet. Een allegorie in de Griekse stijl, zo u wilt. Wanneer u op de andere bladzijdes kijkt, zult u zien dat ik de huidige serie lessen over het principe van het ontwerp van ballonnen en luchtschepen zorgvuldig heb gevolgd.’ Ze bleef praten terwijl ze de pagina’s omsloeg. Door het gebabbel dat zoetgevooisd langs haar perfecte lippen vloeide, begon maestra Madrahats starre gezicht te ontdooien. Gedragen door een kracht gelijk aan... Gassen zetten uit in verhouding tot...

      Binnenkort zouden varkens vliegen.

      ‘Wat een mooie tekeningen,’ mompelde de surveillant verdwaasd, terwijl Bee pagina na pagina vol uitgedijde en ingekrompen luchtzakken omringd door alle mogelijke mathematische formules en keurige aantekeningen liet zien. Ballonnen stegen op en zakten weer naar beneden al naargelang de temperatuur en de druk, ongelukkige passagiers werden uit manden overboord gegooid en vielen schreeuwend met uitgestrekte armen...

      De maestra verstijfde, haar adem stokte.

      Bee liet snel een meer aanvaardbare historische tekening zien van de Romeinen die in Zama verslagen knielden voor de nieuw gekroonde koningin, de dido van ons volk, en haar zegevierende generaal Hanniba’al. En ze bleef praten. ‘Ik heb zoveel zin in ons uitje naar de Grote Werf volgende week waar we het luchtschip zelf kunnen zien. Hoe onvoorstelbaar dat het zichzelf heeft voortgedreven helemaal over de Atlantische Oceaan vanuit Expeditie naar onze mooie stad Adurnam! Niet één mens of trol verloren in de oversteek!’

      ‘Stel je voor,’ voegde ik eraan toe, niet in staat mijn mond te houden, ‘hoe de koude magiërs die aankomst zullen vieren, gezien het feit dat de magiërs luchtschepen en geweren betitelen als het roekeloze geklungel van radicalen die onze gemeenschap willen vernietigen. Denkt u dat de magiërs van plan zijn ook deel te nemen aan de festiviteiten volgende week? Er wordt gezegd dat de halve stad zich heeft voorgenomen erheen te gaan, niet alleen om het luchtschip te zien, maar ook om de magiërs ervan te weerhouden iets onbesuisds te doen.’

      Iedere leerling die dicht genoeg bij ons in de buurt zat om mijn woorden te horen, snakte naar adem. Je kon de magiërs haten zoveel je wilde, of juist voor hen knielen in de hoop een graantje mee te pikken van de overvloedige stroom van hun macht, rijkdom en invloed, maar iedereen wist dat het dom was om openlijk kritiek te spuien. Zelfs de koningen en prinsen die regeerden over de vele vorstendommen en staatsgebieden van het verdeelde Europa, daagden de Huizen en hun magiërs niet uit.

      De surveillant griste Bee’s boek van de tafel en stopte het onder haar arm. ‘Na afloop van het college gaan jullie naar het schoolhoofd.’

      De helft van de meisjes op het balkon gniffelde. De andere helft huiverde. De tweeling bleef aantekeningen maken, hoewel ik hen niet goed genoeg kende om te weten of ze zo weinig in de gaten hadden of dat ze zo geconcentreerd waren. Maestra Madrahat ging weer op haar plaats bij de ingang staan, haar sleutels hingen goed in het zicht om ons eraan te herinneren dat niemand van ons naar buiten kon glippen en de trap af kon gaan en dat er geen ondernemende jongemannen stiekem naar binnen konden komen. Niets van dat alles hier in de keurige zalen van de academie.

      Jullie gaan naar het schoolhoofd.

      ‘O, Cat, wat hebben we nu gedaan?’ Huiverend door een plotselinge koude wind die als een voorbode van een ramp uit de hoge ramen omlaag blies, grepen we elkaars hand vast.

      Bee en Cat, voor altijd samen. Welke moeilijkheden we ook tegenkwamen, we zouden die, zoals altijd, samen onder ogen zien.