40
Knox beschouwde het oproer in Mechanica als een noodsituatie die ze het hoofd moesten bieden. Zoals die keer dat er een lek in een muur van het fundament zat of dat de boorinstallatie op methaan was gestuit en ze acht verdiepingen hadden moeten evacueren tot de luchtmensen het sein veilig gaven. Tegen de onvermijdelijke stroom van het rumoer moest hij een dam van orde opwerpen. Hij moest opdrachten geven. Een enorme operatie in hanteerbare taken opdelen en ervoor zorgen dat die bij de juiste mensen terechtkwamen. Maar deze keer zouden hij en zijn mensen niets gaan repareren. Deze keer wilden de goede mensen van Mechanica eens iets slopen.
‘Materiaal is de sleutel,’ zei hij tegen zijn ploegleiders. Hij wees naar de blauwdruk aan de muur en volgde met een vinger de dertig verdiepingen naar de grote fabriekshal van Materiaal. ‘Ons grote voordeel is dat it niet weet dat we eraan komen. Shirly, Marck en Courtnee, jullie gaan met mij mee. Neem je gereedschap mee, en je schaduw. Walker, jij mailt ze dat we eraan komen. Maar wel voorzichtig. Ga ervan uit dat it meeleest. Zeg maar dat we een hele vracht gerepareerde onderdelen komen afleveren.’
Hierna richtte hij zich tot Jenkins, die zes jaar onder Knox geschaduwd had voor hij zelf een baard had laten staan en naar ploeg 3 was verhuisd. Iedereen dacht dat hij later Knox’ baan zou overnemen. ‘Jenks, jij hebt hier de leiding. Voorlopig krijgt niemand meer een vrije dag. Hou de zaak draaiende, maar bereid je voor op het ergste. Ik wil dat er een flinke voedselvoorraad wordt aangelegd. En zorg dat het waterreservoir vol zit. Tap het van de hydrocultuurleidingen af als het moet, maar doe het wel discreet. En verzin een smoes, een lek of zoiets, voor als ze het doorkrijgen. Laat iemand intussen elk slot en elk scharnier nakijken, voor het geval de gevechten deze kant op komen. En verzamel alles wat als wapen kan dienen. Stukken pijp, hamers, weet ik veel.’
Hierbij gingen er wat wenkbrauwen omhoog, maar Jenkins knikte alsof hij het allemaal heel logisch en doenlijk vond. Knox keek de anderen aan. ‘Wat nou? Jullie weten toch wel waar dit heen gaat?’
‘Maar zit er ook een plan achter?’ vroeg Courtnee met een blik op de blauwdruk van hun verzonken wereld. ‘We bestormen it, en dan? Gaan wij de boel hier runnen?’
‘Wij runnen de boel al,’ gromde Knox. Hij legde zijn hand met een klap op de verdiepingen van it. ‘We doen het alleen in het donker. Zoals deze verdiepingen hier voor ons in het donker liggen. Maar ik ben van plan om met een lamp in dat rattenhol te schijnen en ze eruit te jagen. Kijken wat ze nog meer te verbergen hebben.’
‘Je snapt toch wel waar ze mee bezig zijn geweest, hè?’ zei Marck tegen Courtnee. ‘Ze hebben mensen uitgezet om ze te laten sterven. Expres. Niet omdat het niet anders kon, maar omdat ze het zo wilden!’
Courtnee beet op haar lip en staarde zonder nog iets te zeggen naar de blauwdruk.
‘We moeten gaan,’ zei Knox. ‘Walker, doe die mail eruit. Wij gaan onze spullen pakken. En verzin iets gezelligs om onderweg over te kletsen. Geen woord hierover, anders hoort de een of andere bode het nog en worden we voor een handvol munten verraden.’ Hij gaf Jenkins een klap op zijn rug en knikte naar de jongere man. ‘Ik laat het je weten als we jullie nodig hebben. Hou alleen de hoogstnoodzakelijke mensen hier en stuur de rest naar boven. Vergeet niet, het komt allemaal op de juiste timing aan.’
‘Ik weet wat ik moet doen,’ zei Jenkins. Hij probeerde niet bijdehand te doen, alleen zijn baas gerust te stellen.
‘Goed,’ zei Knox. ‘Aan de slag dan.’
