DERDE DAG
23
Ze sliepen, twee hoofden op één kussen.
Een vroege zonnestraal werkte zich door een spleet in de gordijnen en schoof langzaam over de lakens. Zodra de lichtstraal het gezicht van Neels bereikte, knipperde hij met zijn oogleden. Met een half oog gluurde hij naar het horloge op het nachtkastje.
Het was kwart voor vijf.
Hij bleef liggen, zonder zich te bewegen. Zijn lichaam sliep nog, maar zijn geest was bezig te ontwaken. Hij bestudeerde het gezicht van de slapende vrouw. Na het douchen hadden ze nog meer dan een half uur wakker gelegen. Ze hadden gepraat over onbelangrijke zaken en gelachen om futiliteiten en ze hadden bijna plechtig een glas champagne gedronken op hun kennismaking. Nora was het meest aan het woord geweest, maar behalve dat ze een vrouw was van wie hij zou kunnen houden, wist hij nog weinig van haar. In haar zaken snuffelen terwijl ze sliep, om iets meer te weten te komen, was riskant. Ze zou haar ogen opendoen zodra de gedachte in hem opkwam.
Ze opende haar ogen. ‘Waar denk je aan?’ vroeg ze.
Hij glimlachte. In een flits begreep hij dat het met Nora altijd zo zou zijn. Ze zou met verstand van zaken spreken over dingen die hem interesseerden en als hij een mop zou vertellen, zouden ze samen in een deuk liggen. Maar met haar scherpe verstand zou ze hem altijd één stap voor zijn.
‘Aan eten,’ zei hij.
Nora ging rechtop zitten. ‘Ik heb ook honger.’ Ze stapte uit bed en trok een ondoorzichtig bedjasje aan dat tot onder haar knieën reikte. ‘Ik ga iets te eten halen. Blijf nog wat liggen.’
‘Graag,’ murmelde hij. Zijn ogen vielen halfdicht.
Ze haalde speels haar hand door zijn haar. ‘Val nu niet in slaap. Ik wil praten.’
‘Ik heb een beter idee,’ mompelde hij wellustig.
Haar ogen gleden over hem heen. Ze glimlachte. ‘Alles op zijn tijd.’ Ze verliet de kamer en haar bedjasje maakte een ritselend geluid.
Hij keek de kamer rond. Nora hield van orde. Zijn kleren lagen netjes opgevouwen op een stoel, hoewel hij zeker wist dat hij ze bij het uitkleden op de grond had laten vallen. Hij voelde zich een beetje dromerig en begreep nog niet hoe ze zo opeens in bed waren verzeild, zonder het opgefokte ritueel dat er gewoonlijk aan vooraf ging. Aan het gedempte geluid van haar blote voeten op de trap hoorde hij dat ze naar boven kwam en hij ging behaaglijk achterover liggen. ‘Alles op zijn tijd,’ dacht hij.
Ze kwam binnen met een blad met twee glazen melk en sandwiches met dikke plakken kaas. Het dienblad op één hand balancerend, trok ze de gordijnen open. De overspelige sfeer, onafscheidelijk verbonden aan wakker worden in een vreemde slaapkamer, veranderde door het binnenvallende zonlicht eensklaps in die van een welvoeglijk ontbijt-op-bed van een getrouwd paar.
Nora kwam op de rand van het bed zitten, haar profiel scherp afstekend tegen het licht van het raam, en at met smaak. Ze was vóór hem klaar en keek toe hoe hij de rest van de sandwiches naar binnen speelde.
‘Je eet net als m'n vader,’ zei ze. ‘Langzaam, weloverwogen. Je hebt veel weg van hem, weet je.’
‘Je hoeft niet naar een verontschuldiging te zoeken voor wat gebeurd is, Nora.’
‘Je bedoelt latente vaderbinding, enzovoort?’
‘Ja. Zoiets als dit doe je niet vaak, is het wel?’
