9

Nora bracht Neels naar een kleine badkamer met toilet die aan Walters kantoor grensde. Ze liet hem alleen en ging zelf naar haar eigen badkamer.

Toen hij weer in haar kantoor kwam, zat ze met een flesje mercurochroom en een pleister in de zithoek op hem te wachten. Op haar teken kwam hij naast haar zitten en ze ontsmette de schaafwond. Ze praatte aan één stuk door. ‘Het spijt me dat dit gebeurd is, meneer Neels. Wat moet u wel van ons denken. Doet het pijn? Nee? U doet veel aan sport, zo te zien. U bent wel meer gewend.’ Ze deed de kleefpleister zorgvuldig op de wond en toen ze het hoofd ophief, stond haar gezicht zo gespannen dat hij een ogenblik dacht dat ze zou gaan huilen.

‘Kan ik iets voor u doen?’ vroeg hij.

Ze schudde het hoofd. ‘Nee, meneer Neels. U hebt al genoeg voor me gedaan.’

Hij grinnikte. ‘Tot uw dienst, mevrouw. Zeg, zouden we elkaar niet tutoyeren. Ik heb ten slotte net je leven gered.’

Ze glimlachte tegen wil en dank. ‘Zeg dat wel. De manier waarop je me tackelde. Een rugbyspeler zou het niet hebben kunnen verbeteren.’

‘Het was nodig. Een seconde later was je verpletterd geweest.’

‘Ik moet er niet aan denken. M'n knieen knikken nog.’ Ze sprong op. ‘Wil je iets drinken? Koffie? Thee? Of heb je liever een glaasje port?’

Hij deed zijn jasje uit en legde dat opgevouwen op de leuning van de bank voor hij ging zitten. ‘Geen alcohol. Als je een cola light of zo hebt, is het oké.’

Ze bracht twee cokes en glazen en schonk in. Ze had zichzelf weer in de hand. Met een zucht liet ze zich op de stoel tegenover hem neervallen. ‘Het zal wel aan mij liggen.’

‘Hoezo?’

Haar zonnebril was omlaag gezakt. Ze schoof hem op haar voorhoofd en vervolgens nam ze hem af. ‘Het komt allemaal samen. Walter met zijn druk-druk-druksyndroom en zijn wisecracks, een bedrijf dat veel van me vergt en dan die incidenten…’

‘Je had het over twee ongelukken in drie dagen. Vertel eens.’

‘Eergisteren was er een heftruck die plotseling zonder chauffeur begon te rijden toen ik passeerde. Het scheelde geen haar of ik kreeg het gevaarte boven op mij.’

‘Hoe kon dat?’

‘Een geblokkeerd gaspedaal. Niemand had er een verklaring voor. Hoe kan zo'n pedaal zichzelf blokkeren?’

‘Inderdaad erg vreemd.’

‘Meer dan vreemd. Ik was ervan overtuigd dat er opzet in het spel was. Ik heb de politie erbij gehaald, maar ik had me de moeite kunnen besparen. De commissaris noemde het een toevallige samenloop van omstandigheden.’

‘Zo, zo. En wat vond je man ervan?’

‘Walter? Die zweert bij de wet van Murphy. Als er iets fout kan gaan…’

‘Ja, dan zal het ook fout gaan. Ben je van plan aangifte te doen van wat er vandaag gebeurd is?’

‘Ik betwijfel of het zin heeft. Het zal wel weer als een coïncidentie worden afgedaan. Wat denk jij?’

Hij keek ernstig. ‘Ik ben mathematicus, Nora, ik hecht meer geloof aan cijfers en feiten dan aan toevalligheden. Eén incident kan nog door de beugel, maar twee in drie dagen? Nee, dat kan voor mij geen toeval meer zijn. Aan de andere kant…’

Ze keek hem met grote ogen aan. ‘Ja?’

‘Als iemand het echt op je leven gemunt had, zou hij het wel anders hebben aangelegd.’

‘Hoezo? Het was schrikwekkend genoeg.’

‘Precies. Het had meer weg van een poging je de stuipen op het lijf te jagen, dan van een moordpoging.’

