33

‘Cat!’

      De stem van oom deed me verstijven. Zonder hem aan te kijken, klauterde ik overeind en haalde onvast adem terwijl ik merkte dat plotselinge woede meer verblindt dan duisternis.

      ‘Catherine,’ zei hij en zijn stem brak toen hij mijn naam uitsprak, ‘ik smeek je, vergeef ons.’

      Ik zei niets. Ik hoorde Bee’s zwijgen naast hem.

      ‘Als je ons niet kunt vergeven, sta me dan tenminste toe je te vertellen wat er dertien jaar geleden is gebeurd. Laat me je vertellen wat we al die jaren geheim hebben gehouden omdat we dachten dat dit het beste was.’

      Ik weet niet wat ik gedaan zou hebben als ik het niet zo verschrikkelijk koud had gehad. Als het niet midden in de langste nacht van het jaar was geweest en als ik niet zo verschrikkelijk hongerig en dorstig was geweest en bovendien zo smerig. Als ik niet zojuist een man had gekust die me had verteld dat ik de andere helft van zijn ziel was. Maar winterkou en familiebanden scheppen verplichtingen. Het is niet zo gemakkelijk om alles wat je ooit dacht te kennen de rug toe te keren.

      Hij zei: ‘Ik heb zijn laatste verslag. Het boek dat we voor jou verborgen hebben gehouden.’

      Dat zulke eenvoudige woorden zo’n pijn kunnen doen. Ik bedekte mijn gezicht met mijn handen.

      Bee zei: ‘Kom binnen, Cat. Alleen voor wat hete soep en in ieder geval wat schone kleren. Deze stinken echt. Een dikkere mantel en je goede handschoenen. Een bad, wat je nodig hebt. Een vuur en warme wijn. Een bed alleen voor vannacht. Alsjeblieft. Het spijt me dat ik die stomme dingen zei.’

      Ik had het allemaal voor haar gedaan. Wie had ik anders om iets voor te doen?

      Maar waren juist die gedachten geen leugen? Een sabeltandtijger zwierf door de stad. Een eru had me ‘nicht’ genoemd. Ik had nog steeds mijn spookachtige metgezellen: Daniel Hassi Barahal, Tara Bell en kind.

      Ik liep langs mijn oom en volgde Bee terug het huis in, terug naar de heerlijk warme keuken waar Callie me verlegen begroette. Ik hoorde de soldaten binnenkomen en bezit nemen van de zitkamer op de begane grond en de voor- en achteringang. De magister kondigde zijn voornemen aan om een bed op de bovenverdieping te nemen zodat zij vuur konden maken in de kamers eronder. Gelukkig bleven ze uit de keuken. Ze lieten ons met rust.

      We gingen aan de zware houten tafel zitten waar we Callie en Kok vaak hadden geholpen met de voorbereidingen van het eten. Ik nam een lepel in mijn hand en begon de verkwikkende soep te eten, kippenbouillon op smaak gebracht met prei, peterselie, raap, wortel en kostbare stukjes vlees. Mijn oom zat op de bank aan de andere kant van de tafel. Ik wist niet wat hij in mijn gezicht zag. Hij zag grauw van ellende. Zijn zwarte haar was ongekamd en niet gekapt, een slordige hoop stijve krullen. Ik had nooit krullen gehad. Mijn lange zwarte haar was zo steil alsof het gestreken was. Net zoals dat van Rory.

      Hoewel het leek alsof het hem moeite kostte, begon hij uiteindelijk te spreken.

      ‘We hebben elkaar nooit zo gemogen, Daniel en ik. Hij was slechts twee jaar jonger, maar we leken helemaal niet op elkaar. Hij maakte altijd ruzie met iedereen, daagde mensen uit, stelde vragen bij elke opmerking en bij de manier waarop wij vonden dat dingen gedaan moesten worden. Hij was rusteloos, moeilijk, heel anders dan ik. Het was logisch dat hij zou gaan reizen, informatie vergaren. Ik wilde er alleen voor zorgen dat de familie weer welvarend werd, veilig was en ik wilde zelf veilig zijn. Op aandringen van de familie trouwde ik met Tilly om zo de betrekkingen tussen de Adurnam-tak en de Havery-tak van de Hassi Barahals te verstevigen. Zij en ik hebben altijd hard gewerkt. We kunnen het samen goed vinden. Ik deed mijn plicht voor de Barahals en verwachtte dus ook dat Daniel zijn plicht zou doen, zoals we allemaal behoren te doen. Toen kwam hij thuis met háár.’

