35

Met de doos stevig tegen zijn borst gedrukt liep Lukas naar de achtendertigste, een verdieping met kantoren, winkels, een kunststoffenfabriek en een kleine waterzuiveringsinstallatie. Hij ging naar binnen en haastte zich door de vanwege de schoonmaak uitgestorven gangen naar de controlekamer van de hoofdpomp. Zijn it-pasje verschafte hem toegang. In de kamer stond de hoge computerkast van zijn dinsdagse onderhoudsrondje. Lukas liet het licht uit om te voorkomen dat voorbijgangers door het raampje in de deur naar binnen zouden kijken. Hij kroop tussen de server en de muur, liet zich op zijn hurken zakken en viste zijn zaklamp uit zijn overall.

In de zachte rode gloed van zijn nachtlampje maakte Lukas voorzichtig de doos open.

Hij voelde zich meteen schuldig. Het maakte een eind aan de verwachting, de opwinding van de ontdekking, de intimiteit. Het kwam niet doordat hij tegen zijn baas in ging of tegen deputy Marsh had gelogen, en ook niet doordat hij de aflevering van belangrijke spullen vertraagde, maar doordat hij inbreuk maakte op haar privéleven. Doordat hij zich haar lot herinnerde. Dit waren Juliettes resten. Niet haar lichamelijke resten, die waren voorgoed verdwenen, maar de resten van het leven dat ze had geleid.

Hij zuchtte diep, overwoog de doos weer dicht te doen en de inhoud te vergeten, maar dacht toen aan wat er vervolgens mee zou gebeuren. Zijn vrienden in it zouden erin neuzen. Ze zouden de doos openrukken en spullen uitwisselen als kinderen die snoepjes ruilen. Ze zouden haar nagedachtenis schenden.

Hij klapte de doos helemaal open en besloot dat hij haar zo juist eer bewees.

Hij richtte zijn lampje en zag een stapeltje coupons dat met een eindje ijzerdraad bijeengehouden werd. Hij pakte ze en bladerde ze door. Het waren vakantiecoupons. Tientallen vakantiecoupons. Hij bracht ze naar zijn neus en verwonderde zich over de doordringende geur van smeer die uit de doos opsteeg.

Onder de coupons lagen wat verlopen maaltijdbonnen. Het hoekje van een identiteitskaart stak ertussenuit. Lukas pakte de kaart, het zilverkleurige pasje uit haar tijd als sheriff. Hij zocht naar een tweede pas, maar zo te zien had ze nog geen nieuwe in de kleur van Mechanica gehad. Zoveel tijd had er ook niet tussen haar ontslag vanwege het ene vergrijp en de doodstraf voor het andere gezeten. Hij keek een tijdje naar de foto op de pas. De foto moest vrij nieuw zijn: ze zag eruit zoals hij zich haar herinnerde. Haar haar zat in een strakke staart, waardoor het plat op haar hoofd lag. In haar nek staken wat losse krullen uit, en hij moest denken aan die eerste avond, toen hij haar had gadegeslagen terwijl ze in haar eentje in een poel van licht zat te werken en boven haar eeuwige dossiers haar lange haar vlocht.

Hij ging met een vinger over de foto en moest lachen om haar gezichtsuitdrukking. Ze had haar voorhoofd gefronst en haar ogen tot spleetjes geknepen, alsof ze probeerde uit te maken wat de fotograaf in zijn schild voerde of waarom het in hemelsnaam zo lang duurde. Hij sloeg een hand voor zijn mond om te voorkomen dat de lach overging in een snik.

De coupons gingen terug in de doos, maar het pasje verdween in de borstzak van zijn overall, als door Juliettes eigen koppige hand. Het volgende voorwerp dat zijn aandacht trok was een zilverkleurig zakmes, nieuw zo te zien, en maar een beetje anders dan het exemplaar dat hij zelf had. Hij pakte het en haalde zijn eigen zakmes uit zijn achterzak. Hij vergeleek ze met elkaar, klapte een paar van haar gereedschappen uit en bewonderde de soepelheid waarmee ze stuk voor stuk weer op hun plaats klikten. Nadat hij zijn eigen exemplaar had schoongemaakt, zijn vingerafdrukken eraf had geveegd en er een stukje gesmolten plastic van een elektriciteitsdraad af had gepeuterd, verruilde hij het voor het hare. Hij besloot dat hij liever dit aandenken aan haar had en zijn eigen zakmes in een opslagruimte liet verdwijnen, of in handen zag vallen van een of andere vreemde die het niet naar waarde...

