65
Silo 18
Walker werd de binnentrap af geduwd, langs een ploeg monteurs die bezig waren stalen platen voor de nauwe doorgang te lassen. Het grootste deel van zijn zelfgeknutselde radio zat in de onderdelenbak, die hij met twee handen goed vasthield. Hij zag de componenten rondstuiteren terwijl hij samen met een heleboel anderen vluchtte voor de aanval boven. Voor hem hield Shirly de rest van de radio dicht tegen haar borst; de draden van de antenne sleepten achter haar aan. Walker moest huppelen en dansen op zijn oude benen om er niet op te trappen.
‘Lopen! Lopen! Lopen!’ schreeuwde iemand. Iedereen trok en duwde. Het geratel van de geweren leek harder te worden, en een gouden regen van sissende vonken daalde neer op Walkers gezicht. Met zijn ogen halfdicht wurmde hij zich door de gloeiende hagelbui langs een stel mijnwerkers die zich in gestreepte overall met een grote stalen plaat een weg naar boven baanden.
‘Deze kant op!’ gilde Shirly. Op de volgende verdieping trok ze hem aan de kant. Zijn arme benen konden het nauwelijks bijhouden. Een reistas viel op de grond voor hem; een jongeman met een geweer kwam teruggerend om hem op te rapen.
‘De generatorkamer.’ Shirly wees.
Er trok al een hele stroom mensen door de dubbele deuren. Jenkins stond het verkeer te regelen. Sommige mensen met geweren kozen positie naast een jaknikker die er roerloos bij stond, alsof hij zich al gewonnen had gegeven voor het gevecht was losgebarsten.
‘Wat is dat?’ vroeg Jenkins toen ze bij de deur kwamen. Hij wees met zijn kin naar de kluwen draden in Shirly’s armen. ‘Is dat...’
Shirly knikte. ‘De radio.’
‘Daar hebben we nu echt wat aan.’ Jenkins gebaarde naar twee andere mensen dat ze door konden lopen. Shirly en Walker deden in het gedrang een stap opzij.
‘Jenkins...’
‘Neem hem mee naar binnen,’ blafte Jenkins, doelend op Walker. ‘En zorg dat hij niet in de weg loopt.’
‘Wacht, ik denk dat je wel even wilt horen...’
‘Schiet nou toch eens op!’ schreeuwde Jenkins naar de laatste mensen die de trap af kwamen. Hij zwaaide wild met een arm om hen aan te sporen. Alleen de monteurs die hun steeksleutels verruild hadden voor geweren bleven achter. Met hun ellebogen op de reling, de lange stalen lopen schuin omhooggericht, stelden ze zich op alsof ze aan dit spel gewend waren.
Jenkins begon de deuren dicht te doen. ‘Naar binnen of naar buiten,’ zei hij.
‘Toe maar,’ zei Shirly met een diepe zucht tegen Walker. ‘Laten we maar naar binnen gaan.’
Walker gehoorzaamde als verlamd en dacht intussen aan alle onderdelen en al het gereedschap dat hij had moeten meenemen – spullen die nu een paar verdiepingen hoger lagen en misschien voorgoed onbereikbaar waren.
‘Hé, haal die mensen uit de controlekamer!’
Zodra ze binnen waren, rende Shirly met einden snoer achter zich aan door de generatorkamer. De harde aluminium onderdelen van de antenne stuiterden over de grond. ‘Eruit!’
Een groep monteurs slenterde samen met wat mensen in het geel van Materiaal schaapachtig de kleine ruimte uit. Ze schaarden zich bij de anderen op de omloop rond de machtige machine, die bijna de hele spelonkachtige ruimte in beslag nam en de generatorkamer zijn naam gaf. Het lawaai was gelukkig draaglijk. Shirly moest er niet aan denken dat ze hier met z’n allen vast hadden gezeten in de tijd dat het gerammel van de scheve as en de losse vloerbouten een mens doof hadden kunnen maken.
