19
Walter Sloten en Mario Lazzera verlieten om kwart over zes de golfclub, met verschillende bestemmingen en ieder met z'n eigen auto. Lazzera reed naar Brussel om een laatste visum voor Zuid-Amerika af te halen en Sloten reed naar Lier, een provinciestadje op twintig kilometer van Antwerpen, waar de aandelen van Foodpack in een kluis van de lokale LBB-bank werden bewaard. Van bij het begin van het project hadden ze voor hun verrichtingen het agentschap van de bank in Lier gekozen, omdat Lazzera de directeur kende uit de tijd toen ze beiden bij de Banque Belgo-Italienne werkten.
Op het plein voor de bank was natuurlijk geen parkeerplaats en Sloten reed een kwartier stapvoets door nauwe straten voor eenrichtingsverkeer tot hij ten slotte op het Zimmerplein, onder de befaamde toren met dertien wijzerplaten die samen een astronomisch uurwerk vormen, een plaatsje vond.
Terwijl hij over de smalle trottoirs richting Grote Markt liep, stelde hij bijna met verbazing vast dat er nog maar twee dagen voorbij waren gegaan sinds Nora hem de brief van de BBI-inspecteur onder de neus had geduwd en alles in een stroomverssnelling was geraakt.
De rustige, intelligente Nora, die altijd alles over had gehad voor het voortbestaan van de fabriek, weigerde opeens nog langer in zijn schaduw te leven en stuurde aan op een definitieve breuk.
Ook voor Broekmans duurde het te lang. Sinds de komst van Neels had hij al twee keer zijn geld geeist en op de koop toe had hij Sloten een grote mond gegeven. De gretigheid waarmee hij die middag had aangeboden met Wouters af te rekenen, hield een onverbloemde bedreiging in; een hint van wat er zou kunnen gebeuren als Sloten niet snel met de afgesproken tien procent over de brug kwam.
Maar het meest verontrustend was Lazzera's handelwijze.
Lazzera had een onverantwoord risico genomen door gestolen waardepapieren van Cosa Nostra via Wouters in omloop te brengen. Zelfs als Lazzera dringend om geld verlegen zat, dan nog had hij er geen mensen van Foodpack in mogen betrekken.
Wat Sloten bovendien dwars zat, was dat Lazzera in die zaak met Broekmans had samengespannen. Die twee hadden het nook goed met elkaar kunnen vinden en eensklaps lagen ze nu samen onder één deken.
Sloten huiverde.
Lazzera en Broekmans vormden een geducht stel: brein en botte bijl.
De afwikkeling van het project had veel te lang geduurd. De komst van de fiscale superman had dat aangetoond. Hij moest Neels dankbaar zijn dat hij hem met zijn weinig conventionele onderzoeksmethoden had wakker geschud.
Tegen het moment dat hij de Grote Markt bereikte, had Sloten zijn besluit genomen. Hij zou het verslag van de accountants van Allplast niet afwachten. Zodra Lazzera morgen de helft van de koopsom in handen kreeg, zouden ze hun fiches incasseren en hun hielen lichten.
De bank was gevestigd in d'Eycken Boom, een historisch gebouw dat gedurende eeuwen aan de Lierse rederijkerskamer had toebehoord. De voordeur was gesloten. Hij klopte op de ruit, maar hoewel overal licht brandde werd er niet opengedaan. Toen ook een tweede poging zonder succes bleef liep hij het plein op en bestudeerde de barokke voorgevel. Achter een van de drie ramen van de verdieping waar de directeur zijn kantoor had, zag hij beweging. Hij liep het café ernaast binnen, bestelde een koffie en belde de directeur op zijn privénummer.
‘Met Sloten,’ zei hij. ‘Ik zit hiernaast in café 't Groen Huis. Zoudt u even voor mij willen opendoen?’
‘Dat is niet gebruikelijk, meneer Sloten.’
‘Het is dringend. Ik heb iets nodig uit mijn kluis. Vanavond nog.’
‘Ik begrijp het. Ik neem aan dat mevrouw Sloten er ook is.’
‘Nee. Ze heeft een volmacht meegegeven.’
‘Ik weet niet of dit wel kan. Het is niet volgens de regels. Kunt u morgenvroeg niet samen terugkomen?’
Sloten verloor zijn geduld. ‘Hoor eens, vriend. Ik weet toevallig dat jij een paar jaar geleden bij de Banque Belgo-Italienne samen met Mario Lazzera via de computer een paar winstgevende foefjes hebt uitgehaald die ook niet volgens de regels waren. Maak dus vlug open en niemand hoort ervan.’
