2

Als alles naar zijn zin verliep, poseerde Walter Sloten graag als opgeruimde, succesvolle zakenman. Problemen joeg hij dan weg met een kwinkslag of met een verwijzing naar de wet van Murphy en voor de rest liet hij het zoeken naar een oplossing over aan Nora. Was de uitkomst bevredigend, dan pronkte hij met het resultaat. Hij bewoog zich met een arrogante gratie en sinds hij van een Italiaanse prof golfles had gekregen, zei hij ‘pronto’ als hij de telefoon opnam. Tegen zijn vrienden ging hij er soms prat op een produkt van de booming eighties te zijn, een dinkie. Als ze vroegen wat dat inhield, verklaarde hij met een verholen blik in Nora's richting: ‘De double income, no kids-filosofie.’

Dat was de stemming waarin hij verkeerde toen hij om halftien met grote stappen Nora's kantoor binnenkwam. Hij droeg zijn zakenman-outfit: een donkerblauwe blazer met een grijze flanellen broek, een parelgrijs overhemd met een gouden staafje door de boord en daar bovenop de knoop van een zijden das met Miró-motief. Middenin het kantoor bleef hij staan. Zijn knappe gezicht was één en al opwinding.

‘Nora,’ zei hij theatraal. ‘We zijn rijk.’

‘Hoezo rijk?’ vroeg ze fronsend.

Hij liep naar haar bureau en zei in de intercom: ‘Ik wil het eerste halfuur niet gestoord worden, Gerda. Ik heb hier een ernstig gesprek te voeren.’

‘Hou op met die druk-druk-druk komedie, Walter. Ik ben niet één van je bezoekers op wie je indruk moet maken. Ik ben je vrouw. Voor mij hoeft Gerda niet te zorgen dat je telefoon voortdurend overgaat.’

‘Hop! Hop! Hop!’ Hij danste gehurkt een kozakkendans. Nora sloeg hem stilzwijgend gade. Na een halve minuut kwam hij hijgend overeind. ‘Schatrijk, zeg ik je! Heb je de radio gehoord? Mijn aandelen zijn met 300 procent in waarde gestegen.’

‘Zo, zo. Jouw aandelen? Sinds wanneer zijn die van jou alleen?’

Hij liep naar het raam en trok de jaloezieen dicht. ‘Dit is niet het moment om te chicaneren, Nora. Dit is een moment om feest te vieren.’

‘Ben je daar al mee bezig, misschien? Ben je daarom de laatste weken 's nachts niet thuisgekomen?’

‘Ik heb gisteren met Planta het contract van de eeuw afgesloten,’ keuvelde hij opgewekt verder, alsof hij haar opmerking niet had gehoord. ‘Als dat bekend gemaakt wordt…’ – hij pauzeerde voor het effect – ‘… dan gaan ze als een raket de hoogte in.’

‘Alsof dat enig verschil maakt,’ zei Nora.

Hij kwam naast haar staan en legde een hand op haar schouder. ‘Een hemelsbreed verschil, vrouwtje.’ Hij staarde dromerig naar een luchtfoto van de blauw glinsterende San Carlos Bay en Captiva Island in de Golf van Mexico. ‘Dat zul je merken zodra we verkopen.’

Ze draaide zich onder zijn hand uit. ‘Wat krijgen we nu? Vrouwtje? Sinds wanneer ben ik opnieuw je vrouwtje?’ Opeens keek ze argwanend naar hem op. ‘Ogenblikje, zeg. Waar heb je het over? Verkopen? Wat verkopen?’

‘Foodpack. De hele santenkraam.’ In zijn ogen verscheen een schuinse blik, keurend, berekenend; zoals een schilder naar zijn halfafgewerkt doek kijkt. ‘En weet je aan wie?’

Ze wendde zich af. ‘Het interesseert me niet.’

‘Aan Allplast,’ zei hij op een toon alsof hij haar meedeelde dat ze de hoofdprijs van de Lotto had gewonnen.

Nora draaide zich met een ruk naar hem toe. ‘Wat zeg je?! Onze fabriek aan Allplast verkopen? Probeer je me op stang te jagen?’