‘Mijn controlekamer uit, allemaal.’ Ze dirigeerde de laatste paar naar buiten. Shirly wist waarom Jenkins zich op deze verdieping verschanste. Het enige wat ze nu nog hadden was de macht over dit vertrek vol gevoelige knoppen, schijven en meters. Meteen controleerde ze het brandstofpeil.
Beide tanks zaten vol, dus dat hadden ze tenminste behoorlijk gepland. Ze zouden in elk geval nog een paar weken elektriciteit hebben. Met de kluwen draden nog steeds dicht tegen haar borst liet ze haar blik over de andere meters gaan.
‘Waar moet ik...’
Walker stond daar met die bak in zijn handen. De enige horizontale vlakken in de controlekamer zaten vol schakelaars en andere dingen waar je niet per ongeluk tegenaan wilde stoten. Hij scheen dat meteen te begrijpen.
‘Op de grond, lijkt me.’ Ze legde haar vrachtje neer en liep naar de deur om hem dicht te doen. De mensen die ze naar buiten had gejaagd keken verlangend door het raam naar de paar krukken in de gekoelde ruimte. Shirly schonk er geen aandacht aan.
‘Hebben we alles? Is het er allemaal?’
Walker begon de radio uit de bak te halen en klakte met zijn tong bij de aanblik van de knopen in de draden en de door elkaar gehusselde onderdelen. ‘Hebben we stroom?’ vroeg hij, met de stekker van de transformator in zijn hand.
Shirly lachte. ‘Walk, je weet toch wel waar je bent, hè? Natuurlijk hebben we stroom.’ Ze nam de stekker van hem over en stak hem in een van de stopcontacten op het instrumentenbord. ‘Hebben we alles? Kunnen we dat ding weer aan de praat krijgen? We moeten Jenkins vertellen wat we gehoord hebben, Walk.’
‘Ik weet het.’ Hij knikte en knoopte twee losgeraakte draadjes aan elkaar. ‘Die moeten we ophangen,’ zei hij, doelend op de antenne.
Shirly keek omhoog. Hier waren geen balken.
‘Hang maar aan die reling daar,’ zei hij. ‘Goed recht uitleggen, en dat uiteinde hier laten.’
Met de antenne in haar handen liep ze naar de deur.
‘O, en die metalen dingen mogen de reling niet raken!’ riep Walker haar na.
Shirly vroeg een paar monteurs uit haar ploeg om te helpen. Zodra ze zagen wat er gebeuren moest, namen ze het van haar over en begonnen ze als een team de draden uit de knoop te halen. Intussen ging Shirly alvast terug naar Walker.
‘Het is zo gebeurd,’ zei ze. Ze deed de deur achter zich dicht. De draad paste makkelijk in de spleet tussen de deur en de deurpost.
Walker keek naar haar op. ‘Ik denk dat het wel zal lukken,’ zei hij. Zijn ogen stonden moe, zijn haar was een rommeltje, in zijn witte baard glinsterden zweetdruppeltjes. ‘Verdomme,’ zei hij. Hij sloeg zich voor het hoofd. ‘We hebben geen speakers.’
De moed zakte Shirly in de schoenen toen ze Walker hoorde vloeken, want even dacht ze dat ze iets cruciaals vergeten waren. ‘Wacht,’ zei ze, en ze rende de controlekamer uit, naar het rek met oorbeschermers. Ze pakte er een met een koord eraan, het soort dat ze gebruikten om vanuit de controlekamer te communiceren met mensen die aan de generatoren werkten. Langs de nieuwsgierige en angstig kijkende menigte holde ze terug. Ze bedacht dat ze banger zou moeten zijn, net zo bang als zij, dat er een echte oorlog op hen afkwam. Maar ze kon alleen maar denken aan de stemmen die door die oorlog tot zwijgen waren gebracht. Haar nieuwsgierigheid was veel groter dan haar angst. Zo was het altijd geweest.