Zonder moeilijkheden beklommen ze de eerste tien verdiepingen, maar Knox voelde zijn spieren al verkrampen onder de zware last. Hij had een jutezak vol lasschorten over zijn brede schouder, plus een heel stel helmen. Ze zaten met een touw door de kinbanden aan elkaar vast en bonkten tegen zijn rug. Marck zwoegde onder zijn lading pijpen, die steeds uit zijn armen wilden rollen. De schaduwen vormden de achterhoede, achter de vrouwen, met zware zakken buskruit om hun nek. Bodes die minstens zo zwaarbeladen waren renden langs hen de trap op en af, met een mengeling van nieuwsgierigheid en competitieve nijd in hun blik. Toen een van de bodes, een vrouw die Knox wel eens in de diepte gezien had, aanbood om te helpen, gaf hij haar ruw te verstaan dat ze door moest lopen. Voor ze boven hem uit het zicht verdween keek ze nog een keer om, en Knox had er al spijt van dat hij zijn vermoeidheid op haar had afgereageerd.
‘Voortmaken, jongens,’ zei hij tegen de anderen. Zelfs dit kleine groepje trok een hoop bekijks. En naarmate het nieuws van Juliettes verbazingwekkende verdwijning dieper in de silo doordrong, vonden ze het ook steeds lastiger om hun mond te houden. Op bijna elk portaal stonden groepjes mensen, veelal jonge mensen, zachtjes te praten over wat het allemaal te betekenen had. Het taboe had zich van gedachten naar zacht gefluisterde woorden verplaatst. Verboden denkbeelden rolden van tongen en zweefden vrij door de lucht. Zonder op de pijn in zijn rug te letten ploeterde Knox voort, tree voor tree naar Materiaal. Met elke stap kreeg hij meer het gevoel dat ze moesten opschieten.
Voorbij de honderddertigste rommelde het hoorbaar. Ze naderden nu de bovenste helft van de benedensilo, waar mensen die in de middensilo werkten, aten en boodschappen deden en samenwoonden met mensen die liever zouden zien dat ze dat niet deden. Op het portaal van de honderdachtentwintigste probeerde deputy Hank een ruzie tussen twee groepen te sussen. Knox schuifelde er voorzichtig langs, in de hoop dat de agent zich niet naar hun zwaarbeladen gezelschap zou omdraaien met de vraag wat ze zo hoog in de silo te zoeken hadden. Toen hij voorbij het opstootje was keek hij om. De schaduwen glipten dicht tegen de binnenreling de trap op en Hank was bezig een vrouw tot kalmte te manen.
Ze passeerden de boerderij op honderdzesentwintig, die Knox als een waardevol bolwerk beschouwde. De verdiepingen van it waren nog een heel eind weg, maar als ze zich moesten terugtrekken, zouden ze moeten proberen stand te houden in Materiaal. Met de fabriekshallen daar, het voedsel op deze verdieping en de machinerie van Mechanica konden ze misschien zelfvoorzienend worden. Hij wist wel een paar zwakke plekken te noemen, maar it zou nog veel grotere problemen hebben. Mechanica kon namelijk hun elektriciteit uitschakelen of weigeren hun water te zuiveren – maar terwijl ze op vermoeide benen richting Materiaal sjokten, hoopte hij vurig dat het zover niet zou komen.
Op het portaal van honderdtien werden ze begroet met strenge blikken. McLain, de oudste vrouw en hoofd van Materiaal, stond hen met haar armen over elkaar op te wachten. Haar hele houding schreeuwde dat ze niet welkom waren.
‘Hallo, Jove.’ Knox keek haar breed lachend aan.
‘Schei uit met je Jove,’ antwoordde McLain. ‘Wat kom je precies voor onzinnigs doen?’
Knox keek om naar de trap en hees zijn zware last hoger op zijn schouder. ‘Mogen we binnenkomen om erover te praten?’
‘Ik wil hier geen problemen,’ zei ze. De ogen onder de gefronste wenkbrauwen spuwden vuur.
‘Laten we naar binnen gaan,’ zei Knox. ‘We zijn onderweg niet één keer gestopt. Of je moet willen dat we hier in elkaar zakken.’
McLain keek alsof ze erover nadacht. Haar armen ontspanden zich een beetje. Ze knikte naar de drie werkers die achter haar stonden en een imposante muur vormden. Ze trokken de deuren van Materiaal open, maar voor ze naar binnen gingen, greep McLain Knox bij zijn arm. ‘Doe maar niet alsof je thuis bent,’ beet ze hem toe.
In de toegangshal werden ze opgewacht door een legertje mannen en vrouwen in gele overalls. De meesten stonden achter de lange, lage toonbank, waarvoor de bewoners van de silo normaal gesproken op hun nieuwe of gerepareerde spullen wachtten. De gangpaden vol voorraadkasten daarachter liepen door tot in de schemerige verte en puilden uit van dozen en bakken. Het was opvallend stil. Meestal was het mechanische gebonk en geratel van de fabriekshallen hier duidelijk hoorbaar, of anders wel het geklets van de werkers die de hongerige bakken in de gangpaden met nieuwe bouten en moeren voerden. Nu was er alleen zwijgen en wantrouwen.