‘Nee. Ik meen het. Allplast wil drie keer zoveel betalen als de zaak waard is.’

Ze sprong op en duwde hem opzij. ‘Nooit! Al betalen ze tien keer de waarde, dan nog niet. Deze fabriek wordt niet verkocht!’

Hij glimlachte, zoals iemand glimlacht naar een klant in de zaak, terwijl hij zich in feite ergert. ‘Kom, kom, Nora. Je bent te verstandig om zo'n kans te laten schieten.’

Met korte, vinnige pasjes liep ze naar het raam en trok de jaloezieen opnieuw open. ‘Kan me niet schelen. Ik ben niet bereid te verkopen. Wat haal je je in je hoofd?’

Hij wees naar boven alsof hij een hemelse beloning beloofde. ‘Een villa op de Bahama's? Eindeloze witte stranden? Zon? Een luxejacht met hydraulische lieren aan de zeilen en met satellietnavigatie? En tijd. Veel…’

‘De zaak wordt niet verkocht,’ herhaalde Nora met nadruk. ‘En zeker niet aan Allplast. Vader zou zich in zijn graf omdraaien. Heb je dan helemaal geen fatsoen in je lijf?’

‘Je kunt nu niet gaan dwarsliggen, Nora. Dat weet je.’

‘En na al die jaren heb jij blijkbaar nog altijd niet door met wie je te doen hebt, nietwaar?’

‘Je begaat de grootste vergissing van je leven,’ reageerde Sloten op gezwollen toon.

‘Nee, Walter! Mijn grootste vergissing maakte ik op de dag dat ik met jou trouwde.’

‘Aha! De Wet van het Tegenovergestelde Gedrag.’

‘Wat is dat nu weer?’

‘Zo noemt Murphy een vrouw die haar man tegenwerkt.’

‘O ja? En hoe noemt hij dan een man die 's nachts niet naar huis komt? De Zaak van de Verdwijnende Echtgenoot? Waar was je de afgelopen nachten? Bij je maîtresse?’

‘Pf! Ik een maitresse. Ik ben niet het soort man dat met andere vrouwen naar bed gaat.’

‘O nee? Met wie dan wel? In ieder geval niet met je eigen vrouw. Ik kan me niet herinneren wanneer we voor het laatst in hetzelfde bed hebben gelegen. Laat staan geneukt.’

‘Is dat nodig, zulke woorden?’ vroeg Sloten gechoqueerd. Hij zag de deur op een kier staan, liep ernaar toe en trok ze dicht. Toen hij terugkeerde, sloeg hij een verzoenende toon aan. ‘Ik geef toe dat ik 's avonds nog al eens te moe was. Een bedrijf als Foodpack leiden vergt veel van je krachten. Dat geeft stress, weet je. Maar jij bent ook niet bepaald oversekst, Nora. Als ik het afgelopen jaar al eens met je wilde vrijen, trok je telkens dat fameuze hoofdpijngezicht.’

‘Maak me niet aan het lachen,’ sneerde ze. ‘De weinige keren dat jij het initiatief nam, was je dronken. En aangezienje bijna nooit drinkt…’ Ze zweeg, begon opnieuw, waarbij ze zich niet tegen hem richtte maar tegen haar spiegelbeeld in de ruit. ‘Weet je, een tijd lang dacht ik dat je impotent was, maar toen ik je op een keer met je vriendje Mario Lazzera over de Meir zag kuieren, begon ik me af te vragen of je je kruit niet in het verkeerde kamp verschiet. Of moet ik zeggen: de verkeerde kant?’

‘Dat is gemeen.’ Sloten was oprecht beledigd. ‘Ik ben geen homo, dat weet je best. Mario is mijn golf partner en financieel adviseur. Als zoon van een bankdirecteur heeft hij al heel wat achterdeurtjes voor mij opengemaakt.’

Nora beet zich op haar lip. Met Walter redetwisten was alsof je een hongerige beer aan het verstand wilde brengen dat honing slecht is voor zijn gebit. Ze ging opnieuw achter haar bureau zitten en zette de computer aan. ‘Jouw achterdeurtjes interesseren me niet, Walter. En je vriend Mario Lazzera hog minder. Maar ik waarschuw je, op een kwade dag klapt die achterdeur dicht en dan sta jij in de kou.’