Ze was het niet met hem eens. ‘Als jij er niet was geweest…’

‘Dan had je anders gereageerd. Nu keek je naar mij terwijl je de rijweg overstak. Daardoor zag je de vaten te laat op je afkomen. Maar zelfs toen had je nog alle tijd om je uit de voeten te maken.’

‘Ik stond als aan de grond genageld van schrik.’

‘Ja, je bleef staan.’ Hij dacht een ogenblik na. ‘Heb je ooit bedreigingen gehad. Is iemand je vijandig gezind?’

‘Ik zou niet weten wie.’

‘Een concurrent misschien? Jullie domineren toch de hele verpakkingsindustrie?’

‘Dat is zo. We hebben nog één grote concurrent, Allplast in Nederland. Ik neem aan dat die ons bloed wel kunnen drinken omdat Walter hun een paar dagen geleden een belangrijk contract heeft afgesnoept. Maar als dat een reden is om een aanslag te plegen, waarom dan op mij? Waarom niet op hem?’

‘Tja. Misschien hebben ze hem ermee gedreigd dat ze jou van kant zouden maken, als hij ermee doorging hen uit de markt te prijzen.’

‘Pf! Dat zal Walter een zorg zijn. Ze zouden hem geen mooier geschenk kunnen aanbieden.’

Haar woorden hingen als een dreigend onweer tussen hen in.

‘Waarom?’

Ze aarzelde. ‘Ik weet niet of ik dit wel kan vertellen, Bart. Tenslotte werk je voor de belastingen.’

‘Dat moet je zelf uitmaken, Nora. Ik tracht mijn werk te doen zoals het moet, maar dat betekent niet dat ik je niet zou kunnen helpen zonder mijn plicht te verzaken.’

Ze keek hem langdurig aan, alsof ze zich ervan wilde overtuigen of ze hem in vertrouwen kon nemen. Ten slotte sloeg ze de ogen neer. ‘Goed dan, ik zal het je opbiechten. Walter en ik zouden al lang uit elkaar gegaan zijn als de fabriek er niet was.’

‘De fabriek behoort tot de goederengemeenschap?’

‘Ja. Mijn vader had van Foodpack een goed uitgerust en renderend bedrijfje gemaakt, waarin vooral thermoplastische kunststof als grondstof gebruikt werd. Die kunststof, niet het milieu-onvriendelijke PVC dus, was lang een goedkoop bijprodukt van de petroleumindustrie en had geen al te grote invloed op de kostprijs van het afgewerkte produkt. Na de oliecrisis en de opeenvolgende olieboycotten gingen speculanten zich met PVC en kunststof bezighouden en de grondstofprijzen gingen op een angstwekkende manier de hoogte in, waardoor hun aandeel in de kostprijs enorm ging stijgen. Omdat vader langlopende verkoopcontracten had afgesloten tegen vaste prijzen, kwam hij in de problemen. Hij nam Walter, een bedrijfseconoom die hem door de bank was aanbevolen, in de arm om te herstructureren. In plaats van in te krimpen, breidde Walter uit. Hij kocht nieuwe machines en wist de meeste klanten ertoe te bewegen een prijscorrectie te aanvaarden. De zaak was meteen gered.’ Ze zuchtte. ‘Drie jaar later werd vader ziek.’

‘Werkte je toen al voor je vader?’

‘Ja. Na de universiteit heb ik eerst een paar jaar bij zakenvrienden van hem in Frankrijk en Duitsland gewerkt om het management van een kunststofbedrijf in de praktijk te leren kennen. Ik was nog niet zo lang bij Foodpack toen hij ziek werd. Een vreselijk ziekte, die een bijzonder snel verloop kende. Hij was een moedig man en bleef tot het laatste ogenblik de leiding van het bedrijf waarnemen.’ Ze zweeg en haalde een paar keer diep adem voor ze verder ging. ‘Op een avond, kort na zijn opname in het ziekenhuis, hadden we een gesprek. Hij vreesde dat Walter naar de concurrentie zou overstappen en zag de toekomst van de fabriek somber in. Ik vertelde hem dat ik van plan was met Walter te trouwen. Dat stelde hem gerust. Dezelfde nacht is hij eruit gestapt… Ik bedoel, in zijn slaap gestorven.’ Ze knikte, alsof ze zich sinds lang met de gebeurtenissen van die nacht had verzoend. ‘Ik hield m'n woord. Twee weken later ben ik getrouwd.’ Ze keek op. ‘Kun je dat begrijpen, Bart?’

