3

Drie jaar eerder

‘Dat meen je niet,’ zei Allison. ‘Moet je horen, schat. Dit geloof je nooit. Wist je dat er nog meer opstanden zijn geweest?’

Holston keek op van de map op zijn schoot. De stapels papier om hem heen vormden een lappendeken op het bed – bergen oude dossiers om af te wikkelen en nieuwe klachten om in behandeling te nemen. Allison zat aan haar bureautje aan het voeteneinde. Ze woonden met zijn tweeën in een flat die in de loop van de jaren maar twee keer was gesplitst. Het liet ruimte voor luxezaken als een bureau en een echt tweepersoonsbed, in plaats van een stapelbed.

‘Hoe zou ik dat moeten weten?’ vroeg hij op zijn beurt. Zijn vrouw keek om en streek een losse pluk haar achter haar oor. Holston wees met een map naar haar computerscherm. ‘Je doet de hele dag niets anders dan honderden jaren oude geheimen ontraadselen, en ik zou er eerder van moeten weten dan jij?’

Ze stak haar tong naar hem uit. ‘Het was een retorische vraag. Een manier om je iets duidelijk te maken. En waarom ben je niet nieuwsgieriger? Hoorde je wel wat ik zei?’

Holston haalde zijn schouders op. ‘Ik heb nooit gedacht dat de opstand die wij kennen de eerste was; het was alleen de laatste. Als ik door mijn werk iets geleerd heb, dan is het dat geen enkele misdaad of maffe bende origineel is.’ Hij pakte de map naast zijn knie. ‘Denk je dat dit de eerste waterdief is waar de silo mee te maken heeft? Of dat hij de laatste zal zijn?’

Allisons stoel schoof piepend over de tegels toen ze zich helemaal naar hem omdraaide. Op het scherm achter haar knipperden de databrokjes die ze van de oude siloservers had gehaald, restjes van informatie die lang geleden gewist en ontelbare keren overschreven was. Holston begreep niet hoe zulke informatie teruggehaald kon worden, of hoe het mogelijk was dat iemand die zo slim was om er een manier voor te verzinnen tegelijk zo dom kon zijn om van hem te houden, maar hij nam het allebei voor waar aan.

‘Ik ben wat oude verslagen aan het reconstrueren,’ zei ze. ‘Als ze kloppen, betekent het dat zoiets als onze oude opstand vroeger regelmatig voorkwam. Ongeveer één keer per generatie.’

‘We weten heel veel niet over vroeger.’ Holston wreef in zijn ogen en dacht aan alle administratie waar hij nu niet aan toekwam. ‘Wie weet, misschien hadden ze toen nog geen systeem voor het schoonmaken van de sensors. Ik wil wedden dat het uitzicht in die tijd alleen maar waziger en waziger werd, tot de mensen er gek van werden. En dan brak er oproer uit of zo en verbanden ze er eindelijk een paar om orde op zaken te stellen. Of misschien was het gewoon een natuurlijke vorm van bevolkingsbeheersing, snap je, voor de loterij.’

Allison schudde haar hoofd. ‘Ik denk het niet. Ik begin te geloven...’ Ze keek even zwijgend naar Holstons dossiers. Bij de aanblik van al die gedocumenteerde overtredingen leek ze haar woorden zorgvuldiger te wegen. ‘Ik oordeel niet, ik beweer niet dat iemand gelijk of ongelijk had. Ik wil alleen maar zeggen dat de servers misschien helemaal niet door de opstandelingen gewist zijn. In elk geval niet zo totaal als ons altijd verteld is.’

Nu had ze Holstons volle aandacht. Het raadsel van de lege servers, het blanco verleden van hun voorouders, hield iedereen bezig. De vernietiging was niet meer dan een in nevelen gehulde legende. Hij sloeg de map op zijn schoot dicht en legde hem opzij. ‘Hoe denk je dan dat het gekomen is?’ vroeg hij. ‘Was het een ongeluk? Brand of een stroomstoring?’ Hij somde alle gangbare theorieën op.

‘Nee,’ zei Allison nadenkend. Ze dempte haar stem en keek hem gespannen aan. ‘Ik denk dat wij de harddisks gewist hebben. Onze voorouders, bedoel ik, niet de opstandelingen.’ Ze draaide zich om naar het scherm en ging met haar vinger over een reeks getallen die hij vanaf het bed niet kon lezen. ‘Twintig jaar,’ zei ze. ‘Achttien. Vierentwintig.’ Haar vinger gleed piepend omlaag. ‘Achtentwintig. Zestien. Vijftien.’

Holston baande zich een weg door de paperassen aan zijn voeten en stapelde onderweg naar het bureau de dossiers die hij tegenkwam weer op. Hij ging op het voeteneinde zitten, legde een hand in de nek van zijn vrouw en keek over haar schouder naar het scherm.

‘Zijn dat data?’ vroeg hij.

Ze knikte. ‘Ongeveer om de twintig jaar is er een grote opstand. In dit verslag staan ze allemaal op een rijtje. Het was een van de bestanden die bij de laatste opstand – onze opstand – gewist zijn.’