      ‘Haar?’ vroeg Bee zacht.

      ‘Ze was afzichtelijk. Een monster.’

      Ik bleef eten, want ik moest eten om naar hem te kunnen luisteren zonder tegen hem te schreeuwen.

      ‘Afzichtelijk?’ vroeg Bee met hoge, gespannen stem. ‘Wat bedoelt u daarmee?’

      ‘Ze was een soldaat, een van Camjiata’s Amazones. Een verschrikkelijke, gespierde vrouw met grove manieren. Ze had verwondingen – afschuwelijke verwondingen. Haar linkerbeen was beschadigd, dus hinkte ze heel de tijd en ondersteunde zichzelf met een stok. Ik neem aan dat dit haar dwars heeft gezeten, een vrouw die ooit sterk genoeg was om van de Middellandse Zee tot aan de Baltische IJszee te marcheren. Haar linkerarm eindigde bij de elleboog in een stomp met een aan elkaar genaaide flap huid. Weggeblazen door kanonnenvuur, vertelde ze ons. Ze maakte er grapjes over! Ik kan het niet opbrengen om de grollen die ze maakte te herhalen. De linkerkant van haar gezicht was verminkt. Haar oog was weg en de oogkas zat dicht door littekens. Brandwonden en littekens op haar wang en kaak. En toch bleef ze bij elke spiegel staan om naar zichzelf te staren. Ze had geen enkel gevoel voor fatsoen.’

      Ik bleef eten, een lepel tegelijk. Ik herinnerde me hoe sterk haar arm was, en hoe ik altijd had gedacht dat ze rook zoals een soldaat volgens mij moest ruiken: vastberaden, een beetje zweterig, en fel op een manier die me altijd had gerustgesteld. Dat, en haar waarschuwende woorden. Dat was mijn moeder.

      ‘Ik kon het nauwelijks opbrengen om naar haar te kijken en toch behandelde Daniel haar alsof ze de mooiste vrouw was die hij ooit had gezien.’

      ‘Misschien omdat hij van haar hield,’ zei Bee.

      ‘O, dat weet ik zeker. Hij hield van emotioneel gedoe. Hij wilde boven alles edelmoedig lijken.’

      Ik verslikte me in een doorweekt stuk wortel.

      ‘Hield zij van hem?’ vroeg Bee toonloos.

      ‘Goede vraag! Camjiata’s Amazones moesten celibatair zijn. Volkomen toegewijd aan de generaal. Dus toen ze zwanger bleek te zijn, werd ze gearresteerd en gevangengezet. De straf hield in dat ze in de gevangenis moest blijven tot haar kind was geboren. Daarna zou ze geëxecuteerd worden en het kind zou worden opgevoed in een weeshuis of, als het gezond en aantrekkelijk was, in een pleeggezin worden opgenomen.’

      Trillend legde ik mijn lepel neer.

      ‘Daniel was in Lutetia tijdens de grote raadsvergadering die was georganiseerd door de generaal om die radicale wetten te schrijven die hij Europa wilde opleggen. Ze moet hem op de een of andere manier een boodschap hebben gestuurd waarin ze hem om hulp vroeg. Ze kende hem van die vervloekte ijsexpeditie. En ook van daarvoor.’

      ‘Van wanneer daarvoor?’ vroeg Bee.

      ‘Ze ontmoetten elkaar voor het eerst toen ze jong waren, voordat zij het leger inging, voordat Camjiata een generaal was, toen hij nog gewoon kapitein Leonnorios Aemilis Keita was en vocht in een oorlog tussen rivaliserende prinsen.’

      Hoe kon het dat ik dit verhaal nooit had gehoord?

      ‘Ik denk dat ze Daniel daarom om hulp heeft gesmeekt, vanwege de geschiedenis die ze samen hadden. Tilly zei dat Tara Daniel verafgoodde. Dat heb ik zelf nooit gezien. Misschien dat barden en jellies het liefde zouden noemen wanneer ze erover zingen, als liefde een tragedie is.’

      ‘Het is djéli,’ zei ik. ‘Ik zou willen dat jullie soort het woord in ieder geval juist uitsprak.’