‘Je deed het voor je vader,’ zei hij.

‘Misschien. Het duurde niet lang voor ik doorhad dat Walters zakenbeleid louter gebaseerd was op imagebuilding en blufpoker. The sky is the limit. Hij noemt zich een dinkie, maar is in werkelijkheid een yuppie, zo een als over wie Tom Wolfe in Het vreugdevuur der ijdelheden schrijft. Schijn is voor hem belangrijker dan zijn. De enige na te streven doeleinden in dit leven zijn, vindt hij, een stylish outfit, een hair-stripepak van Savile Row – hij laat het knoopje van de sluiting in de mouw openstaan om te laten zien dat hij een maatpak draagt – en rijk worden. Hij wist gigantische contracten af te sluiten, maar het administratieve beleid liet hij aan mij over.’ Ze zweeg en dronk van haar coke.

‘Met succes blijkbaar. Foodpack verpakt bijna alle margarines en zuivel van West-Europa.’

Ze keek hem aan, kort, doordringend en wendde daarna de ogen af. ‘Zakelijk was de combinatie misschien niet slecht, dat geef ik toe, maar wat de persoonlijke relatie betreft, was het een fiasco. Van het begin af. Ik begrijp niet hoe ik het zolang heb kunnen volhouden. Gelukkig komt daar nu verandering in.’

‘Hoe dan?’

‘Sinds kort wonen we niet meer samen. In afwachting van een echtscheiding blijft onze relatie beperkt tot de zakelijke belangen.’

‘Hij heeft een vriendin, neem ik aan?’

‘Blijkbaar wel. Het laat me koud. Het enige wat mij interesseert is de fabriek. Hij wil die verkopen nu onze aandelen een hausse beleven.’

‘En jij niet?’

‘Over m'n lijk!’

‘Dat is misschien de bedoeling.’

Weer die snelle oogopslag, taxerend. ‘Houd jij dat voor mogelijk?’

‘Ik ken hem nauwelijks maar als ik van de recherche was, zou hij in ieder geval op m'n lijstje van verdachten voorkomen.’

Ze kreeg een bios en stond op. Met een ongeduldig gebaar wuifde ze het idee weg. ‘Walter niet. Hij is geen gewelddadig man. Hoewel…’ Ze ging weer zitten en er kwam een peinzende uitdrukking in haar ogen.

Hij knikte haar bemoedigend toe.

‘De manier waarop hij zijn tegenstanders de grond in boort…’ Ze dacht na, met haar handen in de schoot gevouwen en het hoofd gebogen zodat haar haar als een waaier voor haar gezicht viel. Toen, met het gebaar dat hij al van haar kende, streek ze het loshangende haar achter haar oren. ‘In het buitenland hadden we behalve Allplast nog één belangrijke concurrent: Motta in Milaan. Eerst bracht Walter hen met een agressieve prijspolitiek in moeilijkheden en toen ze op het punt stonden over de kop te gaan, kocht hij het bedrijf op voor een prik. Hij verving de directeuren en zette de helft van het personeel op straat.’

‘De zakenwereld is een jungle. Er zijn prooidieren en er zijn jagers.’

‘Walter is geen jager. Hij is een stroper. Als het eropaan komt iemand in de luren te leggen, kent hij zijn gelijke niet.’

‘Dat moet hij met mij toch niet proberen. Hij zou wel eens van een koude kermis kunnen thuiskomen.’ Neels stond op. ‘Kom, we gaan aan het werk.’

Ze bleef zitten. ‘Hoezo? Ga je na alles wat ik je verteld heb gewoon door met de verificatie?’

‘Dat is mijn plicht, Nora. Ik hoop dat je dat begrijpt.’

‘Nee! Als de BBI het bedrijf met hoge aanslagen en boetes naar de bliksem helpt, ben ik mee de dupe.’

‘Dat is zo. Het tegendeel kan ook waar zijn. Mijn onderzoek zou wel eens de redding voor het bedrijf, of voor jou persoonlijk, kunnen betekenen.’

Ze keek hem langdurig aan. Toen knikte ze alsof ze tot de conclusie was gekomen dat hij te vertrouwen was en met een flukse beweging stond ze op. ‘Zeg maar waarmee we beginnen.’

