73
Silo 18
Hij kon zich er niet toe zetten om te studeren, niet op de stof waarop hij zou moeten studeren, in elk geval. De Instructie lag opengeslagen op het bureau en warmde zich in de lichtkring van het lampje met de gebogen, veelledige hals. Maar Lukas tuurde naar de kaart met silo’s, die net zo waren gerangschikt als de servers in de kamer boven hem, en luisterde naar de oorlogsgeluiden uit de krakende radio.
Ze waren bezig met het eindoffensief. Sims’ team was bij een afschuwelijke explosie een paar mannen kwijtgeraakt – iets met een trap, maar niet de grote trap – en nu hadden ze een aanval ingezet die hopelijk de laatste zou zijn. Uit de ruisende speakertjes kwam het geschreeuw van mannen die elkaar aanwijzingen gaven, de bevelende stem van Bernard een verdieping boven hem, onafgebroken geweervuur op de achtergrond.
Lukas wist dat hij er niet naar moest luisteren, en toch kon hij het niet laten. Juliette kon elk moment bellen voor een update. Ze zou willen weten wat er gebeurd was, hoe het was afgelopen, en te moeten toegeven dat hij het niet wist omdat hij er niet naar kon luisteren, zou nog erger zijn dan haar de waarheid te moeten vertellen.
Hij plaatste een hand op silo zeventien en voelde zich net een god die van bovenaf op de bouwwerken neerkeek. Hij stelde zich voor hoe hij zijn hand door de donkere wolken boven Juliette stak en op een dak legde dat gemaakt was om aan duizenden mensen bescherming te bieden. Zijn vingers volgden de rode X, de twee schuine strepen die getuigden van het verschrikkelijke verlies van de silo. Het kruis voelde vettig aan, alsof het gemaakt was met waskrijt of iets wat daarop leek. Hij probeerde zich in te denken hoe het zou zijn om op een dag het nieuws te krijgen dat een heel volk dood was, weggevaagd. Dan zou hij in Bernards bureau – zijn bureau – op zoek moeten naar de rode stift en een kruis moeten zetten door een van de kansen die ze hadden om hun Nalatenschap terug te veroveren, een van hun in de aarde ingegraven kokers van hoop.
Lukas wierp een blik op de lampen aan het plafond, die zonder te knipperen een gelijkmatig licht verspreidden. Waarom had ze nog niet gebeld?
Zijn nagel haakte achter een schilfertje van het kruis. Het schilfertje bleef onder zijn nagel zitten; het papier eronder kleurde nog steeds bloedrood. Het kon niet ongedaan worden gemaakt, niet schoongepoetst, niet hersteld...
Uit de radio kwam het geluid van schoten. Lukas liep naar de plank waarop het toestel stond en luisterde naar de bevelen, het moorden. Zijn voorhoofd werd klam van het zweet. Hij wist hoe het voelde om de trekker over te halen, een leven te nemen. Hij was zich bewust van een leegte in zijn borst en een slapte in zijn knieën. Lukas zocht met natte handen steun bij de plank en keek naar het toestel in zijn afgesloten kastje. Wat zou hij die mannen en vrouwen graag toeroepen dat ze ermee moesten stoppen, dat ze een eind moesten maken aan het krankzinnige geweld, het zinloze moorden. Straks stond er op hun dak ook een rode X. Dáár zouden ze bang voor moeten zijn, en niet voor elkaar.
Hij legde een hand op het metalen kastje en wist hoe waar het was, en hoe stom het zou zijn om het rond te bazuinen. Hoe naïef. Er zou niets veranderen. Woede was makkelijk; die liet zich met een geweerloop voor je gezicht in een oogwenk koelen. Om de totale vernietiging tegen te gaan had je iets anders nodig: een toekomstbeeld, en oneindig geduld.
Zijn hand gleed over het traliedeurtje. Hij tuurde naar een van de knoppen, het pijltje dat naar nummer ‘18’ wees. In een duizelingwekkende cirkel stonden vijftig nummers, één voor elke silo. Lukas gaf een vruchteloze ruk aan het deurtje; hij zou dolgraag een tijdje naar iets anders luisteren. Wat zou er op dit moment in al die verre landen te horen zijn? Allerlei onschuldigs, waarschijnlijk. Grappen en kletspraatjes. Roddels. Hij zag al voor zich hoe hij in zo’n gesprek zou inbreken en zich zou voorstellen aan mensen die van niets wisten. ‘Ik ben Lukas uit silo achttien,’ zou hij kunnen zeggen. Dan zouden ze willen weten waarom silo’s nummers hadden. En Lukas zou zeggen dat ze goed voor elkaar moesten zorgen, dat ze niet meer met veel waren en dat alle boeken en sterren in het universum nutteloos waren als er niemand meer was om te lezen en tussen de wolken door te kijken.