Hij betaalde de koffie en toen hij buitenkwam, werd de deur van de bank opengemaakt door een man van ongeveer veertig, een zuidelijk type met zware wenkbrauwen. Hij droeg een bril met dikke glazen vol vettige vingerafdrukken. Zijn donkere ogen bewogen zich sluw en zenuwachtig, alsof hij ieder ogenblik verwachtte een paar bankrovers te zien opdagen. Sloten gaf hem de volmacht en de directeur verifieerde de handtekening pro forma. Sloten was er gerust op. Zelfs als de directeur een handschriftdeskundige was, zou hij het verschil niet in een oogopslag kunnen vaststellen.
Vijf minuten later propte hij de inhoud van de safe in de aktentas die hij had meegebracht.
Toen de deur van de bank achter hem dicht viel, bedacht hij ineens hoeveel deze aandelen voor Lazzera betekenden.
Met zijn deel van de opbrengst van de verkoop zou het Italiaanse meesterbrein een oude schuld aan Cosa Nostra moeten aflossen. Als de deal met Allplast niet doorging, zou Lazzera's leven geen cent meer waard zijn. De Waalse mafia spotte er niet mee als vervaldagen niet werden gerespecteerd.
Even speelde Sloten met de mogelijkheden van die situatie.
Nee, dacht hij. Je kunt beter gaan baden in een poel met krokodillen dan Cosa Nostra voor je karretje spannen.
Om de operatie af te ronden, zou hij nog één keer naar Foodpack moeten terugkeren.
Om kwart over zeven verliet hij Lier via de Antwerpsesteenweg. Toen hij een blik op het dashboardklokje wierp, besefte hij opeens dat hij krap in tijd zat. Als bijkomende veiligheidsmaatregel had hij via de modem alleen toegang tot de financiële rekeningen bij de bank in Vaduz op oneven dagen tussen acht uur en kwart over acht 's avonds of op even dagen op dezelfde tijd, maar dan 's ochtends.
Hij gaf vol gas. Terwijl hij een paar keer op rood springende verkeerslichten negeerde en fietsers en voetgangers de schrik op het lijf joeg, overtuigde hij er zich via zijn GSM-telefoon van dat zowel Nora als de belastinginspecteur het kantoor hadden verlaten. In deze fase wilde hij geen van beiden tegen het lijf lopen.
Het was kwart voor acht toen hij in voile vaart de U-laan van het fabrieksterrein opreed. Hij parkeerde met één voorwiel op het bordes voor het kantoorgebouw.
In de fabriek waren alleen nog de onderhoudsploegen aan het werk, maar de kantoren lagen er al verlaten bij. Hij haalde de printplaat uit het opbergvak van het reservewiel in de kofferbak en liep naar de voordeur. Die was op slot en hij moest terug naar zijn auto om de sleutel te halen.
Met grote stappen liep hij door de hal en de trappen op zodat hij nog ruim op tijd de computerkamer bereikte om de printplaat in het expansieslot te kunnen inbrengen. In mechanisch sleutelwerk was hij niet erg bedreven en dat vergde opnieuw een paar minuten. In normale omstandigheden werden de geheime computerverrichtingen met Milaan en Vaduz door Lazzera vanuit zijn privé-kantoor in Antwerpen uitgevoerd. Maar al had Lazzera het programma geschreven, alleen Sloten kon over de tegoeden op de bankrekeningen beschikken. Om te voorkomen dat Lazzera argwaan zou krijgen en zou willen weten waar hij mee bezig was, was hij hier naartoe gekomen.
Stipt om acht uur nam hij plaats achter Nora's beeldscherm en bracht de verbinding met de Verwaltungs- und Privatbank AG in Vaduz tot stand. Alles verliep vlot en hij bracht de basiscode in: Fort Knox.
Op dat ogenblik zag hij de verbindingskabel naar de computer van de belastinginspecteur. Tegelijk hoorde hij het nauwelijks waarneembare zoemen van de ventilator. Het scherm was weliswaar donker, maar toen hij zijn hand erop legde trilde de kleine computer als een levende parasiet.
Bliksemsnel annuleerde hij de ingevoerde opdrachten en verwijderde daarna de verbindingskabel.
Hij overlegde wat hem te doen stond. Hij wist dat Lazzera voldoende beveiligingen had ingebouwd en het zwarte toestelletje was zo klein dat het nauwelijks indruk op hem maakte, maar hij vertikte het instructies in te voeren, terwijl de computer van Neels er als een bloedzuiger bovenop zat. Na een korte aarzeling trok hij de stekker van de subnotebook uit het stopcontact en schakelde hem uit. Als daarmee het programma van de belastinginspecteur verstoord werd zou hem dat een zorg zijn.
