29
De klim duurde drie dagen. Langer dan had gehoeven, maar het protocol moest in acht worden genomen. Een dag lopen naar het kantoor van Hank, een nacht in zijn cel, waarna deputy Marsh naar beneden kwam om haar te begeleiden langs de vijftig verdiepingen naar zijn kantoor in de middensilo.
Die tweede dag voelde ze zich als verdoofd. De blikken van voorbijgangers gleden van haar af als water van vet. Ze kon zich niet echt zorgen maken om haar eigen leven – in gedachten telde ze telkens de anderen die ze verloren hadden, van wie sommigen door haar schuld.
Net als Hank probeerde Marsh een praatje met haar aan te knopen, maar het enige wat Juliette terug had willen zeggen was dat ze aan de verkeerde kant stonden. Dat het kwaad de silo beheerste. Ze hield haar mond dicht.
Op het politiebureau van de middensilo werd ze naar een cel gebracht die er precies zo uitzag als die van Hank in de diepte. Geen muurscherm, alleen cementblokken met een laagje grondverf erop. Nog voor Marsh de deur dicht had gedaan liet ze zich op de brits vallen. Urenlang lag ze te wachten tot het avond en vervolgens weer dag zou worden en Peters nieuwe hulpsheriff haar zou komen halen voor het laatste stuk van haar reis.
Ze keek vaak op haar pols, maar Hank had haar horloge in beslag genomen. Hij wist vast niet eens hoe hij het moest opwinden. Uiteindelijk zou het stukgaan en weer een snuisterij worden, een nutteloos ding dat vanwege het mooie bandje verkeerd om gedragen werd.
Ze werd er verdrietiger van dan ze zelf had verwacht. Ze wreef over haar naakte pols, wilde dolgraag weten hoe laat het was, toen Marsh terugkwam om te zeggen dat ze bezoek had.
Juliette kwam overeind en zwaaide haar benen van de brits. Wie zou er vanuit Mechanica helemaal naar de middensilo komen?
Toen Lukas aan de andere kant van de tralies opdoemde, brak de dam die haar emoties in toom hield bijna door. De spieren in haar nek spanden zich, haar kaken deden pijn van het gevecht tegen de tranen, de leegte in haar borst spatte bijna uit elkaar. Hij pakte de tralies beet en legde zijn hoofd ertegenaan. Zijn slapen duwden tegen het gladde staal, op zijn gezicht lag een treurige glimlach.
‘Hoi,’ zei hij.
Juliette herkende hem amper. Ze had hem alleen een paar keer in het donker gezien, en toen ze op de trap tegen elkaar op botsten had ze haast gehad. Hij was een aantrekkelijke man, met ogen die ouder waren dan de rest van zijn gezicht en lichtbruin, vochtig, naar achteren gestreken haar, waarschijnlijk bezweet van de haastige afdaling.
‘Je had niet hoeven komen,’ zei ze, zacht en langzaam om niet in tranen uit te barsten. Het maakte haar zo treurig dat iemand haar zo zag – iemand om wie ze gaf, zoals ze begon te beseffen. Het was een te grote vernedering.
‘We pikken dit niet,’ zei hij. ‘Je vrienden verzamelen handtekeningen. Niet opgeven.’
Ze schudde haar hoofd. ‘Het zal niets uitmaken,’ zei ze. ‘Stel je er alsjeblieft niet te veel van voor.’ Ze liep naar de tralies en legde haar handen eromheen, een paar centimeter onder de zijne. ‘Je kent me niet eens.’
‘Maar ik weet wel dat dit gelul is...’ Hij wendde zijn hoofd af. Over zijn wang liep een traan. ‘Alweer een schoonmaak?’ zei hij met schorre stem. ‘Waarom?’
‘Dat willen ze nu eenmaal,’ zei Juliette. ‘Je houdt ze niet tegen.’
Lukas liet zijn handen omlaagglijden en pakte de hare beet. Juliette kon ze niet loskrijgen om haar tranen te drogen. Ze boog haar hoofd en probeerde het met haar schouder.