      ‘U zei net dat u het nauwelijks kon opbrengen om naar haar te kijken, papa,’ zei Bee, zachter dan eerst. Ze keek even naar mij. ‘Dus misschien zag u niet wat u niet wilde zien.’

      ‘Ik ben niet zo sentimenteel. Bovendien, wat doet het ertoe? Het was alleen belangrijk voor Daniel, die de familie bijna vernietigde door in te stemmen haar te helpen. Hij bracht haar eerst naar het Hassi Barahal huis in Havery, weet je, net nadat ze Catherine had gebaard. Zij zorgden ervoor dat hij haar naar Adurnam bracht, omdat dat verder weg was van de frontlinies. Tegen die tijd had Camjiata’s oorlog heel Europa opgeslokt. Het was gevaarlijk om een deserteur onderdak te verlenen. Of Camjiata’s vertegenwoordigers zouden er lucht van krijgen en hierheen komen om haar terug te halen voor verhoor en sommigen van ons in dat proces verwonden, óf de autoriteiten zouden achter haar aanwezigheid komen en de familie beschuldigen van spioneren.’

      ‘Maar we zijn spionnen,’ zei Bee. ‘De Hassi Barahals zijn altijd spionnen geweest.’

      ‘We zijn geen spionnen. We begonnen als reizigers. En omdat we geld moesten verdienen, net zoals iedereen, werden we handelaren in de branche die we het beste kenden – die van informatie vergaren en doorspelen. Om beschuldigd te worden van het huisvesten van een spion is heel iets anders in de ogen van de autoriteiten. Het zou lijken alsof we een kant hadden gekozen.’

      Met een trillende hand pakte ik de lepel. Ik had mijn soep nog niet op. Ik moest mijn soep opeten.

      ‘Worden we niet geacht om in een dergelijk geval een kant te kiezen,’ vroeg Bee bits, ‘door je familie bij te staan, wat er ook gebeurt?’

      ‘Tara Bell was geen familie van ons! Het kind dat ze baarde was zelfs niet eens Daniels kind! Dat heeft hij toegegeven en je kunt zien dat Catherine helemaal niet op ons lijkt!’

      Ik sloeg mijn ogen op naar zijn gezicht en hij keek weg. Ik staarde naar zijn gelaat, zo bekend en op een bepaalde manier ook geliefd; hij was de man die me had leren lezen. Hij was geen erg hartelijke man, maar ik had altijd gedacht dat hij goed was: loyaal, hardwerkend, soms grappig en toegewijd aan de Hassi Barahals.

      Ik had hem niet verkeerd beoordeeld. Ik was eenvoudigweg geen Hassi Barahal.

      ‘Wat gebeurde er toen?’ vroeg ik schor.

      ‘Toen stortten Camjiata’s dromen van een keizerrijk rondom hem ineen. De Huizen vernietigden het magiërshuis van zijn echtgenote omdat ze haar soortgenoten had verraden. Zijn leger werd verslagen. De bondgenoten namen hem gevangen. Ze durfden hem niet te doden, want dat zou de ontevreden bevolking nog opstandiger maken. Dus zetten ze hem gevangen op een geheime plek, volgens de geruchten een eiland dat in de Middellandse Zee ligt. Toen kwam Vier Manen Huis naar ons met bewijs dat we informatie hadden verkocht aan Camjiata’s leger.’

      ‘En was dat zo?’ vroeg Bee.

      ‘Er bestaat geen bewijs dat we zoiets hebben gedaan,’ antwoordde hij.

      ‘Omdat jullie het hebben verbrand,’ fluisterde ik. ‘Andevai droeg het bewijs over in ruil voor mij. Jullie verbrandden het direct nadat hij met mij wegreed.’

      ‘We hadden geen keus,’ zei hij stijfjes, ‘we moesten instemmen met het contract dat Vier Manen Huis ons opdrong, anders zouden ze ons geruïneerd hebben. Vernietigd, zoals Camjiata. Waarom ze jou wilden hebben, Beatrice, hebben ze nooit uitgelegd. Wanneer moeten magisters ooit uitleg geven over hun daden?’

      Andevai had een verklaring gegeven voor zijn gedrag. Maar hij was niet zoals de anderen.

      ‘Hebt u ooit de uitdrukking gehoord,’ vroeg Bee, ‘“de dromen van draken bewandelen”?’

      Hij schudde zijn hoofd. ‘Komt dat uit een oud gedicht van een bard? Of een verhaal van een djeli?’