Hij toog opnieuw aan het werk en nadat hij terug ingelogd was, gaf hij opdracht alle bezittingen van de Anstalt Liechtenstein om te zetten in dollars. Daarvan moest één vijfde aan de Banca Belgo-Italiana in Milaan worden overgemaakt, het overschot diende vanaf de volgende dag twee uur 's middags in bankbiljetten ter beschikking te worden gehouden. Hij vroeg om bevestiging dat de opdracht begrepen was en zou worden uitgevoerd en sloot af. Tevreden verwijderde hij de printplaat uit het expansieslot en herstelde de verbinding tussen de computers. De printplaat stak hij in zijn zak.
Hij schoof zijn stoel achteruit en stond op.
De kogel was door de kerk. Cosa Nostra had haar geld en morgenmiddag had hij zijn schaapjes op het droge.
Hij sloeg een volmaakte drive en bleef de denkbeeldige bal secondenlang nakijken.
Voor de laatste keer ging hij naar zijn kantoor en wierp een blik om zich heen. Hij voelde geen spijt dat hij op het punt stond de hele boel voorgoed achter te laten. Het was alleen jammer van de golfclubs. In de safe lagen reischeques en een envelop met Zwitserse francs. Hij stelde de combinatie in, opende de safe en stak de cheques en het geld bij zich. Hij stond op het punt de safedeur te sluiten, toen hij in Nora's kantoor gerucht hoorde. Hij verstijfde.
Een onderdeel van een seconde beeldde hij zich in de zware hand van de wet op zijn schouder te voelen.
Zonder om te kijken, zijn bewegingen met zijn lichaam verbergend, haalde hij de printplaat uit zijn zak, legde die in de safe en duwde de deur dicht. Terwijl hij zich omdraaide, pakte hij de driver die naast de safe tegen de muur stond.
Als een kind voor de etalage van een snoepwinkel, stond Kuypers met zijn neus tegen de getinte ruit gedrukt.
Woedend gooide Sloten de club op de grond. Hij beende naar de deur en trok die open. ‘Wat doe jij hier zo laat?’
Kuypers straalde als een schooljongen. ‘Ik zag uw auto staan.’
‘Ja. Wat dan nog?’
‘Ik heb de BBI-inspecteur gezien, terwijl hij met mevrouw Nora een rondgang maakte. Zoals ik al vermoedde: het is niet de Neels die ik kende.’
‘O nee? Wie is hij dan wel?’
‘Niemand kent hem in het Financiecentrum. Het ziet ernaar uit dat hij voor Min Eén werkt.’
‘Sla geen onzin uit. Wat is minnéén?’
‘Een afdeling van de BBI die zich op bestrijding van computerfraude toelegt. Ze zitten in de kelderverdieping van…’
Sloten priemde met een vinger in Kuypers’ borst. ‘Weet je dat zeker of sla je weer een slag in de lucht?’
Kuypers deed geschrokken een stap achteruit. ‘Het is een vermoeden. Maar straks weet ik er meer over.’
Sloten duwde de man voor zich uit. ‘Ik heb nu geen tijd. Ik moet weg.’
Kuypers holde achter hem aan, hijgend. ‘Maar meneer…’
Sloten Hep door. Bij de voordeur wachtte hij vol ongeduld op Kuypers. Zodra die gepasseerd was trok hij de deur dicht en deed die op slot. Hij liep naar zijn auto. ‘Je kent het privénummer van m'n flat in Antwerpen. Bel me op zodra je iets meer weet.’
‘Zeker, meneer.’ Kuypers liep mee en hield gedienstig het portier voor Sloten open. ‘Die Neels lijkt sterk op de vetkoper van Vrasene.’
Sloten schoof achter het stuur. ‘Op wie?’
‘Die kerel verkocht bloedworst zwart. Toen ik hem de inkoopfacturen van bloed onder de neus duwde, verklaarde hij met een stalen gezicht dat hij dat als mest voor zijn groentetuin gebruikte. Ja, ja, zei ik, in de winter zeker, dat zullen dan nogal wat bloedsporen in de sneeuw geweest zijn. Hahaha.’
Sloten kreeg zin eens flink uit te halen en Kuypers' neus tot bloedworst te slaan. Hij beheerste zich, forceerde een lachje en reed weg, een spoor van verbrand rubber op het asfalt achterlatend.
‘Imbecielen!’ dacht hij. ‘Allemaal!’