Onder de onbewogen blikken van Materiaal lieten de mensen van Mechanica uitgeput hun bepakking op de grond zakken. Knox had een warmer welkom verwacht. De samenwerking tussen Mechanica en Materiaal ging ver terug. Ze bestierden gemeenschappelijk de kleine mijn onder Mechanica, waaruit de ertsvoorraad van de silo werd aangevuld.
Maar toen McLain achter haar jongens aan naar binnen kwam, bekeek ze Knox met een minachting die hij sinds de dood van zijn moeder niet meer had gezien.
‘Wat heeft dit verdomme allemaal te betekenen?’ vroeg ze op scherpe toon.
Hij schrok ervan dat ze vloekte, helemaal omdat haar mensen erbij waren. Hij zag zichzelf en McLain als gelijken, maar nu stond ze tegen hem te schreeuwen alsof hij een van haar honden was. Of een klein, onbeduidend kind.
McLain liet haar blik langs de rij vermoeide monteurs en hun schaduwen gaan. ‘Voor we bespreken hoe we dit probleem gaan oplossen, wil ik van je horen hoe je met je personeel omgaat, wie er verantwoordelijk was.’ Ze keek hem fel aan. ‘Ik mag toch aannemen dat jij er niets mee te maken had, hè? Dat je me je verontschuldigingen en een berg smeergeld komt aanbieden?’
Shirly wilde iets zeggen, maar Knox snoerde haar met een gebaar de mond. Er waren hier een hoop mensen die maar al te graag zouden zien dat dit een ondiplomatieke wending nam.
‘Ja, ik bied mijn verontschuldigingen aan,’ zei Knox knarsetandend en met gebogen hoofd. ‘En nee, ik hoorde er vanochtend pas van. Nadat ik over de schoonmaak te weten was gekomen, om precies te zijn.’
McLain sloeg haar magere armen weer over elkaar. ‘Het was dus alleen die elektricien van jullie,’ zei ze. ‘Eén man.’
‘Dat klopt. Maar...’
‘Ik heb de mensen die er aan deze kant bij betrokken waren al gestraft, dat kan ik je wel vertellen. En het lijkt me dat jij meer moet doen dan die ouwe mafkees in zijn kamer opsluiten.’
Achter de toonbank werd gelachen. Knox legde een hand op Shirly’s schouder om haar in bedwang te houden. Hij keek naar de mannen en vrouwen achter McLain.
‘Ze hadden een van onze werkers meegenomen,’ zei hij. Hij had dan wel een zwaar gevoel op zijn borst, zijn stem droeg nog even ver. ‘Jullie weten hoe het gaat. Als ze een schoonmaak willen, komen ze gewoon iemand halen.’ Hij sloeg met zijn vuist op zijn borst. ‘En ik heb ze niet tegengehouden. Ik stond erbij te kijken omdat ik op dit systeem vertrouwde. Omdat ik er bang voor ben, net als iedereen.’
‘Tja...’ begon McLain, maar Knox onderbrak haar meteen en sprak verder met die donderende stem, die doorgaans kalm aanwijzingen gaf boven het lawaai van dolgedraaide machines.
‘Een van mijn mensen was meegenomen, en onze oudste werker, onze wijste werker is voor haar in de bres gesprongen. De zwakste, de bangste heeft zijn nek uitgestoken. En tot wie hij zich hier ook gewend heeft, ik ben degenen die hem hielpen eeuwig dankbaar.’ Knox knipperde het waas voor zijn ogen weg en vervolgde: ‘Jullie hebben haar niet alleen de kans gegeven om die heuvel over te gaan, om uit het zicht en in vrede te sterven, maar míj ook de moed gegeven om mijn ogen open te doen. Om te zien achter wat voor sluier van leugens we leven...’
‘Zo is het wel genoeg,’ snauwde McLain. ‘We kunnen allemaal op schoonmaak worden gestuurd omdat we naar deze onzin, dit gewauwel, staan te luisteren.’
‘Het is geen onzin,’ riep Marck vanuit de rij achter Knox. ‘Juliette is dood omdat...’
‘Ze is dood omdat ze precies deze wetten overtreden heeft!’ viel McLain uit. Haar stem klonk hoog en schel. ‘En nu komen jullie naar boven gestampt om tegen nog meer taboes aan te trappen? Op mijn afdeling?’
‘We zijn van plan om tegen iets heel anders aan te trappen!’ riep Shirly.
‘Ophouden!’ zei Knox tegen allebei. Hij zag de woede in McLains ogen, maar hij zag ook iets anders: hoofdknikjes en opgetrokken wenkbrauwen bij sommige mensen achter haar.