‘Ik pas wel op.’ Hij zuchtte theatraal. ‘Kom, Nora. Laten we ophouden met ruzie maken. We zijn allebei overwerkt. Binnenkort hebben we zakken vol geld. Dan kunnen we het er lekker van nemen.’

‘De fabriek wordt niet verkocht,’ zei Nora kortaf.

‘Wil je het echt niet in overweging nemen?’ drong hij aan.

Ze sloeg op de spatiebalk, hard. ‘Nee.’

Hij bleef staan kijken hoe ze met een hand aan het werk ging, zijn gezicht verongelijkt, de gebalde vuisten diep in de zakken en boos wiebelend van de hakken op de tenen. ‘Waarvoor dient dat stuk stof aan je arm?’ vroeg hij gemelijk.

Ze antwoordde zonder op te kijken. ‘Dat stuk stof is een mitella. Het dient om mijn pols te sparen.’

‘O, ja? Te onstuimig op je klavier getrommeld?’

‘Iemand probeerde me van kant te maken.’

‘Ha, ha, ha.’

Ze wierp hem een vernietigende blik toe.

Hij haalde zijn handen uit zijn zakken. ‘Sorry.’

‘Toen ik in de PVC-opslagplaats was, viel een heftruck zonder chauffeur van de laadhelling. Ik kon me nog net opzij werpen. Ik heb mijn elleboog flink bezeerd.’

‘Wat deed je in de PVC-opslagplaats?’ vroeg hij, plotseling argwanend.

‘Alsof dat van belang is,’ zei ze woedend. ‘Ik had dood kunnen zijn.’

‘Je bent het niet, zo te zien. Hoe vaker je op plaatsen komt waar je niet hoeft te zijn, des te groter…’

‘Ik heb de politie gewaarschuwd.’

Hij keek verontwaardigd. ‘Ben je gek? Voor zo'n bagatel! Straks krijgen we gedonder met de arbeidsinspectie.’

‘Het gaspedaal van een heftruck blokkeren, noem ik geen bagatel.’

‘O,’ zei Sloten. ‘En?’

‘En wat?’

‘Wat zegt de politie ervan?’

‘Niets. Ze denkt dat het pedaal klem kwam te zitten doordat de heftruck omsloeg. Ze noemen het een samenloop van omstandigheden.’

Hij liep naar de deur van zijn kantoor. ‘Zie je wel,’ zei hij over zijn schouder. ‘Dat komt ervan als je liever de mensen in de fabriek voor de voeten loopt, dan een plezierreis naar de Caraïben te maken.’ Hij trok met een ruk aan het koord van de jaloezieen en verdween in zijn kantoor.

‘Walter!’

Vanuit de deuropening vroeg hij: ‘Wat nu weer?’

‘Er is een brief van de belastingen.’

Hij liep door. ‘Stuur die maar naar Kuypers.’

‘Je verlaat je te veel op Kuypers. Dat zal nog eens slecht aflopen.’

Sloten haalde de nieuwe driver die Lazzera voor hem uit Amerika had laten meebrengen uit de golfbag en tuurde langs de schacht van grafiet. ‘Ik verlaat me niet op hem,’ verklaarde hij. ‘Ik gebruik hem. De man heeft zijn geld al dik opgebracht. Dank zij hem hebben we van de fiscus nooit last gehad.’

‘Daar zou Murphy een variant op weten,’ zei ze met stemverheffing. ‘Deze brief komt niet van de gewone fiscus. Hij komt van de BBI. Morgen komt een inspecteur de boeken controleren.’

‘De BBI?’ Met één stap stond hij opnieuw in de deuropening. ‘Dat zijn toch fraudejagers? Wat hebben die hier te zoeken?’

‘Weet ik veel.’ Ze stond op en bracht hem de brief. ‘Hier. Je moet tussen tien en halfelf een zekere Bart Neels in het Centrum Financiën in Antwerpen opbellen. Hij zal je vertellen waarover het gaat.’

