21
Het was kwart over negen en nog altijd niet helemaal donker.
Zijn rubberen handschoenen waren aan flarden. Voor Neels iets aanraakte, trok hij een nieuw paar aan. Met zijn zakdoek veegde hij de koevoet nog maar eens extra schoon. Hij wenste geen vingerafdrukken achter te laten als hij een van zijn hulpwerktuigen zou verliezen. Even raakte hij de deur aan, zich afvragend of iemand gemerkt zou hebben dat de elektronische beveiliging was uitgeschakeld. Uit zijn tas haalde hij een klein apparaatje. Volgens de man van wie hij het in Amerika had gekocht, was het een digitale audioprocessor die geluidsfrequenties produceerde waarmee kleine detectoren aan de binnenkant van een deur buiten werking werden gesteld. Hij had zijn twijfels over de doelmatigheid van het gadget, maar momenteel voelde hij zich als een atheist die een schietgebedje prevelt, al was het maar omdat het goed was voor de zenuwen. Hij streek met het apparaatje langs de omtrek van de deur en borg het vervolgens weer in zijn tas.
Na een laatste blik om zich heen stak hij de ene kant van de koevoet in de kier tussen de deur en de deurpost en gooide er zijn gewicht tegenaan.
Met het geluid van versplinterend hout sprong de deur open.
Hij bleef staan, klaar om op de loop te gaan, en telde langzaam tot dertig. Stilte.
Neels stapte naar binnen. Voor hem lag de gang met deuren, waar ze diezelfde middag met de buggy doorgereden waren. Door het flauwe schijnsel van de nachtverlichting leek de gang langer dan hij zich herinnerde.
Hij liep voort. Zijn voetstappen werden door de loper van sisal volledig gedempt. In één van de kantoren rinkelde een paar keer een telefoon, waarna een faxtoestel startte. Daarna werd het opnieuw stil.
De deur tussen het bijgebouw en de fabriek was eveneens op slot. Hij kreeg haar met een loper open.
Van toen af zorgde hij ervoor buiten het opnamebereik van de camera's te blijven. Sprongsgewijs volgde hij een met rode lijnen afgebakend gangpad naar de voorkant van het gebouw. Hoewel de fabriek verlaten was, was ze niet helemaal buiten werking. Aan alle kanten hoorde hij geluiden: transformatoren zoemden, compressoren startten op en stopten weer en om de twintig seconden versprong de grote wijzer van een ronde klok boven het gangpad met een hoorbare tik. Ook hier was er nachtverlichting, zodat hij zijn zaklantaarn niet hoefde te gebruiken. Met grote tussenruimten wierpen plafondlampen spaarzame lichtcirkels op de grond, met daartussen donkere schaduwvlekken. Aan sommige machines of toestellen brandden rode of groene verklikkerlichtjes.
Neels bereikte de deur naar het kantoorgebouw. Hij kreeg die met zijn loper niet open en moest opnieuw zijn koevoet gebruiken. Binnen was het donker en voor het eerst moest hij zijn zaklantaarn gebruiken. Om in Nora's kantoor te kunnen komen, moest hij nog twee keer een deur forceren. Hij glipte naar binnen, vond de lichtschakelaar en knipte het licht aan.
Het zachte ruisen van een computerventilator heette hem welkom. ‘Hello, Trigger,’ zei hij.
Trigger was ijverig aan het werk met het kraakprogramma. Op het kleurenbeeldscherm stond een boodschap in witte letters tegen een rode achtergrond.
Welkom! Raadpleeg het weerbericht voor u de weg opgaat.
Neels trok een stoel bij en stopte het kraakprogramma. ‘Oké, Trigger,’ mompelde hij. ‘Wat is er met dat weer.’ Hij identificeerde zich en tikte de opdracht. Trigger antwoordde:
June 6th, 8.00 pm Station Server. Check expansion slot. Call: Fort Knox. Call deleted. Interlink off. Client out of order.
June 6th, 8.18 pm Station Server. Interlink on. Client: resume. Good night.