‘Ik was die avond op weg naar jou...’ Lukas schudde zijn hoofd en haalde diep adem. ‘Ik wilde je mee uit vragen...’
‘Niet doen,’ zei ze. ‘Lukas. Doe nou niet.’
‘Ik heb mijn moeder over je verteld.’
‘Godsamme, Lukas...’
‘Dit mag niet gebeuren,’ zei hij. ‘Het mag niet. Je mag niet weg.’
Toen hij weer opkeek, zag Juliette aan zijn ogen dat hij nog banger was dan zij. Ze wriemelde een hand los en bevrijdde daarmee de andere. Ze duwde zijn handen weg. ‘Vergeet het maar liever,’ zei ze. ‘Het spijt me. Zoek iemand anders. Zorg dat je niet zo eindigt als ik. Wacht niet...’
‘Ik dacht dat ik iemand gevonden had,’ zei hij droevig.
Juliette draaide haar gezicht weg.
‘Ga nou maar,’ fluisterde ze.
Ze bleef doodstil staan en voelde hem aan de andere kant van de tralies, een jongen die alles van sterren wist maar niets van haar. Ze wachtte, luisterde naar zijn snikken terwijl ze zelf zachtjes huilde, tot ze hem eindelijk treurig weg hoorde schuifelen.
Die nacht lag ze weer op een koude brits, nog steeds zonder te weten waarom ze gearresteerd was, en piekerde ze over alle ellende die ze ongewild had veroorzaakt. De volgende dag klom ze het laatste stukje door een land van vreemdelingen. Met in haar kielzog de geruchten over een nieuwe schoonmaak zette Juliette als in trance de ene voet voor de andere.
Aan het eind van de reis werd ze langs Peter Billings en haar oude bureau naar de bekende cel gevoerd. Haar escorte liet zich, klagend over vermoeidheid, op de krakende stoel van deputy Marnes vallen.
Juliette was zich scherp bewust van de huls die zich gedurende drie lange dagen om haar heen gevormd had, de harde vernis van verdoving en ongeloof. De mensen praatten niet zachter, zo klonk het alleen maar. Ze stonden niet verder bij haar vandaan, de afstand leek alleen groter. Ze ging op de brits zitten en hoorde hoe Peter Billings haar aanklaagde voor samenzwering. Een datastick zat in een slap plastic zakje, als een visje dat al het water had opgedronken en nu dood onderin lag. Uit de verbrandingsoven gehengeld. De randen waren zwartgeblakerd. Er werd een strook gedeeltelijk verpulpt printerpapier uitgerold. Er werden dingen gezegd over haar zoektocht op de computer. Ze wist dat ze vooral Holstons geheimen hadden gevonden, niet de hare. Het had waarschijnlijk weinig zin om daar iets van te zeggen. Ze hadden genoeg voor meerdere schoonmaken.
Naast Peter stond een rechter in zwarte overall, alsof hier daadwerkelijk over haar lot werd beslist. Maar Juliette wist dat de beslissing allang genomen was, en ze wist ook door wie.
Scotties naam viel, maar het verband ontging haar. Misschien hadden ze zijn laatste e-mail aan haar gevonden. Misschien schoven ze haar voor de zekerheid zijn dood in de schoenen. Botten begraven bij botten, de geheimen veilig tussen hen in.
Ze stopte met luisteren en keek achter zich, naar een kleine wervelwind die ontstond op de vlakte en in de richting van de heuvels tolde. Op de helling viel hij uit elkaar, net als al die schoonmakers die aan de bijtende wind waren blootgesteld en nu eenzaam lagen weg te rotten.
Bernard zelf liet zijn gezicht niet zien. Te bang, of gewoon zeker van zijn zaak – Jules zou het nooit weten. Ze tuurde naar haar handen, naar de dunne randjes smeer diep onder haar nagels, en wist dat ze al dood was. Om de een of andere reden gaf het niet. Voor haar en achter haar stond een lange rij van doden. Zij was alleen maar het schuifelende heden, een radertje in de machine, dat knarsetandend meewerkte tot het niet meer ging, tot ze in tweeën spleet en alleen nog maar schade aanrichtte, tot ze verwijderd moest worden, weggegooid en vervangen.