Een bode kwam binnen met lege zakken in zijn handen en keek rond in de gespannen stilte. Een grote werker bij de deur stuurde hem onder verontschuldigingen het portaal op en zei dat hij later maar terug moest komen. Knox maakte van de onderbreking gebruik door zorgvuldig zijn woorden te kiezen.
‘Niemand is ooit op schoonmaak gestuurd omdat hij ergens naar luisterde, hoe groot het taboe ook was.’ Hij nam even de tijd om die woorden te laten bezinken. McLain leek iets te willen zeggen, maar hij keek haar dreigend aan en ze bedacht zich. ‘Dus sturen jullie mij gerust op schoonmaak voor wat ik nu ga zeggen. Als jullie je door deze feiten niet laten bewegen om je bij mij en mijn mensen aan te sluiten, zou ik zelfs niets liever willen. Want dat hebben Walker en een paar van jullie dappere lui ons vanochtend duidelijk gemaakt. We hebben meer reden tot hoop dan ze ons durven gunnen. We hebben meer middelen om onze horizon te verbreden dan ze ons willen geven. We zijn opgevoed met leugens, bang gemaakt met de aanblik van onze mensen die wegrotten op de heuvels, maar nu is een van ons die heuvels overgestoken! Een van ons heeft iets heel nieuws gezien! Ze hebben ons materiaal gegeven dat volgens hen goed genoeg was, maar wat is het echt?’
Hij keek de mannen en vrouwen achter de toonbank strak aan. McLains armen leken zich weer te ontspannen.
‘Het is expres slecht gemaakt, dat is het! Nep. En wie weet wat er nog meer allemaal gelogen is. Stel dat we die schoonmakers naar binnen hadden gehaald en ons best voor ze hadden gedaan? Als we ze hadden gedesinfecteerd? Als we alles op alles hadden gezet? Zouden ze het dan overleefd hebben? Op het antwoord van it kunnen we niet langer vertrouwen!’
Knox zag hoofden op en neer gaan. Hij wist dat zijn eigen mensen bereid waren om Materiaal te bestormen als het nodig was. Ze werden net zo gek en opgefokt van deze zaak als hijzelf.
‘We komen geen rotzooi trappen,’ zei hij, ‘we komen orde scheppen! De opstand is allang een feit.’ Hij wendde zich tot McLain. ‘Snap je het dan niet? Ons leven, dat is de opstand. Onze ouders waren er de kinderen van, en nu leveren we onze eigen kinderen uit aan dezelfde machine. Dit wordt niet het begin van iets nieuws, maar het eind van iets ouds. En als Materiaal aan onze kant staat, hebben we een kans. Zo niet, dan hoop ik dat onze lichamen jullie uitzicht op de buitenwereld voor eeuwig verpesten – een buitenwereld die mij nu trouwens een stuk minder verrot lijkt dan deze verdomde silo!’
In openlijk verzet tegen alle mogelijke taboes schreeuwde Knox die laatste woorden uit. Hij luchtte zijn hart en genoot van zijn eigen woorden, genoot ervan om toe te geven dat het leven buiten deze ronde muren wel eens beter zou kunnen zijn dan erbinnen. De fluistering die zovelen het leven had gekost kwam als een diepe brul uit zijn brede borstkas.
En het was heerlijk.
McLain kromp ineen. Met een angstige blik in haar ogen deed ze een stap achteruit. Ze keerde Knox de rug toe, en hij wist dat hij gefaald had. Ze hadden een kans gehad, hoe klein ook, om deze zwijgende, roerloze menigte tot daden te bewegen, maar hij had het moment voorbij laten gaan – of misschien zelfs op de vlucht gejaagd.
En toen deed McLain iets. De spieren in haar pezige nek spanden zich. Ze hief haar hoofd, met het witte haar hoog in een strakke knot, en zei zacht: ‘En, Materiaal?’
Het was een vraag, geen bevel. Later zou Knox zich afvragen of ze hem vanuit moedeloosheid gesteld had; hij zou zich afvragen of McLain haar mensen, die zijn uitbarsting geduldig hadden aangehoord, verkeerd beoordeeld had. Hij zou zich ook afvragen of ze misschien alleen nieuwsgierig was geweest, en of ze hen soms had uitgedaagd om hem en zijn monteurs buiten te zetten.
Maar nu de tranen over zijn wangen stroomden en zijn hart vol was van de gedachte aan Juliette, vroeg hij zich alleen maar af of hij zijn eigen mensen nog wel hoorde, zo oorverdovend waren de strijdkreten van de goede mannen en vrouwen van Materiaal.