20
Het was al ver over tienen toen Juliette van haar bureau opstond. Haar ogen deden te zeer om nog langer op haar scherm te kijken, waren te moe om nog meer verslagen te lezen. Ze zette haar computer uit, borg de map op, deed het licht uit en draaide bij het weggaan de deur van het kantoor op slot.
Terwijl ze haar sleutels in haar zak stak begon haar maag te rommelen, en de verflauwende geur van gestoofd konijnenvlees herinnerde haar eraan dat ze alweer het avondeten had gemist. Dat was dan drie keer achter elkaar. Drie avonden waarop ze zo geconcentreerd was geweest op werk waarvan ze nauwelijks wist hoe ze het moest uitvoeren, werk waarin niemand haar wegwijs kon maken, dat ze helemaal was vergeten te eten. Als haar kantoor niet aan een lawaaiig, geurig restaurant zou grenzen, zou ze het misschien nog kunnen begrijpen.
Ze haalde haar sleutels weer tevoorschijn en zigzagde tussen de bijna onzichtbare stoelen door naar de andere kant van de schaars verlichte ruimte. Twee verliefde tieners, die in de schemering van het muurscherm nog snel voor de avondklok een paar donkere momenten hadden gestolen, wilden net vertrekken. Juliette riep ze na dat ze voorzichtig moesten zijn op de trap, voornamelijk omdat dit haar wel iets voor een sheriff leek, en ze verdwenen giechelend in het trapgat. Ze stelde zich voor dat ze nu alweer hand in hand liepen en elkaar nog stiekem een paar keer zouden kussen voor ze thuis waren. Volwassenen wisten van deze verboden zaken, maar knepen een oogje dicht – een geschenk van de ene generatie aan de volgende. Maar voor Juliette was het anders. Zij had er ook als volwassene voor gekozen om zonder toestemming lief te hebben, en daarom voelde ze zich nu des te hypocrieter.
Toen ze bij de keuken kwam zag ze dat het restaurant niet helemaal verlaten was. Een eenzame figuur zat in het donker voor het muurscherm naar de inktzwarte wolken boven de avondlijke heuvels te kijken.
Ze had de indruk dat het dezelfde persoon was als een avond eerder, degene die naar de zonsondergang had zitten kijken toen Juliette nog in haar eentje aan het werk was in haar kantoor. Ze verlegde haar route, zodat ze achter de man langs moest lopen. Ze begon een beetje paranoïde te worden van al dat lezen in dossiers vol kwade bedoelingen. Vroeger had ze bewondering gehad voor mensen die anders waren, maar nu merkte ze dat ze hen wantrouwde.
Ze liep tussen het scherm en de dichtstbijzijnde tafel door en schoof hier en daar een stoel op zijn plaats, waarbij de metalen pootjes hard over de tegelvloer krasten. Ze hield de man scherp in het oog, maar hij keek niet één keer om naar het lawaai. Met een hand onder zijn kin tuurde hij naar de wolken. Er lag iets op zijn schoot.
Juliette liep vlak achter hem langs, tussen de tafel en zijn stoel door, die hij heel dicht bij het muurscherm had gezet. Ze onderdrukte de aanvechting om te kuchen of hem een vraag te stellen. Rammelend met de dikke sleutelbos die bij haar nieuwe baan hoorde liep ze door.
Voor ze bij de keukendeur kwam keek ze twee keer om. De man verroerde zich niet.
Ze haalde de keukendeur van het slot, ging naar binnen en deed het licht aan. Na even flikkeren sprongen de plafondlampen aan en verblindden haar ogen, die net aan het donker gewend waren. Ze haalde sap uit een van de koelcellen en pakte een schoon glas van het droogrek. In de koelcel vond ze ook de stoofpot, afgedekt en al koud geworden. Ze nam hem mee, schepte er wat van op een bord en zocht rommelend in een la naar een lepel. Ze overwoog heel even om het eten op te warmen, maar intussen zette ze de grote pan alweer terug op zijn berijpte plank.
Ze pakte haar bord en haar glas, deed met haar elleboog het licht uit en duwde de keukendeur met haar voet achter zich dicht. Aan de korte kant van een van de lange tafels ging ze zitten eten. Intussen hield ze een oogje op die vreemde man, die in het donker staarde alsof daar iets te zien was.