Zonder de brief aan te nemen wierp hij er een vluchtige blik op. ‘Laat Kuypers dat maar doen,’ zei hij en draaide zich om. Walter was een kei in het afschuiven van verplichtingen.

Ze belde de receptioniste. ‘Jan Kuypers mag nu komen, Gerda.’

Terwijl ze wachtte, maakte ze een brief af waaraan ze eerder begonnen was. Ze was er net mee klaar toen Kuypers op de deur klopte. Nora liet hem binnen. Kuypers was het prototype van een ambtenaar uit de jaren zestig. Hij was achter in de vijftig, had terugwijkend haar en een slecht passend kunstgebit, droeg een flodderig confectiepak en rookte zelfgerolde sigaretten. Hij wist van het ongelukje dat haar was overkomen. ‘Hoe is het met uw elleboog?’ vroeg hij. Kuypers had zo'n luide stem dat je hem altijd twee deuren ver kon horen.

‘Dat valt wel mee,’ zei ze. Ze pakte de brief op van de BBI en ging hem voor naar Walters kantoor.

Sloten stond op één been naast zijn bureau, de handen in de zij, de bal van zijn andere voet rustend op de rand van het bureaublad. ‘Achtentwintig, negenentwintig, dertig,’ telde hij. Hij bracht zijn voet naar de grond en zonder zich van hun aanwezigheid iets aan te trekken zette hij zijn andere voet op het bureaublad, drukte de heupen naar voren en boog door de knie van het opgeheven been. Langzaam en tegelijk diep ademend begon hij te tellen: ‘Eénentwintig, tweeëntwintig, drieëntwintig…’

Kuypers keek Nora met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘De Stretching Methode,’ verklaarde ze. ‘Een nieuwe rage bij golfspelers.’

‘… dertig,’ zei Sloten. Hij richtte zich op en ging achter zijn bureau zitten. Nora legde de brief van de Belastinginspectie voor hem neer.

‘Je komt als geroepen,’ zei Sloten tegen Kuypers. ‘Hier. Maak jij dat even in orde.’ Hij schoof de brief naar de andere kant van het bureaublad.

Kuypers raapte de brief op. ‘Hmm. Van de BBI.’

‘Ja. Hoor eens, ik wil geen pottekijkers in mijn zaak. Bel die inspecteur op en vraag hem zijn bezoek uit te stellen. Verzin maar wat. Zeg dat ik in Amerika ben en dat Nora met een zieke baby zit opgescheept. Drie weken is alles wat ik vraag.’

‘Waarom drie weken?’ vroeg Nora.

Sloten negeerde haar vraag. ‘Drie weken, Kuypers. Begrepen?’

‘De BBI verleent nooit uitstel, meneer Sloten.’

‘Oké. Zeg hem dan dat je met de stukken die hij wil verifiëren naar het belastingkantoor zult komen.’

‘Dat kan ik niet doen, meneer Sloten’ zei Kuypers. ‘Die inspecteur zal denken dat u iets te verbergen hebt.’

‘Te verbergen? Ik? Ik heb de laatste drie jaar meer winst opgegeven dan de hele provincie samen. Als iedereen in dit land zo rechtuit was geweest, dan hadden we het einde van de tunnel, dat onze hanige premier zo graag in het vooruitzicht stelt, al lang bereikt.’

‘Dat weet ik, meneer Sloten. Een reden te meer om u geen zorgen te maken. Laat die meneer Neels gerust komen.’

‘Denk je dat? Stel je voor dat die kerel in het wilde weg in onze papieren begint te rommelen. Als we alles van de zwarte verkopen zouden hebben verborgen, zal hij juist dat éne stuk vinden dat we vergeten zijn. Dat is de wet…’

‘… van Murphy,’ zei Nora terwijl ze de ogen ten hemel sloeg. Kuypers wuifde met de brief. ‘Geen nood. De inspecteur zegt immers bij voorbaat welke documenten hij wil nazien. Daarom moet u hem opbellen.’

‘Goed.’ Sloten keek op zijn horloge. ‘Nora, wil jij dat even doen?’