Lukas verstijfde toen hij voetstappen en gelach hoorde. Met ingehouden adem wachtte hij tot er iemand binnen zou komen en de plafondlampen aan zouden springen. Naast hem zoemde en tikte de server. Het lawaai in de gang verwijderde zich, het gelach stierf weg.

Hij wist dat hij te veel risico nam, maar er zat nog meer in de doos dat hij wilde bekijken. Hij vond een bewerkt houten kistje, een waardevol stuk antiek. Het paste net in zijn handpalm en het duurde even voor hij had ontdekt hoe het openging. Het eerste wat hij zag toen het eindelijk was gelukt, was een ring, de trouwring van een vrouw. Mogelijk massief goud, maar dat was moeilijk vast te stellen. Het rode licht van zijn zaklamp maakte kleuren flets, waardoor alles er dof en doods uitzag.

Hij zocht naar een inscriptie, maar vond er geen. Het was een raadselachtig voorwerp, deze ring. Hij wist zeker dat Juliette hem niet om had gehad toen zij elkaar ontmoetten, en hij vroeg zich af of het sieraad misschien van een familielid was geweest, of nog van voor de opstand was doorgegeven. Hij stopte de ring terug in het kistje en pakte het andere voorwerp dat erin zat, een soort armband, zo te zien. Nee, geen armband. Het was een horloge, met een minuscuul klokje dat naadloos overging in een met edelsteentjes bezet bandje. Lukas bestudeerde de wijzerplaat en besefte even later dat zijn ogen of het rode licht hem voor de gek hielden. Of toch niet? Voor de zekerheid keek hij nog eens goed. Ja, een van de onmogelijk kleine wijzertjes tikte inderdaad de tijd weg. Het ding werkte.

Voor hij kon bedenken wat een uitdaging het zou zijn om zoiets verborgen te houden of wat de gevolgen zouden zijn als hij ermee betrapt werd, liet Lukas het horloge in zijn borstzak glijden. Hij keek naar de eenzame ring in het kistje en stak die na enig aarzelen ook bij zich. Hij rommelde in de doos, graaide wat losse munten bij elkaar en stopte die in het antieke kistje, dat hij weer netjes dichtdeed en in de doos terugzette.

Waar was hij mee bezig? Hij voelde dat er een zweetdruppel van zijn haar naar zijn kin liep. De computer leek steeds meer warmte uit te stralen. Hij boog zijn hoofd en veegde het kriebelende zweet af met een schouder. Er zat nog meer in de doos, en hij kon er niets aan doen: hij moest alles bekijken.

Hij vond een opschrijfboekje en bladerde het door. Het stond vol lijstjes, waarop alle dingen die Juliette te doen had gehad netjes waren doorgestreept. Hij legde het terug en wilde een opgevouwen velletje papier pakken, maar merkte dat het meer dan één velletje was. Er kwam een dik pak papier tevoorschijn, dat met koperen pennetjes bij elkaar werd gehouden. In het handschrift van het opschrijfboekje stond op de voorkant: Handleiding Controlekamer Hoofdgenerator.

Hij sloeg het boekwerk open en zag onbegrijpelijke schema’s, met aantekeningen in de marge. Het zag eruit alsof ze het zelf had samengesteld, als een in de loop van de tijd ontstaan geheugensteuntje voor zichzelf of een praktisch leerboek voor anderen. Het was hergebruikt, maar niet verpulpt papier, zag hij. Ze had gewoon op de keerzijden geschreven. Hij draaide het pak papier om en bekeek de gedrukte tekst op de voorzijden. Ook hier stonden aantekeningen in de marge, en één naam was telkens omcirkeld: Juliette. Juliette. Juliette.

Lukas bekeek de achterkant en zag dat dit het oorspronkelijke omslag was. ‘De tragische historie van Romeus en Juliette’, stond er. Het was een toneelstuk. Lukas had er wel eens van gehoord. In de server begon een ventilator lucht over warme chips van draad en silicium te blazen. Hij wiste het zweet van zijn voorhoofd en stopte het gebonden toneelstuk terug in de doos. De andere spullen legde hij er netjes op, waarna hij de doos dichtvouwde. Hij kwam wankel overeind, deed zijn lampje uit en stopte het bij Juliettes zakmes in zijn achterzak. Met de doos onder zijn arm voelde hij aan haar horloge, haar ring en het pasje met haar foto. Allemaal veilig opgeborgen, dicht tegen zijn borst.

Lukas schudde zijn hoofd. En terwijl hij, nagekeken door een paneel vol knipperende lichtjes, de kleine, donkere ruimte uit glipte, vroeg hij zich af wat hem in godsnaam bezielde.