59
Silo 17
Juliette deed het licht in het pakkenlab aan en sjouwde haar nieuwste lading van Materiaal naar binnen. Anders dan Solo vond zij de ononderbroken stroomvoorziening niet vanzelfsprekend. Omdat ze de bron ervan niet kende, was ze bang dat er een einde aan zou komen. Dus terwijl hij de gewoonte had, de dwangimpuls zelfs, om alle lichten aan te doen en voluit te laten branden, probeerde zij zo veel mogelijk van de mysterieuze energie te sparen.
Ze liet haar nieuwste aanwinsten op haar veldbed vallen en dacht aan Walker. Was hij zo in zijn werkplaats komen te wonen? Door de obsessieve drang, de onweerstaanbare behoefte om op de eeuwige problemen te blijven puzzelen tot hij niet meer kon slapen als hij er meer dan een paar meter bij vandaan was?
Hoe meer ze de oude man leerde begrijpen, hoe verder ze zich van hem verwijderd voelde. En hoe eenzamer ze werd. Ze ging zitten en masseerde haar bovenbenen en kuiten, die stijf waren van haar laatste klim. Ze had de afgelopen weken dan misschien bodebenen ontwikkeld, ze had er nog steeds een voortdurend moe gevoel in dat een heel nieuwe sensatie voor haar was. Als ze haar spieren masseerde veranderde die vermoeidheid in pijn, waar ze om de een of andere reden de voorkeur aan gaf. Een stekend en herkenbaar gevoel was beter dan een zeurend en naamloos gevoel. Ze had liever gevoelens die ze kon begrijpen.
Juliette schopte haar schoenen uit – vreemd om die gestroopte dingen als de hare te beschouwen – en stond op. Zo had ze wel weer genoeg gerust. Meer kon ze zich niet veroorloven. Ze bracht haar jutezakken naar een van de chique werkbanken; in het pakkenlab was alles mooier dan in Mechanica. Zelfs de spullen die gemaakt waren om kapot te gaan waren van een chemisch raffinement en een technisch vernuft dat ze pas echt naar waarde leerde schatten nu ze de kwaadaardige bedoeling ervan doorzag. Om te zien hoe het systeem werkte had ze massa’s leertjes en afdichtringen verzameld, de goede van Materiaal en de slechte uit het lab. Ze lagen uitgespreid op haar grote werkbank, als een herinnering aan de duivelse moorddadigheid waarmee ze uitgezet was.
Ze legde de spullen van Materiaal neer en bedacht hoe vreemd het was om toegang te hebben tot dit verboden hart van een andere silo en er zelfs te wonen. Nog vreemder was het om waardering te hebben voor deze werkbanken, het perfecte gereedschap, al die dingen die dienden om mensen zoals zij de dood in te jagen.
Als ze om zich heen keek naar al die pakken, die in diverse stadia van voltooiing aan de rekken hingen, was het net alsof ze in een kamer vol geestverschijningen werkte. Als een van die pakken uit zichzelf op de grond was gesprongen en een rondje had gelopen, had het haar niet verbaasd. In de dikke mouwen en pijpen leken armen en benen te zitten, de spiegelende helmen zouden nieuwsgierige gezichten kunnen verbergen. Het was alsof ze gezelschap had, met die hangende gedaanten. Onverstoorbaar keken ze toe terwijl ze haar vondsten in twee categorieën verdeelde: voorwerpen die ze nodig had voor haar volgende grote project en handige dingetjes die ze had meegenomen zonder nog precies te weten waarvoor ze ze zou kunnen gebruiken.
Een waardevolle oplaadbare batterij viel in die tweede categorie. Er zat nog een beetje bloed op, dat ze er niet af had kunnen krijgen. Beelden van de taferelen die ze op haar strooptochten had aangetroffen schoten door haar hoofd, zoals dat van de twee mannen die zelfmoord hadden gepleegd op de administratie van Materiaal. Hand in hand hadden ze daar gelegen, met doorgesneden polsen en een grote roestkleurige vlek om hen heen. Dit was een van de ergste dingen die ze had gezien, een herinnering die ze maar niet kwijtraakte. Verspreid over de silo was ze nog veel meer sporen van geweld tegengekomen. Op alle verdiepingen spookte het. Ze begreep heel goed dat Solo zijn omzwervingen tot de tuinen beperkte. Ook kon ze erin komen dat hij de deur van de serverkamer elke avond met de dossierkast barricadeerde, al was hij sinds jaar en dag alleen. Juliette gaf hem geen ongelijk. Zelf deed ze elke avond voor ze ging slapen de deur van het lab op het nachtslot. Ze wist zeker dat geesten niet bestonden, maar haar overtuiging werd zwaar op de proef gesteld door het voortdurende gevoel dat ze in de gaten werd gehouden – zo niet door echte mensen, dan door de silo zelf.
Ze begon het werk aan de luchtcompressor, en zoals altijd voelde het fijn om iets met haar handen te doen. Om iets te maken. Bezig te blijven. De eerste paar avonden na de vreselijke beproeving van haar uitzetting, van het gevecht om dit karkas van een silo binnen te komen, had ze uitgebreid gezocht naar een plek waar ze zou kunnen slapen. Onder de serverkamer, waar overal de stank van Solo’s afvalhopen hing, zou het nooit lukken. Ze had de woning van het hoofd van it geprobeerd, maar gedachten aan Bernard maakten het haar onmogelijk om zelfs maar stil te zitten. De banken in de kantoren waren nooit lang genoeg. Het bedje dat ze had ingericht op de warme vloer van de serverkamer lag lekker, maar ze werd gek van het getik en gebrom van al die hoge kasten.