Nora had niet anders verwacht. Ze pakte de brief uit Kuypers’ hand en tikte het nummer in. De telefoon ging over, maar er werd niet opgenomen. Nadat ze de telefoon een keer of twintig had laten overgaan, keek ze Kuypers met opgetrokken wenkbrauwen aan. Die glimlachte verontschuldigend. Ze wilde net neerleggen toen een stem zei: ‘Financiecentrum.’

Ze schakelde het meeluisterapparaat in.

‘Ik dacht al dat u met vakantie was,’ zei ze vriendelijk.

‘Vakantie? Laat me niet lachen. U moet hier maar eens een dag komen zitten. Wie moet u hebben?’

‘Meneer Bart Neels, de inspecteur.’

‘Nooit van gehoord.’

‘Van de BBI.’

‘Luister eens, madame. Dit is het AMCA- gebouw. Het Administratief en Maritiem Centrum in Antwerpen. Alleen in het Financiecentrum werken bijna vijftienhonderd ambtenaren. De belastingen, de BTW, de douane, registratie en domeinen. De meesten hebben telefoon en…’

‘Sorry. Ik zie dat hij toestel 3780 heeft.’

Als antwoord kreeg ze twaalf maten uit de Tritsch-Tratsch-Pizzikato-Polka van Johann Strauss te horen.

Ze wachtten. Sloten tikte het deuntje mee op het blad van zijn bureau.

BBI. Directie Antwerpen,’ zei een vrouw.

‘Kunt u mij meneer Neels doorgeven, alstublieft?’

‘Neels, zegt u?’

‘Ja. Meneer Bart Neels. Is hij daar niet?’

‘Ja. Toevallig wel.’

‘Nou dan?’

Ze hoorde de vrouw koketterend met iemand praten. Een beschaafde stem zei: ‘Met Bart Neels.’

‘Met Foodpack, meneer Neels. U had gevraagd op te bellen?’

‘O ja. Is meneer Walter Sloten daar?’

Sloten wuifde met opgestoken wijsvinger heftig van nee.

‘Niet voor het ogenblik,’ zei Nora. ‘Maar u mag de informatie voor morgen aan mij doorgeven. Ik ben zijn vrouw, Nora Gevers. De afwikkeling van dit soort zaken komt meestal toch bij mij terecht.’

‘Mooi. Wat me vooral interesseert zijn de stukken met betrekking tot de vaste activa. Er hebben bij Foodpack de afgelopen jaren nogal wat investeringen plaatsgevonden.’

‘Dat is zo. We hebben een nieuw procédé ontwikkeld en dat vergt de geëigende produktiemiddelen.’

‘Ik begrijp het. Verder zullen we een blik werpen op de autokosten en de representatiekosten.’ Zijn stem klonk als van iemand die eerlijk de stand bijhoudt.

‘Ik zal zorgen dat alles klaar ligt.’

‘Prima. Meneer Sloten zal er morgen toch bij zijn?’

‘Zeker.’

‘Uitstekend. Morgen, halftien. Tot dan.’ Hij belde af.

Ze legde neer.

Sloten was opgestaan en voerde in slow-motion een swing uit voor de spiegel. ‘Wat denk je?’ vroeg hij aan Kuypers.

‘Lijkt me een mooie slag.’

‘Ik heb het over de inspectie, sufferd.’

‘O, dat? Niets aan de hand, meneer Sloten. Gewoon een routinebezoek.’

‘Hoor eens, Kuypers. Ik wil niet dat de een of andere halfzachte ambtenaar zijn neus in mijn machinepark of mijn produktieprocédé komt steken. Dat zijn confidentiële zaken.’

‘Fluitje van een cent,’ antwoordde Kuypers. ‘Zorgt u maar dat u goede sigaren in huis hebt. En drank.’

‘Nora zal voor sigaren zorgen en er is sherry in de bar,’ zei Sloten.

‘Sherry? Dat is een drank voor ouwe wijven. Nee, nee. Wodka. Jenever. Goeie ouwe Bokma. En 's middags een diner in een sterrenrestaurant. Belastinginspecteurs houden van een natje en een droogje.’

‘Hm.’ Sloten keek Kuypers vorsend aan in de spiegel. ‘Ken je die Bart Neels?’