      Ik stond op van de bank. ‘Waarom gingen Daniel en Tara Bell samen met mij weg uit Adurnam?’

      De lamp siste. Het vuur knetterde. Callie zat op haar kruk bij de haard en probeerde niet eens te verbergen dat ze meeluisterde.

      Hij ontmoette mijn blik en ik neem aan dat ik respect moest hebben voor het feit dat hij bereid was om mij aan te kijken. Hij zag er ouder uit dan hij was en hij leek vermoeid, maar ik was er niet langer zeker van dat hij ergens spijt van had.

      ‘Vier Manen Huis kwam bij ons en eiste de oudste Barahal dochter op. Bee’s vrijheid en leven liepen gevaar. Dus ging ik naar Daniel. Tara was opnieuw zwanger, weet je.’

      Ik was verstijfd, niet in staat te bewegen of te praten of zelfs maar te denken. Opníéúw zwanger en ik zou nooit weten of de baby een broertje of zusje van mij zou zijn geweest.

      ‘Ik nam mijn verantwoordelijkheid. De anderen waren te bang. Ik ging naar Daniel. Ik zei: “Je zult een andere baby krijgen, een kind om lief te hebben en op te voeden. Laat ons Catherine aan het magiërshuis geven in plaats van Bee. Het is tenslotte toch maar een bastaard, ze is niet eens van jou.” Voordat ik er erg in had, hadden ze hun spullen gepakt en waren ze weggegaan.’

      Mijn benen begaven het. Ik ging zitten en gelukkig hield de eenvoudige bank me vast zoals een moeder haar kind vasthoudt, het ondersteunt wanneer het struikelt.

      ‘Toch maar een bastaard?’ zei Bee met een harde, koude stem. ‘Hebt u dat echt gezegd?’

      ‘Iemand moest bereid zijn de waarheid te zeggen! De moeilijke keuzes te maken!’ Hij ging verder en schudde met zijn hoofd alsof hij gehinderd werd door gezoem van bijen of de woede van de fluisterende goden. ‘Vervolgens hoorden we van het ongeluk met de veerboot. Catherine werd levend teruggebracht, maar zij waren dood.’

      ‘Hebt u hun lichamen ooit gezien?’ vroeg Bee.

      Hij staarde naar het vuur. ‘O, ja,’ mompelde hij schor alsof de herinnering hem pijn deed. ‘De teruggevonden lichamen waren in een pakhuis neergelegd. Daniel had een oud litteken op zijn schouder. En Tara... tja... Er was geen vergissing mogelijk.’

      Hij begon te snikken alsof hij het net zo levendig voor zich zag als op de dag dat het was gebeurd.

      Na een tijdje wreef hij zijn ogen droog en snoot zijn neus met een zakdoek. Daarna haalde hij een verslag uit zijn mantel, een heel eenvoudig boek, gebonden in leer en gesloten met een groen lint. Hij legde het voor me op de tafel.

      Ik reikte ernaar maar trok mijn hand terug voordat ik het aanraakte. ‘En de andere ontbrekende verslagen? Hield u die ook verborgen?’

      ‘We weten niet wat ermee is gebeurd. Zelfs Daniel niet. Hij deed zijn best om ze naar de Barahals te sturen, maar je weet nooit wat er onderweg kan gebeuren, nietwaar? Dingen raken zoek.’ Hij ging staan. ‘Ik vertrek morgenochtend vroeg. Het getij keert om middernacht, we zullen ons inschepen voor de tocht naar Gadir, waar Tilly en de meisjes zijn. Er is mij geadviseerd dit huis te verkopen. Er is al een bod gedaan.’

      ‘Door wie?’ vroeg Bee kortaf.

      ‘Door Vier Manen Huis. Het aanbod kwam op verzoek van de prins van Tarrant, wat betekent dat het een bevel is dat niet geweigerd kan worden. Beatrice, jij zult natuurlijk met mij meegaan. En jij, Cat. Als je met ons meegaat, zullen we je om vergeving vragen en zul je deel uitmaken van onze familie.’

      Ik zei niets.

      Bee zei: ‘Papa, u lijkt iets niet te begrijpen. De mansa en de prins zijn niet van plan mij toe te staan Adurnam te verlaten.’

      ‘Hoe kan dat nu? Het contract is verlopen!’