Het pakkenlab, met zijn hangende spoken en geesten, was gek genoeg de enige plek gebleken waar ze een oog dichtdeed. Het kwam vast door het gereedschap overal, de lastoestellen en de steeksleutels, de kasten vol laatjes met alle mogelijke fittingen en schroevendraaiers. Als ze ergens oplossingen zou vinden, al was het maar voor haar eigen problemen, dan zou het hier zijn. Verder voelde ze zich in silo zeventien alleen thuis in de twee gevangeniscellen waarin ze soms sliep als ze naar boven of naar beneden moest. Daar, en achter de lege server, als ze met Lukas zat te praten.
Denkend aan hem liep ze naar de andere kant van de ruimte om uit een van de grote metalen gereedschapskisten de juiste tap te pakken. Ze stopte het ding in haar zak, haalde een van de complete schoonmaakpakken van zijn rek en voelde bewonderend hoe zwaar het was. Ze wist nog goed hoe log ze zich in een van deze dingen had bewogen. Ze legde het pak op een werkbank, haalde de kraag van de helm eraf, liep ermee naar de kolomboormachine en maakte er voorzichtig een gat in. Met de kraag in de bankschroef begon ze de tap in het gat te draaien om schroefdraad voor de luchtslang te snijden. Terwijl ze hierop stond te zwoegen en ondertussen aan haar laatste gesprek met Lukas dacht, kwam de geur van vers brood het lab binnen.
‘Hallo!’ riep Solo vanuit de deuropening. Juliette keek op en gaf hem met een rukje van haar kin te kennen dat hij binnen mocht komen. Het kostte veel kracht om de tap rond te draaien. Het wringijzer sneed in haar handpalmen, en op haar voorhoofd verschenen zweetdruppels.
‘Ik heb nog meer brood gebakken.’
‘Ruikt heerlijk,’ gromde ze.
Sinds ze Solo brood had leren bakken, wist hij van geen ophouden. De grote tonnen bloem die zijn planken met blikvoer omhoog hadden gehouden verdwenen een voor een, en hij experimenteerde voortdurend met recepten. Ze nam zich voor hem ook eens iets anders te leren koken en gebruik te maken van zijn vlijt door hem wat te laten variëren.
‘En ik heb komkommers gesneden,’ zei hij trots, alsof hij met een onbeschrijfelijk feestmaal kwam. Solo zat in heel veel opzichten vast in de denkwereld van een tiener – ook waar het zijn culinaire gewoonten betrof.
‘Ik neem straks wel wat,’ zei Juliette. Uiteindelijk kreeg ze de tap helemaal door het gat en had ze een binnendraad die van Materiaal afkomstig had kunnen zijn. De tap liet zich makkelijk terugdraaien, als een bout die precies paste.
Solo zette het bord met brood en komkommer op de werkbank en schoof een kruk bij. ‘Waar werk je aan? Een pomp weer?’ Hij keek naar de grote luchtcompressor op wielen.
‘Nee. Dat zou te lang duren. Ik werk aan een manier om onder water adem te halen.’
Solo begon te lachen. Hij kauwde op een stukje brood tot hij besefte dat ze geen grapje maakte. ‘Je meent het echt.’
‘Ja. De pompen die we eigenlijk nodig hebben staan in de overloopputten helemaal onder in de silo. Ik moet alleen stroom van it daarheen zien te krijgen. Dan hebben we het hier binnen weken of maanden droog, in plaats van jaren.’
‘Onder water ademhalen,’ zei hij. Hij keek haar aan alsof zij degene was die gek werd.
‘Het werkt net zo als toen ik van mijn silo hierheen kwam.’ Ze omwikkelde de buitendraad van de koppeling van de luchtslang met siliconentape en begon hem in de kraag te draaien.
‘Deze pakken zijn luchtdicht, dus ook waterdicht. Ik moet alleen een constante toevoer van lucht hebben, dan kan ik daar beneden net zo lang werken als ik wil. Lang genoeg om de pompen aan de praat te krijgen, in elk geval.’
‘Denk je dan dat ze het nog doen?’
‘Dat zou wel moeten.’ Ze pakte een sleutel en draaide de koppeling zo stevig aan als ze maar durfde. ‘Ze zijn erop gemaakt om onder water te staan, en ze zitten simpel in elkaar. Ze moeten alleen stroom krijgen, en daarvan hebben we hierboven meer dan genoeg.’
‘En wat moet ik dan doen?’ Solo klopte zijn handen af, waardoor de kruimels over haar werkbank vlogen. Hij pakte een volgend stuk brood.
‘Jij houdt de compressor in de gaten. Ik zal je laten zien hoe je hem aanzwengelt en hoe je de brandstof bijvult. Ik ga een van die draagbare radio’s die de deputy’s altijd hadden in de helm installeren, dan kunnen we met elkaar praten. Er zal een hele wirwar van slangen en kabels zijn die uit elkaar moeten worden gehouden.’ Ze glimlachte naar hem. ‘Maak je geen zorgen, ik hou je wel bezig.’
‘Ik maak me geen zorgen,’ zei Solo. Hij zette een hoge borst op en nam nog een stuk komkommer. Zijn ogen dwaalden naar de compressor.
En Juliette zag dat Solo, precies zoals een onervaren en onzekere tiener, de kunst van het liegen nog niet helemaal onder de knie had.