‘Eh… ja. Ik dacht van wel. De Neels die ik ken, moet zo ongeveer de pensioenleeftijd bereikt hebben. Het enige wat hem naar alle waarschijnlijkheid nog interesseert, is een graantje meepikken voor zijn oude dag.’

‘Hoezo?’

‘Luister. Na een côte à l'os met een Château Lafite-Rotschild premier cru classé, geeft u hem nog een afzakkertje en daarna schuift u hem een envelop met een paar blauwe brieven toe.’

Sloten draaide zich met een ruk om. ‘Ik? Geen denken aan.’

‘Kom, kom, meneer Sloten. Het zal niet de eerste keer zijn.’

‘Dat bedoel ik niet. En hou je stem in toom, begrepen? Het lijkt wel of je met een scheepsroeper bezig bent.’

‘Sorry, meneer.’

Sloten wees met zijn club naar Kuypers. ‘Die verificatie morgen is jouw zaak. Je hebt het altijd gedaan en je wordt er dik genoeg voor betaald.’

‘Met de BBI kan dat niet, meneer Sloten. Dat moet u zelf doen.’

‘Waarom?’

‘Bij de BBI hebben ze het hoog in hun bol. Ze denken dat ze beter zijn dan wij, omdat ze er nogal eens met de grove bijl in hakken. Als puntje bij paaltje komt zijn ze geen zier beter natuurlijk. Maar er is nog een reden.’

‘Welke?’

Kuypers haalde zijn tabaksdoos te voorschijn en begon een sigaret te rollen. Nora maakte een afkeurende beweging, maar zweeg.

‘Als u hem iets geeft, kan dat beter onder vier ogen gebeuren,’ zei Kuypers. ‘Als hij weigert, is het uw woord tegen het zijne.’

‘Stelje voor.’

‘Maar dat gebeurt nooit. In heel mijn loopbaan heb ik het maar één keer meegemaakt. Heb ik u daar al over verteld?’ Als Kuypers iets duidelijk wou maken, nam hij altijd zijn toevlucht tot een of andere krasse anekdote uit zijn loopbaan. ‘Het was bij mijn eerste belangrijke controle ter plaatse,’ vervolgde hij, ‘een bouwonderneming. Ik was nog verificateur en erg onervaren. Toen het tijd werd om naar huis te gaan, had ik niets gevonden. Reken maar dat die content waren! Terwijl de baas even naar buiten ging, gaf de boekhouder me een open envelop. Ik zag dat er geld in zat en dacht dat ik door de grond ging van verlegenheid. Toen de baas weer binnenkwam, gaf ik hem de envelop en zei dat dat niet nodig was, dat ik gewoon mijn job had gedaan. Die man haalde het geld uit de envelop en telde het na. Er zat vijfentwintigduizend frank in. “Waar is de rest,” vroeg hij. “Er zat vijftigduizend in.” ‘Kuypers sloeg zich op de dijen van plezier. ‘De boekhouder had de helft in zijn zak gestoken. Ha, ha, ha. Sindsdien zeg ik nooit meer nee.’

Sloten trok een besluitvaardig gezicht, iets wat Nora van hem niet gewend was. ‘Ik wel,’ zei hij. ‘Van mij krijgt hij geen bal. Ik betaal genoeg belastingen. Ik hoef niemand om te kopen.’

Kuypers borg zijn tabaksdoos weg en likte de sigaret dicht. ‘Natuurlijk, meneer Sloten, natuurlijk. Maar dan moet u zich wel goed voorbereiden.’

‘Akkoord. Zeg maar wat we moeten doen.’

Kuypers bracht de sigaret naar zijn mond en haalde een luciferboekje te voorschijn. Voor hij de sigaret kon aansteken zei Nora bestraffend: ‘Kuypers! Je weet dat hier niet wordt gerookt.’

‘Ik steek ze niet aan, mevrouw. Ik proef alleen maar.’

‘Laat hem uitspreken, Nora.’

