66

Silo 17

Juliette pakte de slappe luchtslang met beide handen beet en kneep. Ze werd beloond met een paar trage luchtbelletjes. De druk in de slang was weg.

Ze vloekte zachtjes, drukte met haar kin op de knop van de radio en riep Solo. Er was iets misgegaan met de compressor. Hij was er vast mee aan het werk, vulde misschien de brandstof bij. Ze had hem gezegd dat hij het apparaat daarvoor niet uit moest zetten. Hij zou niet weten wat hij moest doen om het vervolgens weer op te starten. Ze had hier helemaal niet goed over nagedacht; ze was onmogelijk ver verwijderd van zuurstof, van ook maar de geringste kans op overleven.

Ze haalde voorzichtig adem. Ze had alleen nog de lucht die in het pak en in de slang zat. Hoeveel van de lucht in de slang zou ze met alleen de kracht in haar longen weten op te zuigen? Niet veel, vermoedde ze.

Ze wierp een laatste blik op de pomp, haar haastklus, de los in het water drijvende kabel die ze had willen vastzetten tegen trilling en onbedoelde rukken. Het deed er allemaal waarschijnlijk niet meer toe, niet voor haar. Ze duwde zich af tegen de pomp en maaide met haar armen door het water, waadde terug door de stroperige vloeistof, die haar leek te hinderen zonder haar echter iets te geven om zich mee voort te trekken of tegen af te zetten.

De gewichten belemmerden haar. Juliette bukte zich om ze los te maken en merkte dat dit niet ging. Het drijfvermogen van haar armen, het stijve pak... ze graaide naar het klittenband, maar zag door de vergrotende lens van helm en water dat haar vingers er niet bij konden.

Ze haalde diep adem. Zweet spetterde van haar neus tegen de binnenkant van haar helm. Ze probeerde het nog een keer, en nu raakten haar vingertoppen bijna de zwarte strips. Met beide handen uitgestoken wierp ze grommend haar schouders naar voren in een poging om bij haar eigen stomme schenen te komen...

Maar het lukte niet. Ze gaf het op en schuifelde nog een stukje door de gang, achter de elektriciteitskabel en de slang aan, beide zichtbaar in de zwakke, witte lichtbundel die van boven haar hoofd kwam. Ze deed haar best om de kabel niet te raken, want ze wist wat een klein rukje voor gevolgen kon hebben, hoe zwak de verbinding was met de aarding van de pomp. Zelfs happend naar lucht bleef ze in haar hoofd de monteur. Ze vervloekte zichzelf omdat ze niet langer de tijd had genomen om dit voor te bereiden.

Haar mes! Ze dacht aan haar mes en bleef staan. Het gleed soepel uit de zelfgemaakte schede op haar buik en glansde in het schijnsel van haar zaklantaarn.

Juliette bukte zich, en met de extra lengte van het mes kon ze er wel bij. Ze stak de punt tussen haar pak en een van de klittenbandstrips. Rondom haar was het water donker en dik. In het spaarzame licht van haar lamp, op de bodem van Mechanica onder al dat water, voelde ze zich eenzamer en geïsoleerder, angstiger dan ze zich ooit in haar leven had gevoeld.

Bang voor wat het zou kunnen betekenen als ze het liet vallen hield ze haar mes stevig beet, en met gebruikmaking van haar buikspieren begon ze op en neer te bewegen. Het was net alsof ze sit-ups deed, maar dan staand. Ze ging de strip met een houterige zaagbeweging te lijf, vloekte van inspanning, van uitputting, van de pijn in haar buik door het vooroverbuigen, door het gewicht van haar hoofd... en eindelijk liet het klittenband los. Haar kuit voelde naakt en licht aan toen de ijzeren schijf geluidloos op de stalen vloer viel.

Nu ze nog maar met één been op de grond werd gehouden en het andere omhoog wilde, zakte Juliette scheef opzij. Voorzichtig, bang om een gat in haar pak te maken en een stroom kostbare luchtbelletjes te zien ontsnappen, stak ze het mes achter de andere strip. Met een wanhopige krachtsinspanning haalde ze het lemmet, net als de eerste keer, op en neer langs het zwarte materiaal. Nylon draadjes knapten voor haar ogen, zweet spatte tegen haar helm, het mes ging door de strip; het gewicht was los.

Juliette gaf een gil toen haar voeten achterwaarts tot boven haar hoofd omhoogzwiepten. Ze draaide haar bovenlichaam en bewoog haar armen zo snel als ze kon heen en weer, maar haar helm knalde al tegen de leidingen aan het plafond.

Er kraakte iets – en om haar heen werd het water zwart. Ze graaide naar de zaklantaarn om hem weer aan te zetten, maar ze voelde hem niet meer. In het donker kwam er iets tegen haar arm. Ze tastte naar het voorwerp, voelde het tussen haar vingers door glippen – en weg was het. Terwijl Juliette met veel moeite haar mes weer opborg, zonk haar enige lichtbron onzichtbaar naar de bodem.

Juliette hoorde niets dan haar snelle ademhaling. Zo, gevangen onder het plafond, zou ze sterven, het zoveelste opgezwollen lijk in deze gangen worden. Het was alsof ze voorbestemd was om hoe dan ook in zo’n pak ten onder te gaan. Ze duwde tegen de leidingen en probeerde ervan weg te bewegen. Welke kant was ze op gegaan? Wat lag er voor haar? De duisternis was totaal. Ze kon haar eigen handen niet eens zien. Het was nog erger dan blind zijn, te weten dat haar ogen het deden maar toch niets registreerden. Het vergrootte haar angst, en intussen werd de lucht in haar pak steeds muffer.

De lucht.

Ze tastte naar haar kraag en vond de slang, kon hem door haar handschoenen heen nog net voelen. Juliette begon hem hand over hand in te halen, als een emmer die uit een mijnschacht naar boven werd gehesen.

Het leek wel alsof er kilometers slang door haar handen gingen. Het slappe ding glibberde en gleed om haar heen als kronkelende spaghetti. Juliette begon steeds moeizamer adem te halen. Ze raakte in paniek. In hoeverre was haar gejaagde ademhaling te wijten aan de adrenaline, de angst? In hoeverre aan het feit dat haar kostbare lucht op raakte? Opeens was ze doodsbang dat de slang doorgesneden was, doormidden gescheurd in het trappenhuis, dat het losse uiteinde elk moment door haar vingers kon glippen, dat haar volgende wanhopige graai naar de reddingslijn alleen een vuist vol inktzwart water zou opleveren en verder niets...

Maar opeens kreeg ze een stuk slang met spanning, met leven te pakken. Een strakke lijn die geen lucht te bieden had, maar wel de weg omhoog wees.

Juliette gaf een schreeuw en stak haar andere hand naar de slang uit. Ze trok zich voort, en haar helm stuiterde los van het plafond. Zo ging ze door, steeds met een hand uitgestoken in het donker, tot ze de lijn weer vond en zich met een ruk verder verplaatste door de middernachtsoep van drenkelingen en doden. Hoe lang zou het nog duren voor ze haar laatste adem uitblies en een van hen werd?