43

‘Begrijp je wat je voorstelt?’

Knox keek McLain aan met zo veel mogelijk zelfvertrouwen in de oude, priemende ogen. Ze was gek genoeg een imposante figuur, de kleine, tengere dame die de scepter zwaaide over de onderdelenfabricage. Ze had uiteraard niet Knox’ brede borst of volle baard, haar polsen waren amper dikker dan twee van zijn vingers, maar haar wijze blik en het grijs van zware jaren gaven hem het gevoel dat hij niet meer was dan een nietige schaduw.

‘Het is geen opstand,’ zei hij. De verboden woorden waren soepel geworden van het smeer van herhaling en tijd en rolden er nu gemakkelijk uit. ‘We zetten iets recht.’

McLain snoof. ‘Dat zeiden mijn overgrootouders vast ook.’ Ze streek een paar losse plukken zilvergrijs haar naar achteren en tuurde naar de blauwdruk tussen hen in. Het had er alle schijn van dat ze dit afkeurde, maar besloten had te helpen in plaats van dwars te liggen. Misschien was het haar leeftijd, dacht Knox, neerkijkend op de roze huid onder het dunne, witte haar, dat wel van ragfijn glas leek. Als je maar lang genoeg tussen deze muren leefde, kon je je er misschien bij neerleggen dat het nooit beter zou worden, dat er zelfs nooit echt veel veranderde. Of misschien verloor je uiteindelijk de hoop dat er ook maar iets mooi genoeg zou blijken om te behouden.

Hij keek weer naar de blauwdruk en streek de scherpe vouwen in het dunne papier glad. Opeens werd hij zich bewust van zijn handen. Hij zag hoe dik en vies zijn vingers waren en vroeg zich af of McLain in hem soms een woesteling zag die naar boven kwam stormen met allerlei waanideeën over rechtvaardigheid. Ze was oud genoeg om hem jong te vinden, besefte hij. Jong en heetgebakerd, terwijl hij zichzelf oud en wijs vond.

Een van de tientallen honden die tussen de voorraden van Materiaal leefden lag onder de tafel ontevreden te grommen, alsof ze hem met hun strijdplannen uit zijn slaap hielden.

‘We moeten ervan uitgaan dat it weet dat er iets broeit,’ zei McLain, die haar kleine handen over de vele verdiepingen tussen Materiaal en de vierendertigste liet gaan.

‘Hoezo? Denk je dat we niet discreet naar boven zijn gekomen?’

Ze glimlachte. ‘Vast wel, maar het zou gevaarlijk zijn om er niet van uit te gaan.’

Hij knikte en begon op het stukje baard onder zijn onderlip te kauwen.

‘Hoe lang doen de andere monteurs erover om hier te komen?’ vroeg McLain.

‘Ze vertrekken rond tien uur, als er minder licht is op de trap, en dan zijn ze er om twee uur, drie uur op zijn laatst. Ze zullen zwaarbepakt zijn.’

‘En jij denkt dat een man of tien genoeg is om de boel beneden draaiende te houden?’

‘Zolang er niets belangrijks kapotgaat wel.’ Hij krabde in zijn nek. ‘Wat denk je dat de bodes zullen doen? Of de mensen in de middensilo?’

Ze haalde haar schouders op. ‘Die lui in de middensilo beschouwen zich voor het grootste deel als bovenbewoners. Ik kan het weten, ik heb er mijn jeugd doorgebracht. Ze zijn verzot op het uitzicht en eten zo vaak mogelijk in het restaurant om de klim te rechtvaardigen. De bovenbewoners zelf zijn een ander geval. Ik denk dat we van hen meer mogen verwachten.’

Knox wist niet of hij het wel goed gehoord had. ‘Pardon?’

Ze keek naar hem op, en Knox voelde de snuit van de hond tegen zijn benen, alsof het beest op zoek was naar gezelschap of warmte.

‘Denk er maar eens over na,’ zei McLain. ‘Waarom ben je zo door het dolle heen? Omdat je een goede vriendin bent kwijtgeraakt? Dat gebeurt wel vaker. Nee, omdat ze tegen je gelogen hebben. En bij de bovenbewoners zal dit des te harder aankomen, geloof me. Zij zien de slachtoffers van de leugen voortdurend op het scherm. Het zijn de middenbewoners, de mensen die zonder te weten naar boven hollen en zonder mededogen neerkijken op de diepte, die zich het hevigst zullen verzetten.’

‘Dus je denkt dat we boven bondgenoten hebben?’

‘Die we niet kunnen bereiken, ja. En ze zullen overtuigd moeten worden. Met zo’n toespraak waarmee je mijn mensen vergiftigd hebt, bijvoorbeeld.’