Kuypers borg de lucifers weg, maar liet de sigaret in zijn mondhoek bengelen. ‘Om te beginnen,’ ging hij onverstoord verder, ‘zou ik alles wat met de zwarte kas te maken heeft, uit de kantoren verwijderen. U weet dat ze alle kasten en laden mogen doorzoeken en in alle lokalen van het bedrijf naar binnen mogen gaan. Zeg ook aan de mensen van de verkoopafdeling dat ze, als de inspecteur hier is, niet moeten komen vragen of iets met of zonder factuur moet worden geleverd.’

‘Hoe moeten ze dan weten wat ze moeten doen?’

‘Ze kunnen vragen of iets op muziek gezet moet worden.’

‘Op muziek zetten? Wat is dat nu weer?’

‘Een code. Als de klant zonder factuur wil kopen spreek je nooit over zwarte verkopen, maar over muziek.’

‘Goed idee. Nora, heb je dat gehoord?’

‘Ik heb daar niks mee te maken. Je kunt beter ophouden met die zwarte verkoop. Je krijgt er alleen maar last mee.’

‘O, ja? En waarmee moeten we dan de produktiepremies betalen? En hoe moeten we de man betalen die zorgt dat we overheidssteun krijgen? Met plastic dekseltjes, zeker?’

‘Nog iets, meneer Sloten,’ zei Kuypers. ‘Als Neels vragen stelt waarop u liever geen antwoord geeft, zeg dan dat het in de computer opgeslagen zit en zorg dat de programmeur niet beschikbaar is. Van computers hebben ze bij de belastingen geen kaas gegeten. Houd uzelf van de domme, wat dat betreft.’

‘En mijn vrouw dan? Die gebruikt de computer als tekstverwerker en voor rapportage in Lotus aan de ondernemingsraad.’

‘Dat wil nog niet zeggen dat ze verstand heeft van informatica,’ weerlegde Kuypers. ‘Ze moet er maar wat omheen draaien. En 's middags gaan jullie samen eten.’

‘Er klopt iets niet,’ zei Nora. ‘Belastinginspecteurs zijn net zoals politierechercheurs. Ze opereren altijd met zijn tweeën.’

‘De Neels die ik ken, niet. Hij is nog van de oude stempel.’

‘We hoeven ons dus geen zorgen te maken?’

‘Nee, meneer. Neels duikt in de representatie- en autokosten, verwerpt daar wat van, en u geeft hem een fooi voor de moeite. Zo werkt dat bij ons.’

‘Ik heb al gezegd dat als jij het niet doet, ik mijn vingers niet ga branden. Gesnopen?’

‘Zeker, meneer. Neels zal al dik tevreden zijn dat hij een navordering kan laten uitgaan. Dat is goed voor zijn conduitestaat.’

‘Bon,’ zei Sloten. Hij bracht de golfclub dreigend in opzwaai alsof hij een full swing ging uitvoeren. ‘Maar als er iets verkeerd loopt, sla ik met jouw hoofd een hole-in-one. Begreperi?’

Kuypers deed onwillekeurig een paar stappen achteruit. ‘Ja, meneer.’

Nora liep met Kuypers mee naar de deur. In haar herinnering hoorde ze opnieuw de belastinginspecteur aan de telefoon. De stem had zich aan haar opgedrongen, een krachtige en aangename stem en dus nam ze aan dat Neels sterk en jong was.

‘Weet je zeker dat meneer Neels een oudere man is?’ vroeg ze.

‘Oud en dik,’ antwoordde Kuypers. ‘Een wandelend biervat.’

Voor Nora naar het kantoor van haar man terugkeerde, bleef ze een ogenblik staan nadenken. Toen ze ten slotte bij hem binnenliep, zat hij achter zijn bureau te schrijven. Hij keek niet op.

‘Luister eens, Walter. Over iets anders.’

Hij schreef voort. ‘Is het dringend? Ik heb…’

‘Ja, het is dringend. Het gaat over onze relatie.’

Met een overdreven zucht leunde Sloten achterover. ‘Oke. Ik luister.’

‘Sinds je over een appartement beschikt boven dat van Lazzera, heb je al meer nachten daar doorgebracht dan thuis.’

