WOORD VOORAF

In tegenstelling tot mijn vorige thrillers ontbreekt in Link de reconstructie van een belangrijke (actuele) gebeurtenis, zoals de ondergang van de Herald of Free Enterprise in Het Chunnel syndroom, de verkoop van het reuzenkanon aan Saddam Hoesein in Vergelding, of de intriges rondom het proces tegen de vier blanke politieagenten die de zwarte snelheidsovertreder Rodney King op barbaarse wijze aftuigden in Rassen/Rellen. Toch wil ik ook dit boek een faction-thriller noemen.

Link is een verhaal over de mate waarin de Italiaanse mafia, Cosa Nostra, de Belgische politieke en economische samenleving heeft geïnfiltreerd. Het is een verzonnen verhaal, maar wie de berichtgeving over de Agusta-affaire heeft gevolgd, zal meer dan één raaklijn vinden met de actualiteit: smeergelden, politieke moorden, intimidatie van getuigen, het carrousel van parlementaire onschendbaarheid, etc. Het is tegelijk een verhaal over computercriminelen; slimme jongens, voor wie onnoemelijk rijk worden het hoogste doel is en die dat doel trachten te bereiken met de hulp en/of de medewerking van prominenten, voor wie smeergeld en corruptie geen taboes zijn als ze daarmee hun persoonlijke macht en het overwicht van hun partij kunnen doen gelden.

Volgens een gezaghebbend computertijdschrift krijgt zestig procent van de bevolking op het werk, thuis of op school met computers te maken. Jonge kinderen zijn vaak zo intensief bezig met computers, computerspelletjes, databanken, modems en bulletin boards, dat de bij uitstek gevoelige en ontvankelijke geesten onder hen tot een nieuwe generatie computerverslaafden opgroeien; de hackers of computerkrakers, soms superslimme, ontoerekeningsvatbare jongens, die in hun drang de grenzen van de informatica te verleggen ideale werktuigen zijn in handen van de georganiseerde misdaad.

Ik heb de computerfraude die in Link wordt beschreven in de thermoplastische kunststofindustrie gesitueerd, alleen omdat ik in die bedrijfstak vrienden heb die me de technische achtergrondinformatie wilden verschaffen. Namen als Foodpack, Allplast en Motta zijn dus verzonnen en de lezer mag niet verwachten deze bedrijven te zullen vinden in de Belgisch-Nederlandse grensstreek, het Nederlandse Dordrecht of het Italiaanse Milaan.

Het café De Linken Bink bestaat, maar op een andere plaats en onder een andere naam en de cafébaas die model stond voor Den Beer Hendrickx heeft intussen het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Ook het historisch beschermd gebouw d'Eycken Boom op de Grote Markt in Lier bestaat, maar de eerbiedwaardige bankinstelling die er gevestigd is mag in geen geval worden verward met de door mij verzonnen LBB- en BBI-banken.

In het Administratief en Maritiem Centrum Antwerpen (AMCA-gebouw), het zogenaamde ‘Financiecentrum’ van het Bestuur der Directe Belastingen zijn wel 22 Controles Particulieren (Personenbelasting), maar slechts 16 Controles Vennootschappen. Niemand hoeft dus op zoek te gaan naar Jan Kuypers, de hoofdcontroleur van Vennootschappen 20.

Ook de ziekenhuisscènes zijn fictief en kunnen op geen enkele manier in verband worden gebracht met de gang van zaken in het Jan Palfijnziekenhuis. Ik ben vooral dank verschuldigd aan de geneesheren van de afdeling intensive care van dit ziekenhuis. Talrijke computerspecialisten (en computerfreaks) in België en Nederland gaven mij hun technische adviezen. Zij, en nog vele anderen, hebben mij geholpen een spannende thriller te schrijven tegen een authentieke achtergrond.

Ten slotte nog dit: alle personages in deze roman zijn uit mijn verbeelding ontstaan. Als desondanks iemand zich in één van mijn figuren meent te herkennen, dan herkent hij niet zichzelf maar een complex van symptomen: de normvervaging die het ziektebeeld van onze samenleving is geworden. Deze toestand kan hij mij noch mijn uitgever euvel duiden.

BOB MENDES