Ze schonk hem een zeldzame grijns, en Knox lachte onwillekeurig terug. En op dat moment wist hij waarom haar werkers zo gek op haar waren. Ze had net zo’n aantrekkingskracht op mensen als hij, maar om een andere reden. Mensen waren bang voor hem en wilden zich veilig voelen. Maar ze respecteerden McLain en wilden zich geliefd voelen.

‘Ons grootste probleem is dat de middensilo ons van it scheidt.’ Ze wees op de blauwdruk. ‘We zullen er dus snel doorheen moeten, zonder het tot gevechten te laten komen.’

‘Ik wilde gewoon voor het licht werd naar boven stormen,’ mompelde Knox. Hij leunde achterover en tuurde naar de hond onder de tafel, die half op een van zijn voeten zat en hem kwispelstaartend en met zijn tong uit zijn bek dom zat aan te kijken. Knox zag in het dier niets anders dan een etende en schijtende machine. Een behaarde gehaktbal die hij niet mocht opeten. Hij schoof het vieze beest van zijn voet. ‘Vort,’ zei hij.

‘Jackson, kom hier.’ McLain knipte met haar vingers.

‘Ik snap niet waarom jullie die gevallen eigenlijk houden, laat staan fokken.’

‘Natuurlijk snap je dat niet,’ bitste McLain terug. ‘Ze zijn goed voor de ziel. Als je tenminste een ziel hebt.’

Hij keek of ze dat serieus meende en zag dat ze al wat meer ontspannen glimlachte.

‘Nou, als we eenmaal orde op zaken hebben gesteld, zal ik ervoor pleiten dat er voor honden ook een loterij komt. Dan krijgen we hun aantallen misschien weer een beetje in de hand.’ Hij grijnsde net zo sarcastisch naar haar als zij naar hem. Jackson jankte tot McLain hem begon te aaien.

‘Als wij allemaal even trouw waren als hij zou er nooit een opstand nodig zijn,’ zei ze, met een schuinse blik op Knox.

Hij boog zijn hoofd, niet in staat om haar gelijk te geven. Er waren in de loop van de jaren een paar honden in Mechanica geweest, dus hij wist dat sommige mensen er zo over dachten. Hij schudde altijd zijn hoofd om mensen die hun zuurverdiende munten uitgaven aan voer voor een dier dat nooit op zijn beurt als voer voor hen zou dienen. Toen Jackson weer onder de tafel kroop en jankend met zijn kop langs zijn been wreef omdat hij geaaid wilde worden, liet Knox zijn handen in koppig verzet op de blauwdruk liggen.

‘Wat we nodig hebben is een afleidingsmanoeuvre,’ zei McLain. ‘Iets om de middensilo leger te krijgen. Het zou mooi zijn als er nog wat meer mensen naar boven gingen, want met zo’n grote groep op de trap zullen we een hels kabaal maken.’

‘We? Wacht, je denkt toch niet dat jij...’

‘Als mijn mensen gaan, dan ga ik natuurlijk ook. Ik klim al vijftig jaar de ladders in het magazijn op en af. Denk je dat ik zo’n stukje trap niet aankan?’

Knox betwijfelde of er iets was wat deze vrouw niet aankon. Jackson sloeg met zijn staart tegen de tafelpoot en keek hem aan met die onnozele blik die zijn soort eigen was.

‘En als we op weg naar boven nu eens de deuren dichtlassen?’ opperde Knox. ‘Ze opsluiten tot het voorbij is?’

‘En wat doen we daarna dan? Onze verontschuldigingen aanbieden? Stel dat dit weken duurt?’

‘Weken?’

‘Je denkt toch niet echt dat het zo makkelijk zal gaan? Dat we alleen maar naar boven hoeven te marcheren om de macht over te nemen?’

‘Ik maak me heus geen enkele illusie.’ Hij wees naar de deur van haar kantoor, die toegang gaf tot werkplaatsen vol ratelende machines. ‘Onze mensen zijn oorlogstuig aan het maken, en ik ben van plan dat te gebruiken als het zover komt. Ik zou een vreedzame overgang verwelkomen en ben al tevreden als alleen Bernard en een paar anderen op schoonmaak worden gestuurd, maar ik deins er ook niet voor terug om mijn handen vuil te maken.’

McLain knikte. ‘Als dat maar duidelijk is...’

‘Het is zo duidelijk als wat,’ zei hij.

Hij kreeg een idee en klapte in zijn handen. Jackson dook geschrokken weg.

‘Ik heb het,’ zei hij. ‘Een afleidingsmanoeuvre.’ Hij wees naar de onderste verdiepingen van Mechanica. ‘Als we Jenkins nu eens voor een stroomuitval laten zorgen? Een die bijvoorbeeld een paar verdiepingen boven ons begint, of nog beter, op de boerderij of in de kantines. Dan zeggen we dat het door het werk aan de generator komt...’

