81

Silo 18

Bewustzijn kwam en ging, net als de pijnscheuten die veroorzaakt werden door haar brandwonden.

Juliette herinnerde zich een dikke mist, laarzen die door haar blikveld stampten terwijl ze in die oven lag. Ze zag de wereld scheeftrekken doordat haar helm, het stroperige ding, steeds verder inzakte. Een glimmende zilveren ster kwam schommelend op haar af en bleef boven haar hoofd hangen. Peter Billings keek haar door haar helm heen aan, schudde aan haar verschroeide schouder en schreeuwde naar de mensen om hen heen dat ze moesten komen helpen.

Ze tilden haar op en droegen haar die bloedhete ruimte uit. Het zweet droop van hun gezichten. Ze sneden haar uit haar gesmolten pak.

Als een geest zweefde Juliette door haar oude kantoor. Plat op haar rug, met krakende wieltjes onder haar, langs rijen tralies, een lege brits in een lege cel.

Ze droegen haar in rondjes.

Omlaag.

Ze werd wakker van het piepen van haar hart, de machine die haar in de gaten hield. Er was een man die eruitzag als haar vader.

Hij was de eerste die merkte dat ze wakker was. Zijn wenkbrauwen gingen omhoog, hij glimlachte, knikte naar iemand achter haar.

En Lukas was er. Zijn gezicht – zo vertrouwd, zo vreemd – was wazig voor haar ogen. Ze voelde zijn hand in de hare. Ze wist dat die hand daar al een tijdje lag, dat hij er al een tijdje was. Hij lachte en huilde, aaide haar over haar wang. Jules wilde weten wat er zo leuk was. Wat er zo erg was. Maar hij schudde zijn hoofd, en zij viel weer in slaap.

De brandwonden waren niet alleen ernstig; ze zaten overal.

De dagen van herstel vergleden in een mist van pijnbestrijding.

Telkens wanneer ze Lukas zag, begon ze zich te verontschuldigen. Iedereen maakte een hoop drukte. Peter kwam. Er arriveerden stapels briefjes uit de diepte, maar niemand mocht bij haar. Niemand anders dan de man die eruitzag als haar vader en vrouwen die haar aan haar moeder deden denken.

Zodra ze het toelieten werd haar hoofd helderder.

Juliette ontwaakte uit wat een diepe droom leek, een waas van weken, nachtmerries over verdrinken en verbranden, over buiten zijn, over tientallen silo’s zoals de hare. De medicijnen hadden de pijn op afstand gehouden, maar ook haar bewustzijn verdoofd. Als ze haar hersens maar weer terug had, kon ze de pijn wel verdragen. Het was geen moeilijke keuze.

‘Hoi.’

Ze draaide haar hoofd opzij – en daar zat Lukas. Was hij er ook wel eens niet? Een deken gleed van zijn borst toen hij zich vooroverboog en haar hand vastpakte. Hij glimlachte.

‘Je ziet er beter uit.’

Juliette likte langs haar lippen. Ze had een droge mond.

‘Waar ben ik?’

‘De ziekenboeg op de drieëndertigste. Rustig aan maar. Kan ik iets voor je halen?’

Ze schudde haar hoofd. Het was een wonder om te kunnen bewegen, om te reageren op woorden. Ze probeerde in zijn hand te knijpen.

‘Alles doet pijn,’ zei ze zwakjes.

Lukas lachte. Hij keek alsof dit een opluchting voor hem was. ‘Dat zal best.’

Ze knipperde met haar ogen en keek hem aan. ‘Is er dan een ziekenboeg op de drieëndertigste?’ Zijn woorden kwamen vertraagd door.

Hij knikte ernstig. ‘Het spijt me, maar het is de beste in de hele silo. En hier konden we je beschermen. Maar laat dat maar even zitten. Je moet uitrusten. Ik ga de zuster roepen.’

Hij stond op, en een dik boek gleed van zijn schoot tussen de dekens en kussens op zijn stoel.

‘Denk je dat je kunt eten?’

Ze knikte, draaide haar gezicht weer naar het plafond en het felle licht, en alles kwam terug. Herinneringen doken op als de pijnscheuten onder haar huid.

Dagenlang lag ze huilend briefjes te lezen. Lukas zat naast haar en verzamelde de exemplaren die van het bed dwarrelden als van portalen naar beneden gegooide papieren vliegtuigjes. Hij bleef zich verontschuldigen, snotterend alsof hij er persoonlijk verantwoordelijk voor was. Juliette moest ze allemaal wel tien keer lezen om op een rijtje te krijgen wie er dood was en wie nog steeds zijn naam kon schrijven. Ze kon het verschrikkelijke nieuws over Knox nauwelijks bevatten. Sommige dingen schenen onveranderlijk, zoals de wenteltrap. Ze huilde om hem en om Marck, wilde wanhopig graag met Shirly praten, kreeg te horen dat dat niet zou gaan.

Wanneer het licht uit was, kreeg ze bezoek van geesten. Dan werd Juliette met dichtgeplakte ogen wakker op een nat kussen, en Lukas aaide haar over haar voorhoofd en zei dat alles goed zou komen.

Peter kwam vaak. Juliette bedankte hem keer op keer. Het kwam allemaal door Peter, allemaal door Peter. Hij had de beslissing genomen. Lukas vertelde haar over de trap, hoe hij op weg was geweest naar zijn schoonmaak en ze haar stem hadden gehoord op Peters radio. Hoeveel indruk het had gemaakt dat ze nog in leven was.

Peter had de moed gehad om te blijven luisteren. Daardoor waren hij en Lukas aan de praat geraakt. Lukas, die toch al niet strenger gestraft kon worden, had verboden dingen gezegd, iets over een virus, wat ze niet helemaal begreep, een besmettelijke kou. Door de radio kwamen inmiddels berichten over mensen in Mechanica die zich overgaven. Bernard veroordeelde hen evengoed ter dood.

En Peter moest een besluit nemen. Was hij het hoogste gezag, of was hij iets verschuldigd aan de mensen die hem op die plek hadden neergezet? Deed hij wat rechtvaardig was of wat er van hem verwacht werd? Dat laatste was maar al te gemakkelijk, maar Peter Billings was een goed mens. Dat zei Lukas tegen hem op de trap. Hij zei dat het lot hen hier had neergepoot, maar wat ze nu verder deden, dat bepaalden ze zelf. Dat bepaalde wie ze waren.

Hij vertelde Peter dat Bernard iemand vermoord had. Dat hij bewijzen had. Lukas had zijn straf nergens aan verdiend.

Peter wees erop dat heel het beveiligingsapparaat van it honderd verdiepingen ver weg was. Boven in de silo was er maar één wapen. Eén wet.

Die van hem.