‘Eerlijk gezegd, nee. Eigenlijk nook.’ Ze bloosde licht. ‘Hoezo? Is het te zien?’
‘Zelfs met de ogen dicht.’
Ze dacht een ogenblik na. ‘Je hebt gelijk,’ zei ze. ‘Het heeft allemaal met vader te maken en met de manier waarop hij gestorven is. Als hij twee dagen langer in leven was gebleven, zou ik niet met Walter getrouwd zijn.’
‘Waarom niet?’
Ze stond op, zette het serveerblad met de lege glazen weg en kwam opnieuw naast hem op het bed zitten. ‘Ik wil het graag vertellen,’ zei ze terwijl ze hem vorsend van opzij aankeek, ‘maar ik heb al zoveel verteld. Vind je niet dat je ook eens iets over jezelf moet prijsgeven?’
‘Over mijn persoon of over het onderzoek?’
Ze zuchtte. ‘Allebei. Je mag kiezen waarmee je begint.’
‘Foodpack, ik bedoel, je man wordt ervan verdacht in een grootscheepse fraude betrokken te zijn.’
‘Kom nou, Bart. Heb je het over tararaboemtajee? Die paar duizend potten zonder factuur kun je toch bezwaarlijk grootscheepse fraude noemen.’
‘Over de zwarte boekhouding zullen we het later hebben. Nee, ik heb het over echte mafiapraktijken. Gisteren, nadat ik hier was vertrokken, heb ik Karel Wouters ontmoet. Hij…’
‘Wouters, de programmeur? Hoe heb je hem zo vlug gevonden?’
‘Dat doet er nu niet toe. Hij heeft mij de sleutel gegeven om in het hoogste niveau van de computerbeveiliging bij Foodpack te kunnen doordringen. De laag waarin gecommuniceerd wordt met buitenlandse banken en handelsagenten in Zwitserland.’
Ze keek hem onverwacht scherp aan. ‘Toe nou, Bart. Ik geef toe dat ik geen kei ben in informatica, maar als er zoiets bij Foodpack bestond, zou ik het weten.’
‘Je bent er buiten gehouden om voor de hand liggende redenen.’
‘En die zijn?’
Hij aarzelde. ‘Je man heeft met de hulp van Lazzera een van de merkwaardigste vormen van oplichterij op touw gezet, die ik ooit heb meegemaakt.’
Ze keek ongelovig. ‘Hier? Bij Foodpack?’
Hij knikte. ‘Ja. Ik heb een sterk vermoeden hoe de hele opzet in elkaar zit. Binnen een paar uur zal ik daarvan ook concrete bewijzen kunnen voorleggen. Trigger is bezig de zaak uit te zoeken. Ik zou graag tot dan wachten om er dieper op in te gaan.’
Ze glimlachte treurig. ‘Zie je wel. Alweer heb je weinig of niets gezegd.’
‘Meer dan je denkt,’ zei hij. ‘En als ik het over echte mafiapraktijken heb, moet je dat niet te licht opnemen. Als je hen in de weg loopt, zou er wel iets op je kunnen afkomen dat niet zo gemakkelijk te bntwijken valt als een olievat.’
Ze keek geschokt. ‘Bedoel je dat mijn leven in gevaar is?’
‘Ze vormen een duivels trio. Het begon als een financiële vrijbuiterij met je man als de grote bezieler, Lazzera als de whizzkid die het plan in elektronische banen leidde en Broekmans als de man die de vuile karweitjes opknapte. Maar ik heb zo het gevoel dat je man Broekmans niet meer in de hand heeft.’
‘Hoezo?’
Hij aarzelde opnieuw. ‘Ik wil je niet onnodig bang maken.’
‘Rom nou, Bart,’ drong ze aan. ‘Ik ben geen kind meer.’