‘En je denkt dat de middensilo dan leeg zal lopen?’ Haar ogen vernauwden zich.

‘Als ze warm eten willen. En anders gaan ze in het donker zitten wachten tot het verholpen is.’

‘Ik denk dat ze op het portaal gaan staan kwekken over wat er nu weer aan de hand is. Staan er dus nog meer mensen in de weg.’

‘Dan zeggen we dat we naar boven gaan om het probleem op te lossen!’ Knox begon gefrustreerd te raken. Die stomme hond zat ook weer op zijn voet.

‘Naar boven om een probleem op te lossen?’ McLain lachte. ‘Sinds wanneer klinkt dat logisch?’

Knox trok aan zijn baard. Hij begreep niet wat er zo moeilijk aan was. Ze waren met een heleboel. Ze werkten de hele dag met gereedschap. Ze gingen gewoon wat techneutenhoofden inslaan, de hoofden van kleine mannetjes zoals Bernard, die de hele dag als een stelletje secretaresses op toetsenborden zaten te tikken. Ze hoefden alleen naar boven te gaan en het te doen.

‘Heb jij een beter idee?’ vroeg hij.

‘We moeten in gedachten houden wat erna komt,’ zei McLain. ‘Als jij wat mensen doodgeslagen hebt en het bloed door de roosters omlaagsijpelt, wat dan? Wil je dat de mensen bang worden dat zoiets nog een keer gebeurt? Dat wat je hebt moeten doen om boven te komen nog een keer gebeurt?’

‘Ik heb het alleen op de leugenaars gemunt,’ zei hij. ‘Dat geldt voor ons allemaal. Iedereen is bang geweest. Bang voor de buitenwereld. Bang voor de schoonmaak. We waren zelfs te bang om over een betere wereld te praten. En er was niets van waar. Het hele systeem was doorgestoken kaart, en wij lieten het hoofd hangen en accepteerden het...’

Jackson blafte naar hem en begon te janken, zijn staart zwiepte over de grond als een losgeschoten luchtslang.

‘Als we klaar zijn,’ vervolgde Knox, ‘en gaan kijken hoe we onze kennis kunnen gebruiken om een wereld te onderzoeken die we alleen maar van het uitzicht kennen, dan denk ik dat er heel wat mensen geïnspireerd zullen raken. Mij geeft het hoop, verdomme. Voel jij dan niets?’

Hij stak zijn hand onder de tafel en aaide Jackson over zijn kop, waardoor het beest ophield met herrie maken. McLain keek hem een tijdje aan. Uiteindelijk knikte ze instemmend.

‘We houden het op een stroomstoring,’ zei ze beslist. ‘Vanavond, voor de mensen die naar de schoonmaak zijn gaan kijken teleurgesteld afdalen. Ik ga met een groep mensen met kaarsen en zaklampen naar boven, alsof Materiaal spontaan een hulpactie op touw heeft gezet. Jij komt een paar uur later met de rest. We zien wel hoe ver we met dat reparatieverhaal komen. Hopelijk blijven veel mensen boven en kruipt de rest in bed omdat ze te moe zijn van de tocht naar het restaurant om zich verder ergens druk over te maken.’

‘Zo vroeg zal er minder verkeer zijn,’ zei Knox, ‘dus misschien stuiten we niet op al te veel problemen.’

‘Het doel is it te veroveren en af te grendelen. Bernard speelt voor burgemeester, dus die is er waarschijnlijk niet eens. Maar óf hij komt naar ons toe, óf wij gaan naar de eerste zodra it onder controle is. Ik denk niet dat hij veel verzet zal plegen, niet als wij zijn verdiepingen eenmaal in handen hebben.’

‘Akkoord,’ zei Knox. Het was prettig om een plan te hebben. Om een bondgenoot te hebben. ‘En bedankt hiervoor, hè.’

McLain glimlachte. ‘Je houdt goede toespraken voor een smeerbal,’ zei ze. ‘En Jackson mag je wel, en die heeft het bijna nooit mis. Die heeft mensenkennis.’

Knox keek omlaag en besefte dat hij het mormel nog steeds zat te aaien. Hij trok zijn hand terug, en de hond keek hem hijgend aan. In de aangrenzende ruimte barstte iemand in lachen uit. De stemmen van zijn monteurs en de mensen van Materiaal kwamen gedempt door de muur en de deur. Het gelach vermengde zich met het geluid van stalen staven die in vorm werden geslagen, platte onderdelen die scherp werden gemaakt, door machines die van klinknagels waren overgegaan op kogels. En Knox begreep wat McLain bedoelde met trouw. Hij zag het in de domme ogen van die hond: het beest zou alles voor hem doen wat hij maar wilde. Dit gewicht op zijn schouders, het gewicht van al die mensen die zo over hem en McLain dachten – Knox wist opeens dat dit de zwaarst denkbare last was.