5

Iedere belastingplichtige, met inbegrip van de rechtgeaarde burger die al zijn inkomsten opgeeft en nooit particuliere uitgaven als bedrijfskosten boekt, krijgt liever zijn schoonmoeder in huis en is desnoods bereid een paar weken op de sofa te slapen, dan dat hij de BBI een halve dag op bezoek krijgt om de boekhouding na te zien.

Tot nu toe had Walter Sloten van die dwangmatige gedachte weinig last gehad. Dank zij Kuypers had hij nooit problemen met de fiscus gehad en als er zich al eens van officiële zijde moeilijkheden voordeden, had Nora die altijd moeiteloos kunnen ondervangen.

Maar nu knaagde er ook bij hem iets.

Toen hij de deur achter zich dichttrok, had hij het gevoel dat het deze keer anders zou verlopen.

Hij schopte een op de grond liggende golfbal voor zijn voeten weg en bleef besluiteloos staan. Hij had zich erop voorbereid Neels die middag mee te nemen naar het drijvende restaurant ‘Christian V’ in het Bonapartedok om het op de door Kuypers voorgestelde manier te proberen, maar nu hij de inspecteur had leren kennen leek hem dat opeens geen goed idee meer. Vooral de laatste woorden van Neels zaten hem als een visgraat in de keel. Een belastinginspecteur was net zo min in staat een computerprogramma te kraken als een hond om water in wijn te veranderen, maar de gedachte alleen al gaf hem het gevoel door een mijnenveld te lopen.

Het werd een kwestie van snel reageren.

Voor Neels de kans kreeg zijn tentakels naar Foodpack uit te steken, zou Lazzera in actie moeten treden. Sloten besloot hem te bellen. Hij schakelde het toestel in de handenvrije functie en nadat hij met de geheugentoets Lazzera's nummer had opgeroepen, ijsbeerde hij door het vertrek. Na vier keer bellen kreeg hij een antwoordapparaat aan de lijn en de stem van Lazzera zei: ‘Hoi! Helaas behoor ik tot de stervelingen die hun dagelijks brood in het bijbelse zweet des aanschijns moeten verdienen. Vandaag ben ik tot 13 uur te bereiken op het nummer 333 11 22. Je kunt ook na de pieptoon je boodschap inspreken. Doi!’

‘Hou op met acteren, Mario,’ snauwde Sloten vanop drie meter afstand. ‘Wees blij dat je je kost niet meer hoeft te verdienen door dikke vrouwen van hardwerkende bankdirecteuren te leren hoe ze een golfstick moeten vasthouden.’ Hij kwam dichterbij staan en liet zijn stem dalen. ‘Ik moet je dringend spreken, hoor je me? Maar jij mag mij niet bellen. Zorg dat je…’

Er klonk een klik, wat krakende geluiden en de stem van Lazzera die vroeg: ‘Wat is er aan de hand?’

‘Hé, Mario,’ zei Sloten verrast. ‘Je bent thuis?’

‘Ja. Ik wilde net vertrekken. Waarom mag ik jou niet bellen?’

‘Omdat ik de BBI op bezoek heb.’

‘Ai, ai,’ zei Lazzera. ‘Dat is niet zo leuk.’

‘Dat moet je mij niet vertellen. En op Kuypers hoef ik niet te rekenen. Hij doet het zowat in zijn broek. Vanmiddag hoop ik de inspecteur mee uit eten te nemen. Volgens Kuypers valt er op die manier wat te regelen.’

‘Wees voorzichtig, Walter. Dit is niet het moment om in opspraak te komen.’

‘Bedankt voor de goede raad,’ antwoordde Sloten kregelig.

‘Kan ik je met iets helpen?’

‘Dat zal blijken nadat ik die inspecteur onder vier ogen heb gesproken. Ga naar de club en blijf daar, zodat ik weet waar ik je kan vinden wanneer ik van hem verlost ben.’

‘Akkoord,’ zei Lazzera, ‘maar het waren niet allemaal dikke vrouwen en ze hielden af en toe nog wat anders vast dan een club. Er was er een bij die haar slipje met meer raffinement uittrok dan een stripteasedanseres en als ze…’

Sloten verbrak de verbinding.

Hij begon opnieuw te ijsberen. Lazzera had de vinger op de wonde gelegd: het belastingonderzoek kwam inderdaad op een erg ongelegen moment. Hij had meteen alles in het werk moeten stellen om de inspecteur nog een paar weken buiten de deur te houden, ook als de man zich alleen maar voor de facturen van autokosten en etentjes had geïnteresseerd. Sloten besefte dat hij om de tuin was geleid en zijn stemming werd er niet beter op. Om zich af te reageren, viste hij zijn ijzer negen uit de golfbag en oefende de slagbeweging voor een korte, hoge bal.

Waar hij zich op de koop toe aan ergerde, was dat de BBI-inspecteur helemaal geen gelijkenis vertoonde met de belastingambtenaren van de oudere generatie die hij kende en die hij kon manipuleren. Bovendien leek Neels kwaliteiten te bezitten die hij liefst voor zichzelf gereserveerd zag: hij was alert en mededeelzaam, zonder prijs te geven wat er in hem omging.