Hij liet de radio aan de oorlog over en liep langs het bureau, waar de gretige lichtkring op dat doodsaaie boek viel. Hij zocht tussen de boeken op de planken of er nog iets bij was wat hem zou kunnen afleiden. Hij voelde zich rusteloos, als een varken dat heen en weer drentelde in zijn hok. Misschien moest hij nog een rondje gaan joggen tussen de servers, maar dan zou hij ook weer moeten douchen, en douchen vond hij de laatste tijd om de een of andere reden een enorm karwei.
Hij hurkte bij de muur naast de planken en begon te bladeren door de losse papieren die daar lagen. Dit waren de handgeschreven notities en aanvullingen op de Nalatenschap die zich in de loop van de jaren hadden opgestapeld. Berichten aan toekomstige siloleiders, instructies, handleidingen, geheugensteuntjes. Hij viste er het handboek voor de controlekamer van de generator uit, de gebruiksaanwijzing die Juliette had geschreven. Hij was erbij geweest toen Bernard het boek weken geleden opborg, met de opmerking dat het misschien nog van pas zou komen als de problemen in de diepte uit de hand liepen.
En als hij de radio mocht geloven liep het uit de hand.
Lukas liep met het boek naar zijn bureau en boog de lamp zo dat hij het kon lezen. Er waren dagen dat hij tegen haar telefoontje opzag, dat hij bang was dat hij betrapt zou worden of dat Bernard zou opnemen of dat ze hem zou vragen dingen te doen die hij niet kon doen, dingen die hij nooit meer zou doen. Maar nu het licht gestaag bleef branden en de zoemer zweeg hunkerde hij naar een telefoontje. Hij had er gewoon pijn van in zijn borst. Op de een of andere manier wist hij dat ze met iets gevaarlijks bezig was, dat er iets ergs gebeurd kon zijn. Ze woonde tenslotte onder een rode X, een symbool dat stond voor de dood van alle mensen in de silo.
Het boek stond vol aantekeningen, die ze met een scherp potlood gemaakt had. Hij wreef over een woord en voelde de groeven aan zijn vingertoppen. De inhoud was onbegrijpelijk. Instellingen voor meters, posities van ventielen, schakelschema’s. Terwijl hij zo door het boek bladerde, zag hij de handleiding als een project dat wel wat op zijn sterrenstudie leek, ontsproten aan een geest die veel weg had van de zijne. Dit besef maakte het nog erger dat de afstand tussen hen zo groot was. Waarom konden ze niet terug? Terug naar de tijd voor de schoonmaak, voor die reeks begrafenissen. Elke avond na haar werk kon ze naast hem in het donker komen zitten, om te denken en te kijken, te praten en te wachten.
Hij draaide het boek om en las een stukje in het toneelstuk, dat bijna net zo ondoorgrondelijk was. In de marge stonden aantekeningen in een ander handschrift – het handschrift van Juliettes moeder, nam Lukas aan, of van een van de acteurs. Op sommige bladzijden stonden schema’s, met pijltjes die richting aangaven. Aantekeningen van een acteur, concludeerde hij. Toneelaanwijzingen. Het stuk moest een aandenken voor Juliette zijn geweest omdat een van de hoofdpersonen een naamgenoot van haar was.
Op zoek naar een poëtische zin die recht zou doen aan zijn sombere stemming liet hij zijn blik over de regels dwalen. In een flits zag hij het bekende handschrift – een ander dan dat van de acteur. Hij bladerde bladzijde voor bladzijde terug tot hij het weer gevonden had.
Het was Juliettes handschrift, geen twijfel mogelijk. Hij moest het boek naar de lamp brengen om de vervaagde tekst te kunnen lezen.
George:
Daar lig je, zo kalm. De rimpels in je voorhoofd, bij je ogen verdwenen. Ik raak je aan als anderen niet kijken, als anderen speuren naar aanwijzingen, maar ik alleen weet wat er met je is gebeurd. Wacht op me. Wacht op me. Wacht daar, mijn liefste. Laat mijn smeekbeden doordringen in je hart en begraaf ze daar, dan kan deze gestolen kus gedijen op de stille liefde waarvan niemand ooit zal weten.
Een koude staaf doorboorde Lukas’ borst. Zijn hunkering maakte plaats voor een plotselinge drift. Wie was die George? Een jeugdvriendje? Juliette had nooit een goedgekeurde relatie gehad. De dag na hun eerste ontmoeting had hij het officiële register erop nagekeken; toegang tot de servers bracht bepaalde, verboden, mogelijkheden met zich mee. Een vlam, misschien? Een of andere man in Mechanica die al verliefd was op een ander meisje? Dat zou in Lukas’ ogen nog veel erger zijn. Een man naar wie ze verlangde zoals ze nooit naar hem zou verlangen. Had ze daarom zo ver van huis een baan aangenomen? Om te ontsnappen aan die George die ze niet kon krijgen, de gevoelens die ze verstopt had in de marges van een toneelstuk over een verboden liefde?