Ze zei ‘onze’ alsof zij en hun vrienden erbij waren geweest. Maar Holston wist wat ze bedoelde. Het was de opstand in de schaduw waarvan ze allemaal waren opgegroeid, de opstand die hen had gevormd – het grote conflict dat boven hun jeugd, en boven de jeugd van hun ouders en grootouders had gehangen. Het was de opstand die in heimelijk gefluister en steelse blikken huisde.

‘En waarom denk je dat wij het waren, dat de goeien de servers gewist hebben?’

Ze draaide zich half naar hem om en glimlachte treurig. ‘Wie zegt dat wij de goeien zijn?’

Holston verstrakte. Hij liet Allisons nek los. ‘Hou op. Zeg nou geen dingen die...’

‘Het was maar een grapje,’ zei ze, maar dit was niet iets om grappen over te maken. Het was maar een klein stapje verwijderd van verraad, van schoonmaken. ‘Ik heb een theorie,’ zei ze snel, met nadruk op het woord ‘theorie’. ‘Oké. In elke generatie is er wel een keer beroering. Honderd jaar lang, misschien zelfs nog langer. Je kunt er de klok op gelijk zetten.’ Ze wees naar de data. ‘En dan, tijdens de grote opstand, de enige die wij tot nu toe kenden, wist iemand de servers. Wat trouwens wel wat ingewikkelder is dan op een paar knoppen drukken of brand stichten. Er zijn back-ups van back-ups. Er is een goed georganiseerde actie voor nodig; met een ongeluk of een haastklus of gewoon sabotage kom je er niet...’

‘Dan weet je nog niet wie de schuldige is,’ zei Holston. Zijn vrouw was een genie met computers, daar twijfelde hij niet aan, maar een spoorzoeker was ze niet, dat was hij.

‘Wat ik wel weet,’ vervolgde ze, ‘is dat er al die tijd per generatie een opstand is geweest, maar sindsdien niet één meer.’ Allison beet op haar lip.

Holston rechtte zijn rug. Hij keek om zich heen en liet haar opmerking tot zich doordringen. Hij zag opeens voor zich hoe zijn vrouw zijn vergrootglas uit zijn hand griste en ermee vandoor ging.

‘Je zegt dus...’ Hij wreef nadenkend over zijn kin. ‘Je zegt dat iemand onze geschiedenis heeft gewist om te voorkomen dat die zich zou herhalen?’

‘Of nog erger.’ Ze nam zijn hand in de hare. Haar ernst had plaatsgemaakt voor iets nog zwaarders. ‘Stel dat op die harddisks stond wat de aanleiding voor die opstand was? Stel dat iets in onze geschiedenis, of in de gegevens over de buitenwereld, of misschien de kennis van wat heel lang geleden de reden was dat mensen in deze silo trokken... stel dat die informatie een soort spanning gaf waardoor mensen gek werden of doordraaiden of gewoon naar buiten wilden?’

Holston schudde zijn hoofd. ‘Ik wil niet dat je zo denkt,’ zei hij.

‘Ik zeg niet dat het goed was dat ze over de rooie gingen,’ zei ze, nu weer voorzichtig. ‘Maar dit is mijn theorie, afgaande op wat ik tot nu toe bij elkaar heb gesprokkeld.’

Holston wierp een wantrouwige blik op de monitor. ‘Misschien kun je dit beter niet doen,’ zei hij. ‘Ik weet helemaal niet hoe je het doet, maar misschien kun je het beter laten.’

‘Lieverd, die informatie is er gewoon. Als ik er nu niets mee doe, doet iemand anders het later wel. Je krijgt de geest toch niet meer terug in de fles.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Ik heb al een rapport geschreven over het terughalen van gewiste en overschreven bestanden. De it-afdeling verspreidt het nu om mensen te helpen die per ongeluk iets hebben weggegooid wat ze nog nodig hebben.’

‘En toch vind ik dat je ermee op moet houden,’ zei hij. ‘Dit is geen goed plan. Ik zie er niets goeds van komen...’

‘Je ziet niets goeds komen van de waarheid? Het is altijd goed om de waarheid te kennen. En het is beter dat wij het ontdekken dan iemand anders, toch?’

Holston keek naar zijn dossiermappen. Het was vijf jaar geleden dat er voor het laatst iemand op schoonmaak gestuurd was. Het uitzicht werd met de dag slechter, en als sheriff voelde hij de druk om iemand te vinden. De spanning nam toe, alsof de silo langzamerhand vol kwam te staan met stoom die eruit moest. De mensen werden nerveus als ze dachten dat het weer bijna zover was. Het was een soort selffulfilling prophecy, waarbij iemand van de zenuwen zijn geduld verloor en er iets uitflapte wat hij niet zou moeten zeggen, en voor hij het wist zat hij in een cel naar zijn laatste wazige zonsondergang te kijken.

Holston bekeek de mappen om hem heen en wou dat er iets in stond. Hij zou morgen een man ter dood veroordelen als hij daarmee de druk van de ketel kon halen. Zijn vrouw kwam met een naald op een enorme, overvolle ballon af, en hij wilde de lucht eruit laten voor ze erin prikte.