‘Zoals je wilt. Gisteren, na ons gesprek ging Wouters even weg om het computeronderdeel te halen dat ik nodig had pm jullie computer te kraken. Na een paar minuten wachten vond ik dat ik hem niet alleen had mogen laten gaan en ik volgde hem naar zijn woning. Toen ik daar aankwam, was hij al dood.’
Ze zette zich schrap. ‘Vermoord?’ vroeg ze hees.
‘Daar zag het wel naar uit. Ik Hep trouwens de vermoedelijke moordenaar tegen het lijf. Hij wist te ontkomen.’
Ze schudde ongeduldig haar hoofd. ‘Je hebt hem gezien, je weet wie het is. Was het Broekmans?’
‘Het was er donker. Toen hij er vandoor ging, zag ik alleen maar de schim van een man in een bontgekleurd wollen hemd en met een rode honkbalpet op. Pas vannacht in het containerpark, nadat ik met Broekmans slaags was geraakt en toen ik zelf op de loop was voor de rijkswacht, schoot me te binnen dat Broekmans dezelfde kleren droeg.’
‘Dat klopt,’ zei ze opgewonden. ‘Ik zag het op de monitor. Hij draagt altijd donkere truien. Maar vannacht had hij een soort houthakkershemd aan.’ Opeens keek ze hem met grote ogen aan. Ze sprong overeind. ‘Hoe kon jij ongehinderd door het containerpark lopen? Dingo en Tania zijn daar.’
‘Ik heb ze… eh, iets gegeven om ze te…’
‘Néé!’
Nora storm de naar buiten en hij hoorde haar blote voeten op de trap. Hij stapte uit bed en liep naar het raam. Een ogenblik later zag hij haar als een wervelwind door de tuin rennen en in het berkenbos verdwijnen.
Hij kleedde zich aan.
Even later hoorde hij het opgewonden geblaf van de honden. Hij ging opnieuw aan het raam kijken en zag Nora met de dieren door het gras rollen. Haar bedjasje was opgeschoven en haar dijen glommen van het nat van de dauw.
Hij ging naar de badkamer en poetste zijn tanden met Nora's tandenborstel. Hij stond klaar om te vertrekken, toen ze in de deuropening van de slaapkamer verscheen.
‘Ga je weg?’ vroeg ze.
‘Ja. Ik heb nog een en ander te doen.’
‘Voor je vrouw?’
‘Nee. In verband met het onderzoek.’
‘O. Je gaat ermee door? Ondanks het gevaar?’
‘Natuurlijk. Het is mijn plicht.’
‘Het heeft zeker geen zin je te vragen ermee op te houden?’
‘Nee. Een ander zou mijn werk voortzetten.’ Hij kuste haar op het puntje van haar neus. ‘We zien elkaar straks, om negen uur.’
Ze knoopte haar bedjasje los en hing het op een hanger in de kleerkast. ‘Waar staat je auto?’
‘Aan de hoofdweg. Als de rijkswacht hem niet heeft weggesleept.’
Ze trok een joggingpak aan over haar blote lijf. ‘Ik brengje ernaartoe.’
De rit duurde minder dan vijf minuten. Onderweg overwoog hij om haar Slotens oefenstuk met de handtekeningen te tonen, maar hij besloot te wachten tot alle leemten in het onderzoek waren aangevuld.
Zijn auto stond in de berm, met beslagen ruiten van de dauw. Hij gaf haar een kus en stapte uit. ‘Tot straks.’
Hij liep naar zijn auto.
Ze draaide haar raampje omlaag. ‘Bart?’
Hij bleef staan. ‘Ja?’
‘Je laat me niet in de steek?’
Hij grijnsde. ‘Hoe zou ik kunnen. We zagen allebei het levenslicht in het Jaar van de Hond.’
Ze fronste haar voorhoofd, vroeg wat hij daarmee bedoelde, maar hij was bezig zijn auto te starten en hoorde haar niet.
De motor sloeg aan en hij vertrok. In het voorbijrijden grijnsde hij en tuitte zijn lippen.