Hij draaide zich om en liet zich op de stoel voor Bernards computer vallen. Hij schudde met de muis en logde in op de servers. Zijn wangen gloeiden van dit misselijkmakende nieuwe gevoel. Hij wist dat het jaloezie heette, maar de heftige gemoedsbeweging die erbij hoorde kende hij niet. Hij riep de personeelsdossiers op en zocht in de diepte naar ene ‘George’. Het leverde vier hits op. Hij kopieerde hun identificatienummers naar een tekstbestand en voerde ze in in de computer van de id-afdeling. Terwijl de foto’s een voor een op zijn scherm verschenen, nam hij snel de dossiers door. Hij voelde zich een beetje schuldig vanwege het machtsmisbruik, maakte zich een beetje zorgen om zijn ontdekking, maar hij verveelde zich een stuk minder nu hij iets te doen had.
Slechts een van de Georges werkte in Mechanica. Een oudere man. Met het geluid van de radio op de achtergrond vroeg Lukas zich af wat er van deze man zou worden als hij nu nog beneden was. De kans bestond dat hij al niet meer leefde, dat de dossiers een paar weken achterliepen omdat de blokkade de doorgifte van gegevens belemmerde.
Twee Georges waren te jong. De een was nog geen jaar oud. De ander schaduwde als bode. Daarmee bleef er een over, een man van tweeëndertig jaar. Hij werkte in de bazaar, met als beroep ‘anders’, was getrouwd en had twee kinderen. Lukas bestudeerde zijn wazige foto. Snor. Kalend hoofd. Een spottende grijns. Zijn ogen stonden te ver uit elkaar, vond Lukas, en hij had veel te donkere, veel te ruige wenkbrauwen.
Lukas pakte het boek en las nog een keer wat Juliette geschreven had.
De man was dood, concludeerde hij. Begraaf mijn smeekbeden.
Hij gaf nog een zoekopdracht, een ruimere dit keer, die ook de gesloten dossiers omvatte. Op het scherm verschenen honderden namen, van mensen die vanaf de opstand tot nu in de silo hadden geleefd. Het bracht Lukas niet van zijn stuk. Hij wist dat Juliette vierendertig was en besloot een marge van achttien jaar aan te houden; als ze jonger was dan zestien toen ze verliefd was op deze George zou hij zich er niet druk om maken en het afgunstige en beschamende gevoel in zijn binnenste laten varen.
In die achttien jaar waren er in de diepte maar drie Georges overleden. Een van hen was in de vijftig geweest, de tweede in de zestig. Beiden waren een natuurlijke dood gestorven. Lukas overwoog hun gegevens tegen die van Juliette af te zetten om te zien of ze met elkaar gewerkt hadden of misschien familie waren geweest.
En toen zag hij het derde dossier. Dit was zijn George. Haar George. Lukas wist het zeker. Als hij nog zou leven zou hij nu achtendertig zijn. Hij was iets meer dan drie jaar geleden overleden, had in Mechanica gewerkt, was nooit getrouwd.
Hij zocht hem op in id, en de foto bevestigde zijn bange vermoedens. Het was een knappe man met hoekige kaken, een brede neus, donkere ogen. Kalm en ontspannen glimlachte hij in de camera. Lukas kon de man moeilijk haten. Vooral omdat hij dood was.
Lukas zocht de doodsoorzaak op en zag dat er een onderzoek had plaatsgevonden waaruit naar voren was gekomen dat het een bedrijfsongeval was geweest. Een onderzoek. Hij herinnerde zich iets wat hij gehoord had toen Jules sheriff was geworden. Haar kwalificaties waren een bron van spanning en discussie geweest, een aanjager van geruchten. Vooral in it. Maar het verhaal ging dat ze een hele tijd geleden bij een zaak geholpen had en daarom gekozen was.
Dit was die zaak. Was ze al verliefd op hem voordat hij stierf? Of was ze naderhand gevallen voor de nagedachtenis van de man? Dat eerste natuurlijk, dacht Lukas. Hij zocht een stukje houtskool, vond het en schreef het zaaknummer en het identificatienummer op. Dit was een manier om de tijd te doden, en tegelijk een manier om haar beter te leren kennen. Het zou hem in elk geval afleiden tot ze er eindelijk toe kwam om hem te bellen. Hij ontspande zich, nam het toetsenbord op schoot en begon te graven.