Pam kwam havermout en gebakken aardappelen brengen, haar lievelingseten. Ze liet het dampend buiten de tralies staan. De hele dag door brachten bodes briefjes van Mechanica. Ze was blij dat haar vrienden haar niet opzochten. Hun stille stemmen waren meer dan genoeg.
Juliettes ogen huilden, de rest van haar was te verdoofd om te beven of te snikken. Ze las de lieve briefjes terwijl de tranen op haar bovenbenen drupten. Dat van Knox was een simpele verontschuldiging voor de slappe vertoning in de hal, waar hij naar eigen zeggen voor de rest van zijn leven spijt van zou hebben. Hoewel hij ervoor zou zijn uitgezet, had hij bij nader inzien waarschijnlijk liever iemand vermoord. Anderen stuurden haar spirituele boodschappen, beloofden dat ze elkaar aan de andere kant terug zouden zien, citeerden uit boeken die ze uit hun hoofd hadden geleerd. Shirly, die haar misschien wel het best kende, vertelde over de generator en de nieuwe centrifuge voor de raffinaderij. Ze zei dat het allemaal goed zou blijven gaan, en dat grotendeels dankzij haar. Dit ontlokte een heel klein snikje aan Juliette. Ze streek over de houtskool en kreeg wat van het zwarte schrijfsel van haar vriendin aan haar vingers.
Uiteindelijk was alleen Walkers briefje nog over, het enige waar ze geen wijs uit werd. Terwijl de zon onderging boven het hardvochtige land, de wind ging liggen en het stof neerdaalde, las ze zijn woorden telkens opnieuw, zonder te begrijpen wat hij bedoelde.
Jules...
Niet bang zijn. Wie het laatst lacht. De waarheid is een grap en Materiaal is goed.
Walk
Ze wist niet hoe ze in slaap was gevallen, alleen dat ze wakker werd en de briefjes als afgebladderde stukjes verf rond de brits zag liggen. ’s Nachts waren er nog meer tussen de tralies door gestoken. Juliette besefte dat ze niet alleen was en tuurde in het duister. Achter de tralies stond een man. Toen ze overeind kwam, deed hij een stap achteruit. Een trouwring tingelde tegen het staal van de tralies. Op slaperige benen rende Juliette ernaartoe. Ze pakte de tralies met trillende handen vast en tuurde naar de gedaante, die langzaam opging in het duister.
Juliette stak een arm tussen de spijlen door. ‘Papa?’
Maar hij kwam niet terug. De gedaante versnelde zijn pas, verdween in het niets, een droombeeld nu – en een herinnering van lang geleden.
De zonsopkomst was een spektakel. Door een zeldzame opening in de donkere, laag hangende bewolking schoven gouden stofbanen over de heuvels. Met haar wang op haar handen lag Juliette naar het optrekken van de duisternis te kijken. De geur van koude havermout dreef haar cel in. Ze dacht aan de mannen en vrouwen van it, die de afgelopen drie nachten aan één stuk door aan haar pak hadden gewerkt, met onderdelen die vanuit Materiaal naar boven waren gebracht. Ze zou er net lang genoeg iets aan hebben om schoon te maken, maar langer niet.
Tijdens de hele beproeving van het geboeid traplopen, de dagen en nachten van doffe acceptatie, was de gedachte aan de schoonmaak zelf nog niet één keer bij haar opgekomen. Tot nu, de dag van de uitzetting. Ze wist met absolute zekerheid dat ze het niet zou doen. Ze was zich ervan bewust dat alle schoonmakers dat zeiden, en dat ze op de drempel van de dood allemaal een of andere magische, misschien spirituele, transformatie ondergingen waardoor ze het uiteindelijk toch deden. Maar zij had hierboven niemand om voor schoon te maken. Ze was niet de eerste schoonmaker uit Mechanica, maar ze was vast van plan om de eerste te zijn die het vertikte.