‘Goeie ouwe Trigger,’ mompelde Neels. Voor hem was de boodschap duidelijk. Diezelfde avond om acht uur had Sloten of Lazzera de extra PROM ingebracht en de computer gebruikt. Ze hadden Trigger het zwijgen opgelegd door de interlink buiten werking te stellen, maar niet voordat Trigger hun identificatiecode had kunnen kopiëren. Achttien minuten later was de verbinding tussen de twee computers hersteld.
Neels ging aan het werk. De centrale verwerkingseenheid bevond zich in een aangrenzend vertrek. De sleuf voor de extra card bleek gemakkelijker te vinden dan verwacht en de printplaat kon er zonder moeite ingeschoven worden. Hij keerde terug naar Nora's terminal en vroeg de geheime bestanden op. De computer reageerde met een verzoek tot identificatie. Hij kruiste zijn vingers, tikte Fort Knox op het klavier en de deur van Ali Baba's schatkamer ging wagenwijd open.
‘Hebbes,’ zei hij.
Er was nog heel wat werk aan de winkel, maar de verdere analyse van Slotens zogenaamde spaarpot liet hij aan Trigger over. Hij tikte de nodige instructies in en zette hem on line met de Amstrad in het Switel Hotel, zodat de hele procedure permanent werd gerapporteerd.
Hij keek om zich heen. Het zou verstandig zijn zo snel mogelijk de plaat te poetsen, maar nu hij eenmaal binnen was, kon hij de verleiding niet weerstaan wat te gaan rondneuzen. Geheime gegevens uit de computer plukken was één kant van het onderzoek, de andere kant was concrete, tastbare bewijsstukken verzamelen.
Zonder al te veel hoop op succes begon hij met de laden van Nora's bureau te doorzoeken. Die waren op slot, maar dat vormde geen probleem. Met een plastic liniaal kon hij de centrale grendel verschuiven en alle sloten klikten tegelijk open. In de tweede lade lag een dossier met kopieen van belastingaangiften en er bovenop de brief waarin hij zijn inspectiebezoek had aangekondigd. Hij vouwde de brief op en stak hem bij zich. In een andere lade vond hij een geldkoffertje met twintigduizend frank en een paar duizend gulden. Dat bracht hem op een idee. Om binnen te kunnen komen had hij nogal wat deuren moeten forceren, dus konden ze maar beter denken dat er een inbreker op bezoek was geweest. Hij stak het geld in een envelop, noteerde de bedragen erop en verborg de envelop onder het trefwoord ‘geld’ in de Winkler Prins-encyclopedie in de boekenkast.
Voor de rest vond hij niets dat niet met het normale beheer van het bedrijf te maken had.
Hij verplaatste zijn werkterrein naar Slotens kantoor. Voor hij met zoeken begon, wierp hij een blik om zich heen. Achter het bureau hing een levensgrote actiefoto van Sloten op de golfbaan, rechterhak keurig van de grond tijdens de doorzwaai. Neels verplaatste zijn aandacht naar het bureau. De afzonderlijke sloten van de ladenblokken hadden geen verweer tegen het stel lopers dat hij had meegebracht. In de centrale lade van het bureau lag een doosje visitekaartjes.
Het logo en de tekst waren goudkleurig: Walter Sloten, president, Belgium.
In gedachten zag Neels de koning der Belgen de wenkbrauwen fronsen.
Imagebuilding en blufpoker had Nora over haar echtgenoot gezegd.
Hij doorzocht zorgvuldig het hele bureau. In een van de laden lag het vel gelijnd papier dat Sloten 's middags zo angstvallig had weggestopt, toen Neels onaangekondigd het kantoor was binnengelopen. Het blad was volgeschreven. Eén naam. Telkens dezelfde: Nora Gevers!
Sloten had zich zitten oefenen in het nabootsen van haar handtekening!
Hij zocht verder.
In een andere lade vond Neels een ordner met rapporten en offertes van SIA, het studiebureau voor bedrijfsautomatisering. Het bevatte ook afbeeldingen in de vorm van foto's en tekeningen van de spuitgietmachines, persmatrijzen en dieptrekbanken die in de fabriek stonden opgesteld. Op een aantal afbeeldingen had iemand met een viltstift wijzigingen aangebracht.
De rode aantekeningen brachten hem op een idee.