Uiteindelijk schraapte haar lepel over de bodem van een leeg bord en nam ze de laatste slok uit haar glas. De man had zich al die tijd niet één keer van het muurscherm afgekeerd. Bijna gek van nieuwsgierigheid schoof ze het bord en het glas van zich af. Hier leek de man wel op te reageren, maar het kon ook toeval zijn. Hij kwam naar voren in zijn stoel en stak zijn hand uit naar het scherm. Juliette dacht dat hij iets van een stokje in zijn hand had, maar in het donker kon ze het niet goed zien. Even later boog hij zijn hoofd, en Juliette hoorde het piepen van houtskool op duur papier. Dit leek haar een geschikt moment. Ze stond op en slenterde zijn kant op.
‘De koelkast aan het plunderen?’ vroeg hij.
Ze schrok van zijn stem.
‘Tijdens het avondeten doorgewerkt,’ stamelde ze, alsof zíj zich moest verantwoorden.
‘Best fijn als je de sleutels hebt.’
Hij keek nog steeds niet naar haar, en Juliette prentte zich in dat ze de keukendeur nog op slot moest doen voor ze wegging.
‘Wat ben je aan het doen?’ vroeg ze.
De man reikte achter zich, pakte een stoel en zette hem voor het scherm. ‘Wil je het zien?’
Juliette kwam behoedzaam dichterbij, greep de rugleuning en schoof de stoel expres een paar centimeter bij de man vandaan. Ze kon zijn gezicht in het donker niet goed zien, maar aan zijn stem te horen was hij jong. Stom dat ze hem gisteren toen het lichter was niet beter bekeken had. Ze moest nog een stuk opmerkzamer zijn als ze goed wilde worden in dit werk.
‘Waar kijk je precies naar?’ vroeg ze. Ze keek stiekem naar zijn schoot, waar een groot vel wit papier dof glansde in het flauwe licht van het trappenhuis. Het lag plat op zijn bovenbenen, alsof hij er een plaat of een ander hard voorwerp onder had gelegd.
‘Ik denk dat die twee zo uit elkaar gaan. Kijk, daar.’
De man wees naar het muurscherm, waar zo’n diep en ondoordringbaar zwart heerste dat het Juliette één grote wolkenmassa leek. De contouren en schakeringen die ze kon onderscheiden leken haar gezichtsbedrog – net zo echt als geesten. Maar ze volgde zijn vinger, al vroeg ze zich af of hij gek was of dronken, en verdroeg de gespannen stilte die volgde.
‘Daar,’ fluisterde hij opgewonden.
Juliette zag een flits. Een lichtpuntje. Alsof iemand aan de andere kant van een donkere generatorhal een zaklamp aanknipte. Toen was het weer weg.
Ze vloog naar het muurscherm om te kijken wat het was.
De houtskool van de man ging piepend over het papier.
‘Wat was dát in godsnaam?’ vroeg Juliette.
De man begon te lachen. ‘Een ster,’ zei hij. ‘Als je even wacht, zie je hem misschien nog een keer. Er zijn weinig wolken vannacht en het waait hard. Die daar schuift zo opzij.’
Juliette draaide zich om naar haar stoel en zag dat hij zijn houtskool met gestrekte arm voor zich hield en met één oog dicht naar de plek tuurde waar het lichtpuntje was verschenen.
Ze ging weer zitten. ‘Ik snap niet dat je daar iets kunt zien,’ zei ze.
‘Hoe langer je dit doet, hoe beter je ogen worden in het donker.’ Hij boog zich over het papier en krabbelde er iets op. ‘En ik doe dit al heel lang.’
‘Wat precies? Naar de wolken staren?’
Hij lachte. ‘Dat vooral, ja. Helaas. Maar ik probeer achter de wolken te kijken. Pas op, misschien zien we hem zo weer.’
Juliette keek ruwweg naar de plek van de vorige flits. Opeens was hij er weer, een speldenprik van licht, als een signaal van de andere kant van de heuvels.
‘Hoeveel zag je er?’ vroeg hij.
‘Eén,’ antwoordde ze. Het nieuwe van de aanblik benam haar bijna de adem. Ze wist wat sterren waren – ze maakten deel uit van haar woordenschat –, maar ze had er nog nooit een gezien.
‘Vlak ernaast stond nog een zwakkere ster. Ik zal het je laten zien.’