‘Is dit wat?’
Ze deed de deur dicht en liet hem de koptelefoon zien.
‘Perfect,’ zei hij met grote ogen van verbazing. Voor ze kon protesteren knipte hij de stekker eraf en begon de draad te strippen. ‘Het is maar goed dat het hier zo stil is,’ zei hij lachend.
Shirly lachte met hem mee, en daardoor kwam de vraag bij haar op waar ze in godsnaam mee bezig waren. Gingen ze hier nu echt doodkalm met draden zitten prutsen, terwijl de deputy’s en de beveiligingsmensen van it eraan kwamen om hen af te voeren?
Walker sloot de koptelefoon aan, en meteen kwam er een zacht geruis uit. Shirly ging vlug naast hem zitten en hield zijn pols vast om zijn hand stil te houden. De koptelefoon trilde in zijn vingers.
‘Misschien wil je even...’ Hij wees naar de knop met de witte streepjes.
Shirly knikte en besefte dat ze vergeten waren de verf mee te nemen. Ze pakte de knop en keek naar de streepjes. ‘Welke moet ik hebben?’ vroeg ze.
‘Nee.’ Hij hield haar tegen toen ze terug begon te draaien naar de stemmen die ze al gevonden hadden. ‘De andere kant op. Ik moet weten hoeveel...’ Hij hoestte achter zijn hand. ‘We moeten weten hoeveel er zijn.’
Langzaam draaide Shirly de knop richting het ongemarkeerde gedeelte. Samen hielden ze hun adem in. Door de dikke deur en het dubbele raam was het brommen van de hoofdgenerator nauwelijks te horen.
Onder het draaien bestudeerde Shirly Walker. Wat zou er van hem worden als ze met z’n allen ingerekend werden? Zouden ze allemaal op schoonmaak worden gestuurd? Of kon hij, net als sommige anderen wellicht, beweren dat hij alleen maar toeschouwer was geweest? Het stemde haar verdrietig te denken aan de gevolgen van hun woede, hun dorst naar wraak. Haar man was dood, uit haar leven weggerukt, en waarvoor? Mensen kwamen om, en waarvoor? Het had allemaal heel anders moeten uitpakken. Ze hadden, naïef genoeg, gedroomd van echte verandering, van een makkelijke oplossing voor hardnekkige problemen. Vroeger werd ze oneerlijk behandeld, maar toen was ze tenminste veilig. Er was onrechtvaardigheid, maar zij was verliefd. Maakte dat alles goed? Wat moest je opofferen en wat niet?
‘Een beetje sneller,’ zei Walker ongeduldig. Ze hadden wat gekraak gehoord, maar geen stemmen. Shirly draaide een fractie sneller door.
‘Denk je dat de antenne...’ begon ze.
Walker stak zijn hand op. De speakers op zijn schoot hadden plop gezegd. Hij wees met zijn duim opzij, ten teken dat ze terug moest. Shirly deed wat hij wilde en probeerde zich voor de geest te halen hoe ver ze doorgegaan was na dat geluid. De fijngevoeligheid die ze had ontwikkeld toen ze in ditzelfde kamertje de lawaaiige generator in het gareel probeerde te houden kwam nu goed van pas...
‘Solo? Juliette hier. Kun je me horen? Wat gebeurt daar?’
Shirly liet de knop vallen en zag het ding aan zijn gesoldeerde draad over de grond rollen.
Haar handen waren gevoelloos. Haar vingertoppen tintelden. Ze draaide haar hoofd, keek met open mond naar Walkers schoot, waaruit de spookachtige stem was opgerezen, en zag dat Walker zelf wezenloos naar zijn handen staarde.
Ze verroerden zich geen van beiden. De stem, de naam – ze konden maar één ding betekenen.
Tranen van verwarde vreugde drupten van Walkers baard in zijn schoot.