man volgde met zijn ogen de wijzende vinger. 'Die blauwe? Van een knaap hier uit de straat. Hij woont op tweehoog, op nummer 14. Hoezo? Wou je hem kopen?' 'Misschien, als de prijs laag genoeg is.' De man haalde zijn schouders op. 'Je kunt het proberen. Nummer 14', herhaalde hij nogmaals.

'Bedankt!' Joost liep terug naar het tafeltje en keek geamuseerd toe hoe Bart de binnenkant van zijn beker schoonlikte. 'Klaar?' Bart knikte en liet zich van de stoel glijden. Terwijl ze de straat uitreden, observeerde Joost de ramen op de tweede etage.

Geërgerd drukte Joost de televisie uit. Hij keek op zijn horloge en ijsbeerde door de woonkamer. En met elke minuut die verstreek nam zijn boosheid toe. Het was tien uur in de avond en Lisa was nog steeds niet thuis. 'Eventjes' had Mo beweerd. Er waren ondertussen al acht uren verstreken en er was nog geen taal of teken van Lisa te bekennen. Joost was met Bart begonnen aan de tuin. Ze hadden samen gegeten en de afwas gedaan. Zonder Lisa. Geen telefoontje, niets. Terwijl ze de dag daarvoor nog vol berouw had beloofd dat het nooit meer zou gebeuren. Joost was het zat. Hij pikte het gedrag van zijn nichtje niet langer. Als zij dacht dat er voor haar geen regels golden, had ze het verkeerd. Hij moest actie ondernemen. Hij moest denken, rustig nadenken! Toen uiteindelijk de ergernis zijn top had bereikt nam Joost een besluit. Hij ging haar persoonlijk bij de jongen weghalen. Hij liet niet langer met zich sollen. Hij belde de buren, gaf een korte uitleg en vroeg of zij op Bart wilden passen. De buren hadden geen bezwaar. Daarna graaide Joost zijn jas van de kapstok, trok de deur in het slot en sjeesde op de fiets de straat uit.

De sportwagen stond voor de deur en het zag er niet naar uit dat het vehikel van zijn plaats was geweest. Met twee treden tegelijk beklom Joost de trappen van de portiek. Bij nummer 14 belde hij aan. Het bleef stil. Nogmaals galmde de bel door de donkere hal maar er kwam geen reactie. Joost wilde net met zijn vuisten de deur bewerken toen een krakerige vrouwenstem achter hem klonk: 'Doen ze niet open?' De oude vrouw bekeek Joost van top tot teen terwijl haar gerimpelde hoofd meewarig schudde. 'Wie moet u hebben?' Haar sleutel zweefde voor het slot. 'Mo, de jongen van de sportwagen die beneden staat geparkeerd. Hij heeft verkering met mijn nichtje en ik maak me ongerust want ze is niet thuisgekomen.' Het oude hoofd schudde nu nog harder. 'Ik zou me zeker ongerust maken. Het is een nest vol narigheid.' En ze knikte ter verduidelijking naar de deur van nummer 14. 'Wat voor narigheid? Waar doelt u op. Mevrouw?' De vrouw gaf geen antwoord. Ze had haar voordeur geopend en verdween gnuivend en hoofdschuddend naar binnen. 'Mevrouw?' Zijn smeekbede had geen effect: de deur dreunde in het slot.

'Ik ben blij dat er nog zoveel hulpvaardige mensen op de wereld zijn', brulde Joost tegen de dichte deur. Hij belde nogmaals bij nummer 14 aan. Maar daar bleef het stil. Het had geen zin. Joost liep de trappen af maar bleef halverwege staan toen hij een deur hoorde open gaan. Hij hoorde de buurvrouw roepen: 'Vooruit dan, meneer. Komt u snel binnen.' Joost schoot de trappen omhoog en knikte de vrouw dankbaar toe.

Naakt en luid vloekend sprong Mo uit het bed. Hij commandeerde Lisa dat ze in de slaapkamer moest blijven en liep toen met grote stappen de gang in. Hij gluurde door het kijkglaasje in de deuren vloekte binnensmonds toen hij Joost zag staan. Hoe had hij dit huis gevonden? Hij had waarschijnlijk de auto vanaf het ziekenhuis gevolgd. Hij hield hen natuurlijk in de gaten, concludeerde Mo. De man was gevaarlijker dan hij dacht. Het was een geslepen rat. Straks ontdekte hij alles en waren Mo en Ramon hun handeltje kwijt. Hij moest worden gestopt. De buurvrouw verscheen en Mo zag hoe de twee een paarwoorden wisselden. Hij drukte zijn oor tegen de deur maar kon niet ontcijferen waarover ze het hadden. Een deur sloeg dicht en de woedende stem van Joost klonk door de portiek. Vlug drukte Mo zijn oog tegen het kijkglaasje. Mooi... Hij liep de trap af. De deur aan de overkant zwaaide open en de buurvrouw stond boven aan de trap. Verdomme. Mo beet op de binnenkant van zijn lip. Wat deed dat idiote mens nu? Ze riep Joost naar binnen. Dit zag er niet goed uit. Als Ramon er achter kwam dat de oom aan zijn deur had gestaan, dan flipte hij. En zeker als hij hoorde dat de oom door de klepzieke buurvrouw naar binnen was geroepen. Het was niet moeilijk te raden waar die twee het over gingen hebben. Hij holde terug naar de slaapkamer en trok zijn mobiel uit zijn broekzak. 'Kleedje aan', snauwde hij naar Lisa. 'Ik breng je naar huis.' Hij liep de kamer in en drukte wild op de knoppen van zijn mobiel. 'Arie, hier met Mo. Ik heb een klusje voor je.'

De oude vrouw trok Joost aan zijn arm mee de woonkamer in en gebaarde hem om op de bank plaats te nemen. Ze liet zich langzaam in een comfortabel uitziende fauteuil zakken. 'Ik woon hier nu al tweeëndertig jaar', begon ze haar verhaal. 'En nog nooit heb ik zoveel beroerde dingen gezien sinds die twee knullen hier tegenover zijn komen wonen. Criminelen, zeg ik

u, tuig is het. Vier jaar wonen ze hier en van meet af aan niks dan ellende.' Haar vingers zwaaiden als klauwen van een roofvogel door de lucht. 'En die meiden zijn geen haar beter. Allemaal even dom. Hebben geen greintje hersens in hun bovenkamer zitten. Staan maar stom te snotteren en te janken voor de deur. Tuig!' Ze klauwde in de leuning van de fauteuil. 'Dat had je in mijn tijd niet. Toen hadden we geen tijd om te flikflooien. Wij moesten werken, en hard ook.' Het hoofd schudde op en neer als een schip op een woeste zee. De vrouw nam een hap lucht en Joost zag kans om een vraag te stellen. 'Over wat voor ellende praat u nu?' 'Drugs en hoeren, meneer. Elk jaar staan er weer nieuwe grieten voor de deur die ze omtoveren tot hoeren. Ze gaan met die meiden om alsof het oud vuil is en telkens komen die domme wichten weer blèrend aan de deur. Onbegrijpelijk', sneerde de vrouw. 'En dat zusje van jou zit daar ook tussen.' Haar magere vinger priemde nu dreigend in zijn richting. 'Nichtje', verbeterde Joost de vrouw. 'Maar ik denk dat u alles toch te zwart-wit ziet. Het...'