      Bee’s gezichtsuitdrukking was zo nietszeggend als onbewerkte steen, een glad oppervlak waaronder allerlei voorwerpen of emoties verstopt konden zitten. Alleen een beeldhouwer wist hoe hij datgene wat in de steen verborgen lag kon bevrijden. ‘U begrijpt het echt niet, hè? Daarom kopen ze het huis. Om mij hier te houden, in een vertrouwde, comfortabele kooi. Begrijpt u dat niet? Door Cat op te offeren, hebt u mij niet gered. Het enige wat u deed, was het opofferen van alles wat u en mama voor haar betekenden.’

      ‘Ik heb haar om vergeving gevraagd. Cat, vergeef je me?’

      Ik zocht naar een stem en vond er een, hoewel ik niet zeker wist of ik hem herkende als de mijne. ‘Heeft ze u ooit verteld wie mij heeft verwekt?’

      Met een pijnlijke grimas schudde hij zijn hoofd. ‘Ze vertelde niemand ooit iets. En dan te denken aan al die waardevolle informatie die ze gehad moet hebben, want ze kende Camjiata goed, weet je. Maar toch weigerde ze ons iets te vertellen, hoewel we die informatie hadden kunnen verkopen en zo ons leven heel wat gemakkelijker hadden kunnen maken. Maar goed. Ik neem aan dat ze een vorm van loyaliteit voelde, zelfs voor een commandant die ze had verlaten. Daar zit iets lofwaardigs in.’

      Ik kon het niet opbrengen om naar hem te kijken. In plaats daarvan sprak ik tegen de muur. ‘Ik weet dat u deed wat u meende te moeten doen. Ik weet dat u het deed uit bezorgdheid voor Bee en misschien betreurt u zelfs de pijn die het mij heeft berokkend. Maar mijn ouders zouden niet verdronken zijn als u hen niet had weggejaagd. Ik ben er nog niet aan toe om dat te vergeven.’

      ‘Wat lijk je toch op Daniel,’ mompelde hij. ‘Zo onverzoenlijk.’

      ‘Lijkt ze nu op oom Daniel of niet?’ In Bee’s blik lag een koninklijke woede die zelfs mij verbaasde. Ze zag er zo kalm uit en sprak zo rustig dat je moeilijk kon inschatten hoe woedend ze werkelijk was. ‘U kunt het niet allebei krijgen. U hebt niet alleen Cat verraden, niet alleen uw broer en mijn tante Tara, maar ook mij. U verraadde de Barahal dochters, ons allemaal, en ook de zonen die u nooit hebt gekregen. U verraadde de eer van ons huis. U handelde zoals de Romeinen altijd beweerden dat wij Kena’ani handelden. Ik schaam me.’

      ‘We werden in een hoek gedrongen. We deden alleen wat we meenden te moeten doen. Wat had je dan gewild dat ik had gedaan, Beatrice?’

      Ze schudde haar hoofd. ‘Het is gebeurd. Het enige wat u nu kunt doen is naar Gadir gaan. Zorg beter voor Hanan en Astraea dan u voor Cat hebt gedaan. En in Tanits naam, papa, sta Astraea niet toe zo’n krengetje te blijven. En neem Callie mee, als ze dat wil. Want ze is hier alleen.’

      ‘Callie?’ zei hij, zo verbaasd over dit verzoek dat hij zijn tranen vergat.

      ‘Wil je met hem meegaan?’ vroeg Bee aan Callie. ‘Ik weet dat je nergens anders heen kunt.’

      Met haar zwierige, blonde haren die strak naar achteren gebonden waren maar aan alle kanten naar buiten piekten en de verstelde sjaal die ze strak rond haar smalle schouders had getrokken, zag Callie er kwetsbaar uit, maar ze was niet zwak en ook niet dom. ‘Ik weet niet echt wat ik kan verwachten in Gadir, maar ik zwierf koud en hongerig door de straten van Adurnam, en dat wil ik nooit meer. Maar als u en maestressa Catherine moeten blijven, zult u me dan niet hier nodig hebben?’

      ‘Er zullen andere voorzieningen worden getroffen,’ zei Bee. ‘Je moet met hem meegaan. En nu moet ik bekennen dat ik verschrikkelijke honger heb en graag iets zou willen eten.’

      Met aarzelende tred verliet oom de keuken.