Hij nam de ordner en het vel met de handtekeningen mee naar het kantoor van Nora en gebruikte de Rank Xerox om kopieen te maken, in het bijzonder van de afbeeldingen waarop was gekrabbeld. Daarna legde hij de ordner en het vel met handtekeningen terug op hun plaats en deed de laden weer op slot. De kopieën stopte hij in zijn tennistas.
Tijd om op te stappen.
Hij liep nog even langs Trigger en overtuigde zich ervan dat alles naar behoren functioneerde.
Terug in de schemerig verlichte fabriek, zocht hij zijn weg naar de spuitgietafdeling en de produktielijn waarover Somers diezelfde middag uitleg had verstrekt.
Nu de transportband niet in beweging was, kon hij de reusachtige machine in alle rust bekijken. Op het voetstuk was een bronzen plaat geschroefd waarop de naam van het ontwerpbureau, het type, het produktienummer en het bouwjaar waren gegraveerd. Hij raadpleegde de fotokopieën en vond de offerte van SIA terug: de Röhlersheim 180 was een geavanceerde machine en de prijs was astronomisch.
Neels speurde verder. Hij vond een vijf jaar oude offerte met een opengewerkte tekening van een goedkopere machine met kleinere capaciteit, gebouwd door Regensburger Machinenbau. Aan het voetstuk en aan de behuizing van de pneumatische onderdelen waren met een viltstift veranderingen aangebracht, waardoor de Regensburger machine veel gelijkenis vertoonde met het veel duurdere model 180 van SIA.
Neels klom op de transportband en tikte met de koevoet tegen de behuizing van kunststof. Dat klonk hoi. Hij wrikte één kant van de ijzeren staaf in een voeg en gooide zijn voile gewicht ertegen. Na de derde poging sprong de behuizing met een knal stuk.
Daaronder zat de echte behuizing.
Op enige afstand nam hij het resultaat in ogenschouw.
Hij keerde terug en schroefde de bronzen identificatieplaat los. Op de plaats die vrijkwam had ooit de naam van de originele machinebouwer in het gietijzeren voetstuk gestaan. Die naam was weggeslepen. Met enige inspanning konden hog sporen van een paar letters worden ontcijferd: nsbur.
Iemand had Foodpack een goedkopere Regensburger machine geleverd in plaats van het veel duurdere model 180 van Röhlersheim.
Hij kon zich niet voorstellen dat een gewiekste kerel als Sloten zich zo gemakkelijk knollen voor citroenen had laten verkopen.
Een halfuur later had hij nog twee produktielijnen gevonden die met kunst- en vliegwerk een moderner aanzien hadden gekregen.
Hij haalde een polaroidcamera uit zijn sportzak en maakte foto's van de bedrieglijke aanpassingen. De film was bijna op en met de laatste twee opnamen maakte hij close-ups van het voetstuk van de 180. Hij had net camera en foto's en ook de koevoet in zijn sporttas geborgen en wierp nog een laatste blik om zich heen, toen hij door een opening in de schermen tegen geluidshinder die tussen de produktielijnen stonden, een beweging zag. Hij trok zich terug in een donkere schaduwvlek en luisterde ingespannen. Alles wat hij hoorde, was de ingehouden adem van de slapende fabriek. Minutenlang bleef hij onbeweeglijk staan.
Neels begon net te denken dat zijn verbeelding hem parten had gespeeld, toen hij de man zag. Een fractie van een seconde stond hij afgetekend tegen de verklikkerlichtjes van een controlepaneel. Lang genoeg om het profiel van Broekmans te herkennen en te zien dat hij een pistool in de hand hield.
Hij kwam zijn richting uit.
Neels keek zoekend om zich heen. Hij was bijna aan het einde van de produktielijn, bij het schakelbord. Uiterst langzaam liet hij zich op handen en voeten zakken en kroop ernaartoe. Hij richtte zich op.
Dzzang!
Er sloeg iets in de gereedschapskast naast hem. Houtsplinters raakten zijn gezicht. Hij dook ineen. Hij voelde een hevige pijn in zijn rechterwang.
Dzzang! Dzzang!
Hij liet zich languit neervallen en rolde opzij, gedeeltelijk verborgen achter het voetstuk van de transportband. Hij betastte zijn gezicht, stuitte op een splinter die diep in zijn huid stak en trok hem eruit. Een warm straaltje bloed stroomde over zijn wang.