Sloten onderbrak zijn oefeningen en bleef met schuingehouden hoofd staan luisteren. In het kantoor ernaast klonk gelach, dat als vonken boven een kampvuur opkwam en verdween.

En er was nog meer.

In de korte tijd dat hij Neels en Nora samen had gezien, leek het of er tussen die twee een verstandhouding heerste die meer inhield dan een zakelijke samenkomst met de bijhorende uitwisseling van vriendelijkheden. Alsof ze elkaar in lichaamstaal boodschappen overseinden. Nora met een bestudeerde manier van lopen, met bewegingen van haar lichaam, heupen en schouders, die blijkbaar haar nieuwe ongebondenheid moesten duidelijk maken. Neels rechtopstaand naast zijn computer, de schouders naar achteren getrokken, de duimen achter zijn riem gehaakt en de vingers omlaag wijzend, zoals de held in een western vlak vóór hij de schurk neerlegt die de heldin belaagt.

Sloten voelde geen jaloezie. Het irriteerde hem alleen maar dat Nora precies dit moment had uitgekozen om haar eigen weg te gaan. Daardoor moest de eindfase van het project worden versneld.

Hij gaf een harde mep met de club tegen een rubberband, speciaal voor dat doel aan de wand opgehangen. Het klonk als een startschot.

Het laatste, beslissende stadium was ingezet.

Min of meer tevreden omdat de beslissing hem als het ware uit de hand werd genomen belde hij Kuypers. Terwijl hij wachtte controleerde hij zijn grip, want bij het golf en draait alles om de basistechnieken. Eindelijk klonk de luide stem van Kuypers door de luidspreker.

‘Kuypers?’

‘Ja, meneer Sloten.’

‘Gatver, kerel. Ik probeer je al tien minuten aan de lijn te krijgen.’

‘Ik was hard aan het werk, meneer Sloten.’

‘Ja, dat ken ik bij de belastingen. Jullie specialiteit is slapen met open ogen en gapen met de mond dicht.’

Er was meer nodig opdat Kuypers zich beledigd zou voelen. ‘Is er iets mis, meneer Sloten?’ vroeg hij. ‘U klinkt zo opgewonden.’

‘Iets mis, vraag je? Die zakkenrollers van de BBI zijn bezig mijn zaak binnenstebuiten te keren.’

‘Hoezo?’ vroeg Kuypers geschrokken. ‘Zijn ze met zoveel?’

‘God beware me. Nee, alleen Bart Neels. Hij wil in de fabriek controleren of de machines die we aangekocht hebben er ook werkelijk staan.’

‘Wat dan nog. Die machines staan er toch. Of niet soms?’

‘Natuurlijk staan die er. Alleen… Nog iets. Hij wil ook de voorraden in de silo's controleren. Hoe komt hij daarbij?’

‘Dat weet ik niet. Misschien een tip. Bij de BBI krijgen ze er tientallen per dag. Hebt u een paar maanden geleden niet uw boekhouder ontslagen?’

‘Dat was de programmeur en die heeft goede redenen om zijn kiezen op elkaar te houden. En Nora is de enige die toegang heeft tot de centrale boekhouding. Die houdt haar mond wel.’

‘Ik zou me maar niet druk maken. Hij probeert u te intimideren. Laat hem rustig zijn gang gaan en vanmiddag troont u hem mee. Het is een goed teken dat hij alleen gekomen is.’

‘Ik weet het niet, Kuypers. Ik vertrouw die Neels voor geen cent. Je zat er trouwens lelijk naast. Hij is helemaal niet oud en dik.’

‘Heb ik dat gezegd?’

‘Denk je soms dat ik een garnalegeheugen heb? Je kent Bart Neels toch. Of niet soms?’

‘Eh… Eh…’

‘Eh ja? Of eh nee?’

‘Neels is een naam die veel voorkomt, meneer,’ verdedigde Kuypers zich.

‘Goed. Laat alles schieten en kom hierheen, bekijk hem en daarna ga je naar het Financiecentrum aan de Italiëlei en zoek je uit wat voor iemand hij is. Ik wil alles over hem weten. Reputatie, integriteit, superieuren… Alles.’

‘Dat is moeilijk. Ik ben bezig met…’

‘Niks moeilijk. Hoe zit het met je maatjes van het Hoger Bestuur? Kunnen die hem niet een poosje buiten spel zetten?’

‘Niet met de BBI. Die zijn hun eigen baas. Kent u geen politicus uit Luik of omgeving? Die zijn wel duur, maar het resultaat is gegarandeerd.’

‘Dat duurt te lang. We moeten er iets op vinden om hem hier de eerstvolgende twee weken weg te houden.’

‘Waarom twee weken?’

‘Dat is mijn zaak. Ik wil twee weken met rust gelaten worden. Daarna mogen die vijftienhonderd dienstkloppers van de Italiëlei hier allemaal tegelijk de boel op stelten komen zetten.’

‘Zo'n vaart zal het niet lopen. Maar ik zal m'n best doen.

‘'t Is je geraden,’ zei Sloten. ‘En denk eraan: als ik kopje-onder ga, verzuip jij mee.’