      Callie pakte de kommen, schepte meer soep op en zette deze voor ons neer met een beker mede ernaast. Ze controleerde de lampen en trok zich terug op haar kruk. Ik vroeg haar niet om weg te gaan. Dit was haar kamer, niet die van ons, en bovendien was hij warm en ver bij de koude magiër en de soldaten vandaan. Ik hoorde ze heen en weer lopen in de zitkamer en in de hal aan de voorkant, en zacht met elkaar praten. Bee pakte haar lepel en at haar soep. Daarna dronk ze de mede, eerst haar beker en, na poosje, ook die van mij.

      Ik staarde naar het boek.

      Lang staarde ik. Hoop smaakte als as in mijn mond.

      Ik was te ver gekomen om het nu op te geven.

      Ik maakte het lint los, liet mijn hand over het zachte leer glijden en opende het boek met ingehouden adem. Ik kende zijn handschrift, met de lange uithalen en vloeiende lijnen. Zo gemakkelijk te lezen.

      Ik las terwijl de lampen brandden, Bee naar me keek en Callie wachtte. Bedienden moeten leren wachten omdat het hun plicht is dit te doen, ongeacht welke persoonlijke wensen ze ook mogen hebben.

      Tara heeft veel geriskeerd en nooit gefaald in haar plicht. Ze heeft verschrikkelijke dingen gezien. Ze heeft bloed aan haar handen. Ze heeft littekens opgelopen door de oorlogen.

      Hij doelde niet alleen op lichamelijke littekens.

      Ik zal Tara altijd beschermen, zoveel ik kan. Wat er op het ijs is gebeurd, is niet van belang. Haar kind zal mijn kind zijn. Ik zal haar beschermen ten koste van alles. Dat heb ik Tara beloofd en zelfs al had ik dat niet gedaan, zou het geen verschil uitmaken, want mijn kleine kat is mijn lieve dochter, de vreugde van mijn leven. Ik wenste dat ik veel eerder had geweten hoe je je hart kunt verliezen aan iets wat je zo dierbaar is.

      Mijn tranen vielen op inkt die al sinds lang droog was. Hij had het zoveel jaren geleden geschreven.

      Tara heeft een arm verloren aan kanonnenvuur en de ander is zo verminkt dat ze niet echt voor de baby kan zorgen. Tegenover anderen praat ze er luchtig over – soldatenhumor – maar ik ben degene die haar ’s nachts vasthoudt wanneer ze schreeuwt omdat ze de veldslagen opnieuw beleeft in haar dromen. Ik ben degene die haar verzekert dat het kind van haar zal houden omdat ze een prachtige en moedige vrouw is, niet omdat ze twee armen of twee ogen heeft.

      Gezegende Tanit, laat mijn hart niet breken.

      Die klootzak Jonathan kwam met een walgelijk voorstel, waarop ik absoluut niet zal ingaan. Mijn meisje opgeven voor het zijne, alsof het mijne niets waard zou zijn. Ik weet zeker dat hij zo over haar denkt. Ik protesteerde. Ik stelde manieren voor om te onderhandelen met de magisters. Ik bood zelfs aan om die vervloekte documenten terug te stelen. Hij bedreigde me op die gluiperige manier van hem. Zei dat de familie ons op straat zou zetten als we niet meewerkten. ‘Is de bastaard van een andere man je dat waard?’ vroeg hij me. Dus ondanks Tara’s toestand, ondanks de gezondheid en kracht die ze heeft teruggekregen door eenvoudigweg een tijdlang op een stabiele plaats te blijven, moeten we vertrekken. Het is een zegen dat Camjiata gevangen is genomen en zijn leger is ontbonden. Ik weet niet precies waar we een toevlucht kunnen vinden, maar in ieder geval kunnen we hopen dat we er veilig heen kunnen reizen.

      Alleen hadden ze niet veilig gereisd. Hij en mijn moeder waren gestorven. Het was alleen dat ze dit niet hadden gewild. Ze waren weggevlucht om ergens anders een leven op te bouwen. Met mij.

      Hoe vaak moet ik mezelf herhalen, vraag ik me af, als ik het probeer uit te leggen aan mensen die niet willen luisteren? Ze is mijn dochter, al heb ik haar dan niet verwekt. En wat is verwekken eigenlijk meer dan een moment van ontlading? Is het grootbrengen niet belangrijker? Ik zal mijn kleine kat altijd koesteren.

      Toen brak mijn hart toch. Bee sloeg haar armen om mij heen en ik huilde.