Plotseling werd Neels verblind door een sterke lichtbundel, die van de ene naar de andere kant zwaaide en toen op hem gericht bleef. Hij kwam half overeind, zijn linkerarm voor zijn gezicht gebogen tegen het felle licht.
‘Handen omhoog! Toon je gezicht!’
Neels gluurde onder zijn arm door. Hij bracht zijn rechterhand omhoog ten teken van overgave en ging rechtop staari.
Met zijn pistool op Neels gericht klom Broekmans boven op de transportband om een beter schootsveld te hebben. Hij trok zijn ogen in spleten om scherper te zien.
‘Wat doe je hier?! Laat je bakkes zien!’
Neels hield nog altijd één arm voor zijn gezicht, alsof het licht hem verblindde. ‘Ik werk voor de Dienst Industriële Archeologie. Er werden hier oudheidkundige wonderen gesignaleerd.’
‘Geintjes, hè?’ Hij zag hoe Broekmans het wapen steviger vastgreep. ‘Ik zal je een antieke kogel door je lijf jagen. Of door je kop. Je mag kiezen.’
‘Liever m'n rug,’ zei Neels en draaide zich om.
‘Schijterd,’ smaalde Broekmans. ‘Je nek zal ook wel goed zijn.’
Neels wachtte niet tot de chef-planning zijn bedreiging ten uitvoer bracht, maar duwde de stroomschakelaar van de transportband omhoog.
Dzzang!
De kogel sloeg een meter boven zijn hoofd in en vernielde een stroomsterktemeter.
Neels drukte op goed geluk een drietal schakelaars in.
Met een schok zette de transportband zich in beweging.
‘Klotevent!’
Broekmans zwaaide met zijn armen om in balans te blijven. Hij wilde van de transportband springen, misrekende zich, viel, raakte met zijn schouders de grond, maar bleef met zijn rechterbroekspijp in een haak van de bewegende band hangen en werd meegesleurd. Zijn pistool viel kletterend op de grond.
Neels raapte het op.
Opeens zag hij dat Broekmans in moeilijkheden verkeerde. Hij was niet in staat zijn been te bevrijden en was nog maar twee meter verwijderd van een carrousel met grijphaken. Om ongelukken te voorkomen, trok Neels de stroomonderbreker omlaag.
De band liep voort.
Broekmans vloekte als een ketter.
Neels trok Broekmans' been los op hetzelfde ogenblik dat de transportband stopte.
De zware man krabbelde overeind. Zijn gezicht had de kleur van baggerspecie, maar te oordelen naar de vloeken die over zijn lippen rolden, had hij nog niets van zijn strijdlust verloren. Alleen het pistool in Neels' hand weerhield hem ervan de belastinginspecteur naar de strot te vliegen.
‘Daarin!’ beval Neels en wees naar een bergplaats voor matrijzen.
Verwensingen spuiend liet de chef-planning zich opsluiten. Neels trok het magazijn uit de kolf van het pistool en nadat hij de kogel die schietklaar in de kamer zat emit had verwijderd, wierp hij het lege wapen door de traliedeur voor de voeten van de briesende Broekmans. Hij keerde terug naar de plaats van het gevecht en raapte zijn sporttas op.
Het patroonmagazijn met de kogels gooide hij in de ideeënbus voor hij via de achterdeur de fabriek verliet.
De honden sliepen nog.
Behoedzaam zocht hij zich een weg tussen de containers en opgestapelde laadborden naar de omheining. Hij vroeg zich af hoe Broekmans zo precies had geweten waar hij zich bevond. Toen herinnerde hij zich dat Nora hem had verteld dat er ook monitoren voor de camerabewaking in Broekmans' woning stonden. Al zijn inspanningen om buiten het opnamebereik van de camera's te blijven, hadden tot niets geleid. Het flitslicht van zijn fototoestel had hem verraden.
Op het moment dat hij het poortje in de omheining bereikte, besefte hij opeens dat Broekmans geen donkere zeemanstrui had gedragen, maar een bontgekleurd wollen hemd en dat hij een rode honkbalpet op zijn hoofd had.