Ze zei het met zoveel woorden toen Peter haar uit haar cel haalde en naar de gele deur bracht. Binnen deed een technicus van it nog wat laatste aanpassingen aan haar pak. Met een klinische afstandelijkheid luisterde Juliette naar zijn aanwijzingen. Ze zag alle zwakke plekken in het ontwerp. Als ze in Mechanica geen dubbele diensten had moeten draaien om het water buiten te houden, de olie binnen te halen en de elektriciteit te laten stromen, had ze in haar slaap nog een beter pak kunnen maken. Ze bekeek de sluitringen, dezelfde die ze voor pompen gebruikten, maar gemaakt, wist ze, om kapot te gaan. De glanzende buitenlaag van isolatietape, aangebracht in elkaar overlappende stroken, was met opzet van slechte kwaliteit. Bijna had ze de technicus, die haar het nieuwste en het beste beloofde, erop gewezen. Hij ritste het pak dicht, trok haar de handschoenen aan, hielp met de schoenen en legde uit wat de nummers op de zakken betekenden.
In haar hoofd herhaalde Juliette de mantra uit Walkers briefje: Niet bang zijn. Niet bang zijn. Niet bang zijn.
Wie het laatst lacht. De waarheid is een grap. En het is goed Materiaal.
De technicus controleerde haar handschoenen en het klittenband op de ritsen. Intussen piekerde Juliette over het briefje van Walker. Waarom had hij ‘materiaal’ met een hoofdletter geschreven? Of herinnerde ze het zich misschien niet goed? Ze wist het niet zeker meer. Ze kreeg een strook tape om de ene schoen, toen om de andere. Juliette moest lachen om het toneelspel. Het was zo zinloos allemaal. Ze konden haar veel beter op de boerderij begraven, waar haar lichaam tenminste nog enig nut had.
De helm, die duidelijk met de grootste zorg werd behandeld, kwam als laatste. Juliette moest hem vasthouden terwijl de technicus de metalen ring rond haar hals goed afstelde. Ze bekeek zichzelf in het vizier. Haar ogen stonden hol en veel ouder dan ze zich herinnerde, maar tegelijk een stuk jonger dan ze zich voelde. De helm werd op haar hoofd gezet, en door het getinte glas leek het opeens donkerder om haar heen. De technicus herinnerde haar aan het argon dat de ruimte in gepompt zou worden, aan het vuur daarna. Ze zou snel naar buiten moeten, of anders binnen een nog veel gruwelijker dood sterven.
Met die keus liet hij haar alleen. Achter haar viel de gele deur dicht, het wiel aan de binnenkant bewoog rond alsof een geest eraan draaide.
Juliette vroeg zich af of ze zich niet gewoon aan de vlammen moest overleveren, dan kreeg die spirituele ontwaking in elk geval niet de kans om haar over te halen. Wat zouden ze in Mechanica zeggen als dat verhaal door de silo omlaagcirkelde? Sommigen zouden trots zijn op haar koppigheid, wist ze. Voor anderen zou het een schok zijn dat ze in een verzengend inferno was omgekomen. Een paar mensen zouden misschien zelfs denken dat ze niet dapper genoeg was geweest om de eerste stap naar buiten te zetten, dat ze de kans om de buitenwereld met eigen ogen te zien aan zich voorbij had laten gaan.
Haar pak ritselde onder de druk van het gas dat de ruimte in gepompt werd en dat de giftige stoffen van buiten tijdelijk op afstand zou houden. Bijna tegen haar zin schuifelde ze naar de deuren. Op het moment dat ze opzij begonnen te schuiven, trokken de plastic schermen strak rond de buizen, tegen het uitstekende bankje, en ze wist dat het einde nabij was. Voor haar ontstond een spleet, de silo barstte open als het velletje van een erwt en toonde haar de buitenwereld door een waas van stoom.
Haar ene voet gleed door de opening, gevolgd door de andere. En Juliette stapte de wereld in, vastbesloten er op haar eigen manier weer uit te stappen. Voor het eerst zag ze hem met eigen ogen, al was het maar door een klein raampje – door een raampje van ongeveer acht bij twee inch, zoals plotseling tot haar doordrong.