‘Een kwestie van tijd en geld, Nora. We wonen erg afgelegen en de vertrektijden van vliegtuigen…’

‘Daar gaat het niet om. Het kan me niet schelen dat je niet thuis slaapt. Integendeel. Voortaan wil ik dat we apart wonen. We kunnen er net zo goed een LAT-relatie van maken. Maar dan wel in de zakelijke zin van het woord.’

‘Een LAT-relatie?’ vroeg Sloten fronsend.

‘Houd je niet van de domme. Je weet best wat dat betekent.’

‘Ja, dat weet ik. Waar wil je eigenlijk naartoe?’

Nora keek over Slotens hoofd naar haar eigen beeld in de spiegel. ‘Toen ik gisteravond bij de dokter wachtte tot de röntgenfoto's ontwikkeld waren, heb ik over onze relatie zitten nadenken. Ik had dood kunnen zijn, of ernstig gewond en niemand wist waar je was om je te waarschuwen.’ Ze probeerde zijn blik op te vangen, maar hij weigerde haar in de ogen te kijken. ‘Niet voor het eerst, maar wel voor het eerst ten voile, besefte ik hoe weinig we voor elkaar betekenen. We wonen samen, maar we leven apart. Geestelijk en lichamelijk. Ik weet dat af en toe je vriendin in die flat van je blijft slapen en het kan me niet eens schelen. Kijk me aan, Walter.’ Ze wachtte tot hun blikken elkaar kruisten voor ze verder ging. ‘Dit kan zo niet voortduren.’ Haar stem duldde geen tegenspraak. ‘Met andere woorden: we legaliseren de feitelijke toestand. Vanaf vandaag wonen we officieel apart en zakelijk blijven we bij elkaar. In afwachting van een definitieve regeling.’

Sloten sprong overeind en zocht zijn toevlucht bij één van zijn golfclubs. ‘Een definitieve regeling? Wat bedoel je?’

‘Dat weet je maar al te goed. Echtscheiding. We hebben het er al dikwijls genoeg over gehad.’

Hij maakte een woeste oefenzwaai. ‘Uitgesloten!’

‘Oké. Dan wordt het een LAFE-relatie.

‘Wat is dat nu weer?’

‘Living apart for ever.’

Sloten beproefde nadenkend de buigzaamheid van de schacht van de club. ‘Ik heb een voorstel.’

‘Ik luister,’ zei Nora.

‘We kunnen niet uit elkaar zonder boedelscheiding. Dat betekent dat we de fabriek moeten verkopen.’

‘Ik zal je voor jouw deel uitkopen.’

‘Dat kan niet. Niet voor de prijs die Allplast bereid is ervoor te betalen. Zoveel geld heb je niet. Als je wilt scheiden, moeten we aan Allplast verkopen.’

Nora maakte rechtsomkeert. ‘Vergeet het.’

‘Wacht even, Nora. Denk er over na. Foodpack heeft op dit moment de markt in handen, maar dat zal niet zo blijven.’

Nora bleef staan.

‘De oude Allmann van Allplast bulkt van het geld,’ pleitte Sloten. ‘Geld is de enige taal die ieder wezen op twee benen spreekt en begrijpt. Daar kunnen we niet tegenop. Op een dag zullen we het onderspit delven. Dan gaan we op de fles. Dan ben je Foodpack voor altijd kwijt.’

Nora draaide zich langzaam op haar hielen om. Als Walter wilde kon hij erg overtuigend zijn.

Sloten zag het begin van twijfel en hapte toe als een hongerig roofdier. ‘Misschien kan ik het zo regelen dat jij na de overname de leiding over de fabriek in handen houdt. Wat denk je daarvan? Is dat geen goed voorstel?’

‘Misschien,’ zei Nora voorzichtig. ‘Misschien ook niet. Maar ik waarschuw je. Probeer niets achter mijn rug te bekokstoven. Voor we ooit concrete plannen maken, wil ik zelf met Allmann praten.’

‘Nogal wiedes,’ beaamde Sloten met een triomfantelijke korte swing. ‘Goed. Dan ga ik zo dadelijk mijn koffers pakken.’

‘Dat hoeft niet,’ antwoordde Nora met een uitgestreken gezicht. ‘Die staan sinds eergisteren al klaar.’