Ze hoorde een klikje, en over de schoot van de man verspreidde zich een rode gloed. Juliette zag dat er een zaklantaarntje om zijn nek hing, met een velletje rood plastic om de lamp gebonden, waardoor het ding in brand leek te staan. Maar het gaf een zacht licht dat veel minder in haar ogen stak dan het licht in de keuken.
Het papier op zijn schoot was bezaaid met stippen. Ze schenen er lukraak op gezet, in groepjes binnen een raster van kaarsrechte lijnen. Overal stonden aantekeningen gepriegeld.
‘Het probleem is dat ze zich verplaatsen,’ zei hij. ‘Als ik deze hier vanavond zie...’ hij tikte met zijn wijsvinger op een stip, met een kleinere stip ernaast, ‘...dan staat hij morgen op precies dezelfde tijd een heel klein stukje verderop.’ Toen hij zich naar Juliette omdraaide, zag ze dat hij inderdaad jong was, achter in de twintig waarschijnlijk, en best knap ook, als je op keurige kantoortypes viel. Glimlachend voegde hij eraan toe: ‘Het heeft heel lang geduurd voor ik dat in de gaten kreeg.’
Juliette had zin om te zeggen dat hij nog niet eens heel lang leefde, maar ze herinnerde zich op tijd hoe zij het als schaduw had gevonden om op die manier weggezet te worden.
‘Maar waarom zou je?’ vroeg ze.
Zijn glimlach verdween. ‘Waarom zou je wat dan ook?’ Hij keerde zich weer naar het scherm en deed de zaklantaarn uit. Juliette besefte dat ze de verkeerde vraag had gesteld, dat ze hem had beledigd. Vervolgens vroeg ze zich af of zijn bezigheden op de een of andere manier verboden waren, of dit soms tegen de taboes was. Deed iemand die gegevens verzamelde over de buitenwereld iets anders dan iemand die zomaar wat naar de heuvels zat te staren? Ze besloot net Marnes er een keer naar te vragen toen de man zich in het donker naar haar toe draaide.
‘Ik heet Lukas,’ zei hij. Haar ogen waren genoeg aan het donker gewend om te zien dat hij zijn hand naar haar uitstak.
Ze nam zijn hand aan. ‘Juliette,’ antwoordde ze.
‘De nieuwe sheriff.’
Het was geen vraag, hij wist natuurlijk wie ze was. Hierboven scheen iedereen dat al te weten.
‘Wat doe je als je niet hier zit?’ vroeg ze. Ze ging ervan uit dat dit niet zijn baan was. Mensen hoorden geen munten te krijgen om een beetje naar de wolken te zitten kijken.
‘Ik woon in de middensilo,’ zei Lukas. ‘Overdag werk ik met computers. Ik kom alleen boven als er goed zicht is.’ Hij deed de zaklamp weer aan en keek haar aan met een blik die erop leek te wijzen dat de sterren niet meer het belangrijkste waren waar hij aan dacht. ‘Er woont een vent op mijn verdieping die hier in het restaurant in de middagploeg zit. Als hij na het avondeten thuiskomt laat hij me weten hoe bewolkt het is. Als zijn duim omhooggaat waag ik het erop.’
‘En nu maak je een diagram?’
‘Dat probeer ik. Het gaat waarschijnlijk eeuwen duren.’ Hij stak de houtskool achter zijn oor, haalde een zakdoek uit zijn overall en veegde zijn zwarte vingers eraan af.
‘En dan?’ vroeg Juliette.
‘Tja, hopelijk steek ik een of andere schaduw aan met mijn ziekte en wil die later doorgaan waar ik gebleven ben.’
‘Je bedoelt dus letterlijk eeuwen.’
Hij schoot in de lach, en Juliette vond dat het sympathiek klonk. ‘Minstens,’ zei hij.
‘Nou, dan zal ik je maar met rust laten,’ zei ze, want opeens voelde ze zich schuldig omdat ze met hem sprak. Ze stond op en hij schudde haar hartelijk de hand. Hij sloot ook zijn andere hand om de hare en hield hem ietsje langer vast dan ze had verwacht.
‘Aangenaam kennis te maken, sheriff.’
Hij keek lachend naar haar op. En Juliette begreep zelf niet wat ze precies terugmompelde.