18
De zakken waren genummerd. Juliette kon ze lezen als ze omlaagkeek, dus ze waren ondersteboven aangebracht. Zíj moest ze kunnen lezen, en niemand anders. Ze staarde er verdoofd naar door het vizier van haar helm, terwijl de deur achter haar vergrendeld werd. Voor haar was nog een deur, een verboden deur. Stilletjes en dreigend wachtte hij erop geopend te worden.
Juliette voelde zich verloren in dit niemandsland tussen de twee deuren, gevangen in de luchtsluis, met de felgekleurde buizen die uit de muren en het plafond staken en de plastic schermen waarachter alles wazig werd.
Het gesis van het argon dat de sluis in werd gepompt drong vaag door tot in haar helm. Het maakte haar duidelijk dat het einde nabij was. Door de druk trok het plastic strak tegen de muren en vouwde het zich over de bank en rond de buizen. Ze voelde de druk tegen haar pak, als een onzichtbare hand die zachtjes kneep.
Ze wist hoe het verder zou gaan, en in een flits vroeg ze zich verbaasd af hoe ze hier terecht was gekomen – zij, een vrouw uit Mechanica die nooit een zier om buiten had gegeven en die het prima had gevonden om de rest van haar leven in de diepste ingewanden van de aarde te leven en te midden van het vet en het vuil alles te repareren wat kapot was, zonder zich druk te maken om de wijde dode wereld om haar heen...