‘Als je het goed vindt, zal ik eerst het systeem onder de loep nemen en een paar testen uitvoeren.’ Uit zijn tas haalde hij een paar diskettes; daarmee ging hij voor Nora's terminal zitten. ‘Zelfgeschreven programma's,’ verklaarde hij. ‘Eens kijken wat er achter de gesloten deuren zit.’

Ze bleef achter zijn stoel staan en keek toe hoe hij de programma's laadde en de inhoudsopgaven opriep. Zijn instructies verschenen zo snel op het scherm dat ze nauwelijks te volgen waren en toch waren de bewegingen van zijn handen rustig en zelfverzekerd, zoals zijn hele persoonlijkheid.

‘Je bent een vreemde man, Bart,’ zei ze spontaan. ‘Ik had me een inspecteur van de BBI anders voorgesteld.’

Hij keek op. ‘Hoe dan wel?’

‘Meer stereotiep. Je weet wel: afgedragen confectiepak, ongepoetste schoenen, saai. Geen…’

‘Geen wat?’ vroeg hij geamuseerd.

Ze wees naar zijn hand. ‘Je draagt geen trouwring.’

Neels’ computer liet twee beeps horen. ‘Boodschap van Franky, sir: File F212.’

‘Oké, Trigger,’ zei Neels.

Nora sloeg een hand voor haar mond. ‘Een boodschap? Hemeltje. Ik vergat de telefoon.’ Hoewel ze wist dat het geen zin meer had, haastte ze zich naar Walters kantoor en riep een paar keer hallo in de dode hoorn. Ze keerde terug.

‘Het spijt me, Bart.’

‘Waarom? Was het voor mij?’

‘Ja. Eigenlijk kwam ik je roepen omdat er telefoon voor je was. Ze heeft neergelegd.’

‘Ze? Was het een vrouw?’

‘Ja, je vrouw misschien?’ viste Nora.

‘Beep! Beep!’

‘Sorry. Ja, Trigger. Vertel het maar.’

‘Franky heeft aansluiting op Internet, sir.’

Neels drukte op een toets. Toen hij opkeek, wendde Nora haar ogen af.

Hij vroeg: ‘Is er iets?’

‘Niet speciaal,’ zei ze. ‘Alleen… opeens ben je weer een en al belastinginspecteur.’

‘Waarom zeg je dat?’

‘Is Franky niet van de BBI?’

Hij lachte. ‘Nee. Franky is een prikbord, een bulletinboard. Hij is een hacker die voor zijn plezier en de prijs van een pakje sigaretten aan zijn vrienden meer informatie verschaft dan de premier van sommige gul betaalde databanken op zijn scherm aangeboden krijgt. Bij Financien hebben ze al wel een eel opgericht voor de bestrijding van computerfraude, maar een goede databank voor het uitwisselen van gegevens is er nog niet en er zal nog heel wat water door de Rijn stromen eer dat gebeurt.’

‘Sir, als u de lijn met Franky open wilt houden, druk dan op FLI,’ zei Trigger.

‘Die sprekende computer geeft me koude rillingen,’ zei ze. ‘Het is net zo'n robot uit een SF-film. Straks neemt hij nog de leiding over.

‘De leiding van wat?’ vroeg Neels duister. ‘Van wie?’

Voor ze uitleg kon vragen, galmde de stem van de verkoopchef door de intercom. ‘Meneer Sloten is er niet, mevrouw,’ zei hij. ‘Ik zit met tararaboemtajee.’

‘Met wat?’

‘Tararaboemtajee, hij brengt pateekes mee.’

Ze was volkomen in de war. ‘Ben je dronken of zo?’

‘IJscoboerke, mevrouw. Hij wil tienduizend vijfliterpotten hebben zonder tararaboemtajee. De vraag is of die geleverd mogen worden?’

Nu pas begreep ze waarover het ging. ‘Ja,’ zei ze nadrukkelijk. ‘Die mogen geleverd én gefactureerd worden.’

Ze wierp een vlugge blik in Neels' richting.

De belastinginspecteur werkte rustig door, met het gezicht van een slechthorende die net zijn hoorapparaat heeft afgezet.